Door Fleur Jongepier (Radboud Universiteit Nijmegen)

Op welke partij ga je stemmen? Wil je huisvader/moeder worden of kies je voor carrière? Heb je je als donor laten registreren?

Sommige keuzes moeten we echt ‘zelf’ maken. Tegelijkertijd vinden we het in sommige gevallen niet zo erg als onze keuzes wat gestuurd worden, en wat minder ‘onze’ keuzes zijn. Ons rijgedrag, bijvoorbeeld. Of ons koopgedrag. De WRR kwam onlangs met een rapport, met de titel Naar een Voedselbeleid, waaruit de boodschap sprak dat de overheid zich wat meer zou moeten gaan bemoeien met de keuzes van de consument. We eten namelijk te zout, te ongezond, te veel vlees, te veel zuivel, en eigenlijk gewoon überhaupt te veel. Nu weten we natuurlijk zelf ook wel dat we niet elke dag, of zelfs om de dag, vlees hoeven te eten of extra zout op onze frietjes hoeven te strooien. Maar het lukt ons niet erg goed om de gezonde consument te zijn. Nu zijn er verschillende manieren om ons koopgedrag aan te passen. Eén manier—zogenaamd nudging—verdient speciaal de aandacht omdat het zorgen oproept over de autonomie—de capaciteit om ‘zelf’ te kiezen. Wat zijn deze zorgen precies? En wat voor idee van autonomie ligt daar eigenlijk aan ten grondslag?

Onder het kopje “De Rol van de Burger” bespreekt de WRR de mogelijkheid tot het zogenaamd nudgen van koopgedrag. De term ‘nudge’ (letterlijk vertaald als ‘duwtje’) is bedacht door wetenschappers Thaler en Sunstein, die in 2009 een gelijknamig boek uitbrachten. Hun centrale punt is dat onze omgeving voor een belangrijk deel bepaalt wat we kiezen. De supermarktketens weten dit dondersgoed. Producten die op ooghoogte liggen worden veel vaker gekocht, en producten bij de rij voor de kassa eveneens. Een ander voorbeeld: als de broodjes kroket vooraan liggen in de kantine (zoals bij mijn universiteit helaas het geval is), dan zal het je meer moeite kosten om alsnog voor een salade te kiezen. Thaler en Sunstein beschrijven dit soort scenario’s als gevallen waarbij je keuzes gestuurd worden door wat zij noemen een ‘keuzearchitectuur’. Het belangrijkste punt om mee te nemen is dat het naïef is om te denken dat onze omgeving keuzeneutraal is. Er is namelijk altijd een ‘keuzearchitectuur’ aanwezig. Je staat dus in werkelijkheid voor een schap met saucijzenbroodjes en appels (onderop) terwijl je zachtjes geduwd wordt richting de saucijzenbroodjes. Het WRR rapport zegt hierover het volgende: “Als de overheid op dit vlak actiever gaat worden, moet dan ook wellicht eerder van contra-nudging worden gesproken, als een correctie op gevestigde praktijken.”

Als de overheid nudges gaat invoeren om gezonder te gaan eten, en wanneer je vervolgens op het station bij de Kiosk staat, dan bevindt je je dus eigenlijk in een soort getouwtrek tussen saucijzenbroodjesfabrikant-versus-overheid. Bert Wagendorp wijdde er recent een column aan in de Volkskrant, waarin hij pleitte voor een unit bestaande uit ambtenaar-gedragswetenschappers dat zich bezig zou moeten houden met het nudgen van burgers, net als dat er in Groot-Brittanië een Behavioural Insights Team bestaat: “Mij lijkt zo’n unit juist bij uitstek geschikt als tegenwicht tegen de consumentenmanipulatie door de Coca-Cola’s en McDonald’s van deze wereld — met heel wat meer dan vijftien gedragswetenschappers in huis.”

Nudging als verheffingsmechanisme?

Tot zo ver het positieve gedeelte. Wat zijn de zorgen? Ten eerste moeten we altijd in de gaten houden wat het doel is van een nudge. Wanneer het doel is om individuen te verheffen, moeten we sceptisch zijn. Dat de overheid nudges in zet om het ons makkelijker te maken om een gezond leven te leiden is één ding, ons aanzetten om vooral vette vis en quinoa te kopen (omdat de minister dit toevallig lekker vindt) is een tweede. Ter contrast: als het doel van een nudge te maken heeft met het voorkomen van verkeersslachtoffers (door nudges te bedenken waardoor je veiliger rijdt, denk aan de rode en groene smileys), dan vinden we nudges minder problematisch.

