Door Dascha Düring (Docent-onderzoeker Universiteit Utrecht)

Bijna tien jaar na publicatie van Neil Strauss’ The Game zijn we weer terug bij af. ‘Pick-up artist’ Julien Blanc mag Singapore niet in en Thierry Baudet maakt van de gelegenheid gebruik om op thepostonline en in DWDD te verkondigen dat ‘geen diersoort zo wreed is als de jonge vrouw’. Wat moeten we hier nu weer van denken? Klopt het verwijt dat het devies van deze zelfbenoemde kunstenaars seksueel misbruik van vrouwen in de hand speelt? Is dit direct een moreel probleem? Of is er eerder iets anders aan de hand; iets dat je eerder als een gebrek aan verbeeldingskracht zou kunnen begrijpen?

Het uitgangspunt van een Strauss, Blanc, of Baudet is simpel. Vrouwen zijn tegenstrijdig, zegt Baudet tegen Matthijs van Nieuwkerk: aan de ene kant willen ze gerespecteerd worden, aan de andere kant willen een man die ze ‘pakt’ – als een holbewoner over zijn schouder gooit en zijn grot in sleept. Jongemannen moeten zich beter bewust zijn van de wetten der aantrekkingskracht en deze naar hun hand zetten om te krijgen wat ze willen. En wat ze willen, is de suggestie, is toegang tot seks met wie ze het willen en wanneer ze het willen. Als ze al te onzeker en afwachtend zijn worden ze onherroepelijk gekwetst in hun mannelijke persoonlijkheid.

Er zit zowel iets tegenstrijdigs als iets infantiels in dit verhaal. Als het ook maar op basaal niveau uitmaakt op wie de seksuele lust wordt geprojecteerd, zijn versiertrucjes in de categorie ‘pak een vrouw bij haar keel’ of ‘duw haar naar je kruis’ niet de juiste manieren om te krijgen wat je begeert. Als het überhaupt een verschil maakt of je seks hebt met de buurvrouw, de barvrouw, of de dame die elke avond het nieuws voorleest, zit er een persoonlijke dimensie aan het lustobject. Als dit geen enkele rol speelt zijn objecten van seksuele lust volstrekt inwisselbaar – en is het ook onzinnig om te denken dat je gekwetst kunt worden als één van die objecten je seks ontzegt. Het hele idee van gekwetst of onzeker kunnen worden in je seksuele verhouding tot een ander veronderstelt een specifieke ander: als het je helemaal niets kan schelen met wie je seks hebt, slechts dat je seks hebt, ben je ook niet onder de indruk als een willekeurig persoon dit niet wil. Bataille duidt dit in termen van een onderscheid tussen dierlijke lust en erotiek. Dierlijke lust gaat om simpele behoeftebevrediging, bij erotiek – waar ook flirten onder valt – speelt een persoonlijke dimensie een belangrijke rol. En als we het hebben over gekwetst of onzeker kunnen worden, hebben we het dus precies over erotiek en niet over puur dierlijke lust.

Erotische seksualiteit is dus in zichzelf ambivalent – en dat geldt voor vrouwen en mannen gelijk. Aan de ene kant is het gericht op een lichamelijke activiteit, maar tegelijkertijd is het een activiteit die je met een specifiek persoon (of personen) wilt ondernemen. Daar zit een spanning in: seksualiteit is een vorm van op een lichamelijke manier persoonlijk intiem zijn. Het is heeft dus beide lichamelijke en persoonlijke dimensies: erotiek is niet te reduceren tot lichamelijke activiteit, noch is het een vorm van intimiteit die vergelijkbaar is met bijvoorbeeld een intiem gesprek. En precies daarom is het erotische spel, het flirten, een spel: een schipperen tussen geven en nemen, geïnteresseerd zijn zonder overdadig gewillig te verschijnen, jezelf als aangetrokken te tonen zonder jezelf volledig over te geven. Erotiek maakt seksualiteit significant en uniek.

Wat Strauss, Blanc, en Baudet voorstellen is problematisch omdat ze tegelijkertijd veronderstellen dat het seksueel verlangen erotisch begrepen moet worden, en claimen dat je een vrouw moet behandelen op een manier die seksualiteit reduceert tot dierlijke aandrift. Dus in termen van wat mannen willen nemen ze aan dat het wel degelijk uitmaakt op wie de seksuele lust wordt geprojecteerd, maar in termen van hoe je vrouwen dan gewillig moet krijgen gaan ze ervanuit dat het zo’n persoonlijke dimensie helemaal niet bestaat. Dit is een een voorbeeld van de verkeerde middelen kiezen voor het doel dat je voor ogen hebt. En bovendien één die gekwetst worden eerder in de hand werkt dan andersom: als het jou uitmaakt wie het object van jouw seksueel verlangen is, en vervolgens handelt alsof deze persoon inwisselbaar is met een ander, kom je hoe dan ook bedrogen uit.

Bovendien er is nog iets raars aan de positie van deze heren, iets dat ik hierboven ‘infantiel’ heb genoemd. Wat uit al deze perspectieven blijkt is dat er mensen zijn die een probleem hebben met een traditioneel romantisch ideaal van een prins op een wit paard die zijn prinses wakker kust, waarin twee vervolgens tot in de oneindigheid lang, gelukkig, en monogaam samenleven. Je zou je kunnen afvragen waarom een probleem met zo’n uitgangspunt noodzakelijk moet leiden tot een terugkeer naar het imaginaire holbewonersperspectief. Waarom lijkt het enige alternatief van de ‘tot de dood ons scheidt’ te bestaan uit een banale en regressieve vorm van seksualiteit?

