Door Dascha Düring (Docent-onderzoeker Universiteit Utrecht)

De opening van het academisch jaar aan de Universiteit Utrecht stond in het kader van het thema Dare to Dream – of gewoon in het Algemeen Beschaafd Nederlands: Durf te Dromen. Een gedurfd thema, opgeluisterd door dito gedurfde speeches van de voorzitter van het college van bestuur en de minister van OCW. Gedurfd, maar ook een beetje schizofreen.

Door het hele land wordt tijdens de opening van het academisch jaar traditioneel een perspectief op de toekomst geschetst, waarin bijvoorbeeld inhoudelijke koerswijzigingen maar ook grootschalige bezuinigingen worden aangekondigd. Het afgelopen jaar was tumultueus vanuit het perspectief van de academie: de verschillende studentenprotesten en de discussie omtrent de Nationale Wetenschapsagenda hebben een sfeer van onzekerheid gecreëerd, en binnen die context is het vervolgens extra spannend hoe Marjan Oudemans (voorzitter van het CvB) en minister Jet Bussemaker zich de toekomst van de Nederlandse universiteit voorstellen.

Verrassend genoeg vertoonden de voorstellingen van Oudemans en Bussemaker sterke overeenkomsten. Meest opvallend was misschien wel dat beide dames zichzelf een uitstapje naar de filosofische antropologie permitteerden. ‘Creativiteit is een belangrijke bron van innovatie, onderscheidt ons van robots en is wat een mens een mens maakt’ stelde Oudemans. Ook Bussemaker had het over kunstmatige intelligentie, en onderscheidde mensen van robots op basis van hun capaciteiten tot samenwerken, creativiteit, en flexibiliteit, en voegde daaraan toe dat universitair docenten deze vermogens moeten cultiveren in hun studenten – de bright minds die moeten zorgen voor een better future. Geconfronteerd met een onzekere toekomst, lijkt Bildung weer onderdeel te worden van de manier waarop de universiteit haar eigen taak begrijpt.

Er zitten echter wel haken en ogen aan de manier waarop de bestuurders zo’n ideaal van zelfontwikkeling – Bussemaker sprak over het cultiveren van een ‘moreel kompas’ – begrijpen. En dit wordt duidelijk als we even stil blijven staan bij het zogenaamde onderscheid tussen robots en mensen zoals Oudemans en Bussemaker dat zien.

Beiden lijken de intuïtie te willen articuleren dat er iets speciaals is aan de mens: een vermogen, eigenschap of kwaliteit, iets wat zowel de mensheid als specifieke mensen uniek maakt. Anders zou het hele idee van zelfontwikkeling natuurlijk ook onbegrijpelijk zijn. Maar het is dubieus om simpelweg te stellen dat ‘wat de mens de mens maakt’ zijn creativiteit, flexibiliteit en samenwerkingsvermogen is – geavanceerde robots kunnen zulke capaciteiten immers ook ontwikkelen. De vraag naar het uniek menselijke is dus een stuk ingewikkelder.

De vraag ‘Wat is de mens?’ is een vraag waar denkers zich al millennia het hoofd over breken, en waarvan Immanuel Kant ooit zei dat dit eigenlijk die vraag was waar alle andere mogelijke vragen uiteindelijk naartoe zouden leiden, zoals alle wegen naar Rome. En juist ook huidige ontwikkelingen in de kunstmatige intelligentie onderstrepen dat een eenduidig antwoord op deze vraag ontbreekt.

Natuurlijk hadden noch Oudemans noch Bussemaker de pretentie om tussen neus en lippen door een van de oervragen van de geesteswetenschappen te beantwoorden. Maar de gemakzucht waarmee deze vraag eventjes de revue passeert is typisch. Want juist de gehele geesteswetenschappen, de humanities, draaien om deze vraag! Disciplines zoals literatuurwetenschappen, filosofie, maar ook de talen en geschiedenis, zijn allemaal op hun eigen manier bezig met het bestuderen van “geestesproducten” – met menselijk zelfbegrip en cultuur.

De manier waarop de collegevoorzitter en de minister in enkele bijzinnen door de oervraag van de geesteswetenschappen heen fietsen, zonder überhaupt naar de grootste faculteit van de UU te verwijzen, toont aan hoezeer zij naar de universiteit kijken vanuit het perspectief van de bètawetenschappen – als een instituut dat primair gericht is op het oplossen van problemen en het beantwoorden van vragen. En laat het hele idee van Bildung daar nu juist niet over gaan.

Elke vorm van Bildung binnen een academische context die níet dogmatisch van aard is, zou belang hechten aan de zelfontwikkeling van studenten als unieke individuen. Dat betekent, in Bussemaker’s termen, níet mensen opleiden om een moreel kompas te ontwikkelen dat een bepaalde ideologische richting uitslaat, maar om studenten te stimuleren te bepalen waar zij zelf staan. Oudemans en Bussemaker hebben volledig gelijk dat het heel belangrijk is dat studenten creatief moeten leren nadenken, flexibel leren zijn, en leren samenwerken. Maar bovenal moeten studenten leren nieuwsgierig te zijn en de goede vragen te stellen. De kwaliteit van elk antwoord is afhankelijk van de kwaliteit van de vraag die gesteld wordt. En het stellen van een goede vraag is minstens even moeilijk als het vinden van een goede oplossing.

Dat betekent dat Bildung primair tot het domein van de geesteswetenschappen behoort – tot de disciplines die niet in eerste instantie gefocust zijn op het oplossen van problemen, maar eerder op het stellen van vragen. Op het bevragen van situaties die velen voor lief nemen, op het kritisch analyseren van praktijken die velen als juist bestempelen, en op het ontwerpen van nieuwe manieren van kijken naar instituties die velen als onvermijdelijk beschouwen. Op het onderwijzen van hun studenten in nieuwsgierigheid.

Wilt u Bildung, mevrouw de collegevoorzitter, mevrouw de minister? Dan is het schizofreen om te werken met een beeld van een louter oplossingsgerichte universiteit. Droomt u liever van een academie waar alle studenten onderwijs in de geesteswetenschappen volgen.


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. nee: Bildung vraagt om opvoeding en goed onderwijs. Van peuter tot en met universiteit en meer.

Comments are closed.