Ten tweede, en eigenlijk nog belangrijker, is dat nudges niet zichtbaar zijn. Ze werken als het ware ‘in het donker’, zonder ons medeweten. Met andere woorden: de supermarkt heeft geen briefjes waarop staat: “U wordt momenteel genudged om dit product te kopen”. Sterker nog, als er wel dergelijke briefjes bestonden, zou het effect van de nudge wegvallen. In veel gevallen weten we niet dat onze keuzes gestuurd worden, en gezien het hierbij gaat om de overheid die ons stuurt, leidt dat tot gevaren. In Maart dit jaar kwam de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling dan ook met een rapportDe Verleiding Weerstaan, waarin terecht wordt vermeld: “alleen wie de nudge doorziet, kan eraan ontsnappen.” Dat betekent ten eerste dat vooral goed geïnformeerde burgers en burgers met veel wilskracht zich kunnen onttrekken aan de nudges, en dat daar dus ongelijkheid ontstaat. Ten tweede betekent het dat mensen een kant op kunnen worden gestuurd waar ze zelf niet voor zouden kiezen. Dat is misschien bij appels versus chips of harder versus langzamer rijden niet cruciaal, maar in andere gevallen weer wel. Als voorbeeld wordt hier vaak genoemd een opt-out systeem voor donorregistratie. Zoals Anderson en Tiemeijer in datzelfde rapport stellen: “Bij nudging worden mensen minder dan bij de andere instrumenten behandeld als autonoom subject, maar meer als een ding dat men buiten de wil en het bewustzijn van dit ding om een bepaalde kant op kan sturen, mits men de juiste bewegingswetten van het ding kent.”

Met andere woorden: hoewel de overheid nudging kan inzetten om het maken van onze eigen keuzes te vergemakkelijken (door tegenwicht te bieden op de nudges van de McDonald’s), vormt het nudgen tegelijkertijd ook een gevaar voor onze autonomie, in zoverre de overheid ons eigenlijk behandelt als objecten die gestuurd moeten worden, in plaats van subjecten die zelf keuzes maken. De keuze om gezond te eten is, als het gaat om een gestuurde keuze, niet echt ‘de onze’.

Wanneer is een keuze echte ‘de jouwe’?

We bevinden ons echter al snel op glad ijs wanneer we willen definiëren wat een ‘eigen keuze’ precies betekent. Een veel gemaakte impliciete aanname is dat onze eigen keuzes gereflecteerde keuzes zijn. Wat houdt dat in? De Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman maakt een onderscheid tussen gevallen van ‘slow thinking’ (Kahneman refereert hiernaar als ‘System 1’) en ‘fast thinking’ (System 2). De meeste van onze keuzes maken we door middel van ‘fast thinking’, dat wil zeggen, zonder expliciete reflectie, en vaak onbewust. Als je tijdens een potje badminton de shuttle op je af ziet komen, sla je die terug; als er een voetganger op het voetpad loopt, wijk je uit, enzovoorts. We hebben simpelweg niet de hersencapaciteit om overal over te reflecteren of te betwijfelen. Andere keuzes daarentegen hebben onze expliciete, reflectieve aandacht nodig. Zoals of je nu een huis moet kopen, of beter even kan wachten, of je wel of geen kinderen wilt, met je baan wilt stoppen, enzovoorts (hoewel onderzoek naar ‘het slimme onbewuste’ anders suggereert, al zijn er ook de nodige vraagtekens, zie bijvoorbeeld hier.)

Een mogelijke gedachte achter de zorgen omtrent nudge-beleid met betrekking tot autonomie is dat jij eigenlijk de belichaming bent van het ‘langzame denken’, of zoals Kahneman het formuleert: “you—your System 2, the conscious being you call ‘I’”. Als de overheid nu verantwoordelijk is voor al het langzame denken, en er voor jou in de supermarkt alleen het snelle denken overblijft, dan zijn de keuzes niet echt de jouwe.

Hier zit wel iets in, maar er valt wel het een en ander aan af te dingen. Stel dat je een kind ziet verdrinken, en zonder enige reflectie op de vraag wat je moet doen, hol je erop af, en grijp je het kind uit het water. Is dit dan niet echt ‘jouw’ handeling? Puur omdat het een ongereflecteerde keuze was? Of, dichter bij huis: je komt uit bed en zet routine-matig een koffie terwijl je de krant download. Zijn dat niet jouw keuzes? Je reflecteert vermoedelijk niet elke dag op de vraag of je naar je werk zult gaan of niet. Is het feit dat je toch op je werk verschijnt om die reden niet jouw keuze?