Als je kijkt naar bijvoorbeeld Goethe’s Werther, Proust’s monsieur Swann, en Svevo’s Zeno, valt op dat hetzelfde soort vraagstuk als problematisch verschijnt. Werther, Swann, en Zeno streven naar een monogame relatie met het object van hun seksueel verlangen en komen daardoor op verschillende manieren in de problemen. Werther’s liefde Lotte ‘behoort’ reeds tot een ander en hij schiet zichzelf uiteindelijk door zijn hoofd omdat hij dit niet kan accepteren; Swann moet zijn intellectuele en esthetische gevoeligheid opgeven om persoonlijk te kunnen worden met de platte Odette en wordt een barbaar; Zeno trouwt de zuster die hij juist níet wil en ziet zichzelf daardoor als eeuwig gerechtvaardigd om vreemd te gaan. Goethe, Proust, en Svevo zijn uiterst kritisch over hun hoofdpersonages, en op een bepaalde manier zou je deze auteurs kunnen lezen alsof ze eenzelfde probleem op de kaart willen zetten. Namelijk: hoe kunnen wij interpersoonlijke relaties denken die een erotische dimensie hebben, zonder dat wij direct vervallen in een traditioneel begrip van romantiek noch teruggrijpen naar een onpersoonlijk concept van lichamelijk verlangen? Zijn er romantische relaties denkbaar die niet puur instrumenteel van aard zijn, maar ook niet slechts ingevuld kunnen worden in een traditioneel kader van monogamie?

Hierin is de Westerse literaire wereld de afgelopen honderd jaar niet veel verder gekomen. En misschien is dat juist het probleem. Ik wil niet stellen dat er iets ‘mis’ is met verbeeldingen van menselijke relaties in termen van monogamie. Voor veel mensen werkt dat klaarblijkelijk prima, en daarin kunnen zij zich gelukkig prijzen. Wat ik wel wil stellen is dat diegenen die hiermee een probleem hebben – Strauss, Blanc, en Baudet bijvoorbeeld – zich niet zo infantiel en regressief moeten opstellen. Het klopt: in onze (bijvoorbeeld literaire of filmische) verbeelding hebben wij weinig positieve voorbeelden waarin alternatieve voorstellen op erotische relaties worden ontwikkeld. Maar dat betekent niet noodzakelijk dat het enige alternatief voor traditioneel monogame relaties een instrumentele benadering van seksualiteit en diens objecten inhoudt. Het zou toch denkbaar moeten zijn dat mensen een betekenisvolle erotische relatie met elkaar hebben, zonder dat hier een ‘nu-bezit-ik-jou-en-andersom-tot-wij-sterven’ aspect centraal staat?

Dat zou ik een relevant discussieonderwerp vinden. Alles wat in de richting van The Game gaat is primitief en oninteressant. Het lijkt mij ook niet zinnig zo’n perspectief te diskwalificeren door te roepen dat het seksueel misbruik in de hand werkt – dit is niet wat wordt voorgesteld. Wat wel wordt voorgesteld is een inconsistent alternatief, dat daarnaast van buitengewoon weinig verbeeldingskracht toont. Dit vind ik intellectuele armoede; en daar lijkt helemaal geen noodzaak toe. Nietzsche heeft al gewaarschuwd dat metaforen en verbeeldingen afhankelijk zijn van een bepaalde tijdsgeest en dat er een groot gevaar ligt in versleten metaforen te blijven toepassen op een situatie waar deze niet langer mee kan overeenkomen. Misschien is dit zo’n situatie.

Verder lezen

Bataille, Eroticism: Death and Sensuality

Goethe, Het Lijden van de Jonge Werther

Nietzsche: Over Waarheid en Leugen in Buitenmorele Zin

Proust, Op zoek naar de Verloren Tijd

Svevo, De betekenissen van Zeno


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Mevrouw During heeft een heel lezenswaardig artikel geschreven. Zonder op alle slakken zout te leggen valt er op haar literatuurkennis nog wel wat af te dingen. Zo zou Swann (de hoofdpersoon in proust’s Novelle ‘Un amour de Swann’) naar een monogame relatie streven en daardoor problemen op zijn hals halen. Naar mijn mening ligt de zaak toch wel een paar slagen subtieler. Het belangrijkste thema in het boek is dat de liefde van Swann voor Odette wordt gevoed door verlangen. Op het moment dat de relatie zich zou bestendigen, bijvoorbeeld in een huwelijk, zou het verlangen doven, waarna de liefde zou afvlakken en misschien wel geheel verdwijnen. Op bladzijde 150 komt een zeer representatieve passage voor. Als volgt: “Pourtant il se doutait bien que ce qu’il regrettait ainsi, ce’ était un calme, une paix qui n’auraient pas été pour son amour une atmosphère favorable. Quand Odette cesserait d’être pour lui une créature toujours absente, regrettée, imaginaire; quand le sentiment qu’il aurait pour elle ne serait plus ce même trouble mystérieux que lui causait la phrase de la sonate, mais de l’affection, de la reconnaissance; quand s’établiraient entre eux des rapports normaux qui mettraient fin à sa folie et à sa tristesse, alors sans doute les actes de la vie d’Odette lui paraîtraient peu interéssants en eux mêmes….

Comments are closed.