Deze vraagtekens roepen op hun beurt nog veel meer vraagtekens op, en brengen ons al gauw in een netelige discussie over verantwoordelijkheid. We hoeven daar niet op in te gaan—het is voldoende om bij deze een paar kanttekeningen te plaatsen bij de idee dat het ‘ik’ essentieel een reflectief, bewust ‘ik’ moet zijn (voor meer, zie dit boek). Als veel van onze keuzes niet gereflecteerd zijn en niettemin duidelijk de ‘onze’, dan vervalt ook een deel van de reden om te denken dat nudgen per definitie strijd zou zijn met autonomie, omdat de keuzes die we onder invloed van nudges maken minder de onze zouden zijn.

Autonomie-bevorderende nudges

Sterker nog, in sommige gevallen kunnen nudges zelfs autonomie bevorderend werken. Nudges om gezonder te eten bijvoorbeeld. De meesten van ons willen eigenlijk best gezonder leven, maar we worden voortdurend verleid door advertenties, uithangborden en de hoogte van producten in de supermarkt. Een gezondere herinrichting in supermarkten zou het dus in wezen veel makkelijker maken om onze eigen keuzes te maken. Dat wil zeggen, die keuzes te maken die in overeenstemming zijn met je lange-termijn plannen (zoals gezonder leven, afvallen, cholesterol-niveau verlagen), en niet zozeer met de dingen die je wilt in the heat of the moment.

Maar er zijn bijvoorbeeld ook nudges om je te behoeden tegen je eigen luiheid. In Groot-Brittanië is bijvoorbeeld het aantal donoren flink toegenomen sinds dat burgers, wanneer ze bijvoorbeeld hun rijbewijs moeten verlengen, de volgende tekst te zien krijgen: “If you needed an organ transplant, would you have one? If so, please help others.” (Uiteraard het resultaat van een eerder uitgevoerde trial door bovengenoemde nudge-unit.) Er zijn veel mensen die orgaandonor willen zijn, maar die simpelweg te lui zijn (‘van uitstel komt afstel’). Burgers hieraan herinneren kan dus een manier zijn om hun autonomie te ondersteunen. Kortom, als nudges worden ingezet met als doel om de mogelijkheidsvoorwaarden van autonomie te vergroten, dan hoeven we voorlopig niet bang te zijn dat Den Haag er met onze autonomie vandoor gaat.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Hele mooie conclusie! “[Nudges kunnen] dus een manier zijn om [burgers] hun autonomie te ondersteunen.”
    Ik schreef voor het vak sociale filosofie van J.H. Anderson een essay dat precies die autonomie in twijfel trekt bij (teveel) nudging: http://www.liebertee.org/2012/11/nudged-into-dependance.html
    Toch is er nog meer voor te zeggen om mensen te onderwijzen de “nudge te doorzien” in plaats van in tegengestelde richting te gaan zitten nudgen.

  2. Victor Lamme beweert dat de wetenschap al lang heeft aangetoond dat de vrije wil niet bestaat. Zo blijkt intentie (wat mensen zeggen te gaan doen) en gedrag (wat mensen daadwerkelijk doen) bijna geen correlatie met elkaar te hebben. Als je daar dan over nadenkt is het eigenlijk heel gemeen dat we met zijn allen nudging toestaan (te veel eten), terwijl we mensen wel aanspreken op de keuzes die daaruit voort vloeien (je bent dik omdat je te weinig beweegt).
    “Een keuze makkelijker maken” d.m.v. nudging moet denk ik vertaald worden in “een keuze waarschijnlijker maken”. Voedselfabrikanten maken bepaalde keuzes waarschijnlijker om zo meer winst te maken. Maar wat mag een overheid als rede gebruiken om andere keuzes waarschijnlijker te maken? Voorkomen van sterfte? Beperken van ziektekosten? Voldoen aan een morele plicht?

  3. Victor Lamme betoogt in zijn boek ‘De vrije wil bestaat niet’ uitvoerig dat de wetenschap de vrije wil niet heeft kunnen vinden. Dat is oud nieuws. Immanuel Kant ontdekte in zijn beroemde boek ‘Kritik der reinen Vernunft’ al dat je de vrije wil niet met empirisch wetenschappelijk onderzoek kunt aantonen. Kant wist echter ook dat dat niet de aangewezen methode was. Ook de kunst en de moraal onttrekken zich aan dat soort onderzoek. Victor Lamme lijkt op man die onder een lantaarn op zoek is naar een zoekgeraakte sleutel. Niet omdat hij dat voorwerp op die plaats is kwijtgeraakt, maar omdat het de enige goed verlichte plek is.
    Moderne psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat de mens op allerlei manieren in zijn gedrag wordt beïnvloed. Dat wil echter niet zeggen dat hij niet kritisch zou kunnen nadenken. De beste tegenstrategie bestaat waarschijnlijk uit goed voorlichting over de wijze waarop we ongeweten blootstaan aan reclame en andere vormen van beïnvloeding. Te beginnen in het van rijkswege gesubsidieerde onderwijs!

Comments are closed.