Door Eric Schliesser (Hoogleraar Universiteit van Amsterdam)

Allereerst, ik hoop dat de Franse politie de moordenaars (en ook hun geldschieters en handlangers) van de redactie van Charlie Hebdo zo snel mogelijk te pakken krijgt en voor het gerecht weet te slepen. Deze terreurdaad lijkt zeer goed voorbereid, en het is een urgente zaak dat deze terreurgroep geen kans krijgt om meer slachtoffers te maken. Ik leef bovendien mee met de nabestaanden van de slachtoffers. En voordat ik hieronder wat kanttekeningen bij het commentaar van de dag plaats, veroordeel ik deze daad zonder kwalificaties. We zijn allemaal Charlie Hebdo.

En toch, ik lees in de kranten en onder mijn vrienden op sociale media dat de gebeurtenissen van gisteren begrepen moeten worden als een aanslag op de, en ik gebruik nu de woorden van het voornaamste doelwit onder de slachtoffers, Stéphane Charbonnier, “absolute vrijheid van meningsuiting”. (Zie het interview van 7 januari, 2013.) Nergens is die vrijheid absoluut; in Nederland kun je als politicus vervolgd worden op discriminerende en haatzaaiende uitspraken. In Frankrijk, waar je de geloofsovertuigingen van anderen in alle vrijheid mag bespotten, is al sinds 2004 een relatief ruime hoofddoekenverbod en sinds 2011 een algeheel boerkaverbod; daarmee is de vrijheid van meningsuiting van moslims al lang ernstig gehinderd. Het is dus nogal hypocriet, zoals Professor Jacob Levy (McGill Montreal) op de BBC terecht betoogt, om de vrijheid van meningsuiting te belijden en tegelijkertijd die vrijheid systematisch voor andere groepen te hinderen.

Bij de vrijheid van meningsuiting hoort ook het recht op een afwijkende mening en het recht op zwijgen. Daarentegen menen zelfs sommige filosofen dat het de plicht van woordvoerders van niet-militante moslims is om terreur-daden van militante moslims te veroordelen.* Nu is zo’n signaal inderdaad misschien om politieke en strategische redenen wenselijk (dat is een empirische zaak), maar om overtuigend te zijn moet het geen verplichting zijn. Maar ook hierin is er een opvallende asymmetrie. Je hoort nooit dat er een plicht is om geweld tegen Europese medeburgers die moslims zijn te veroordelen. Dat is niet een filosofische-gedachte-experiment; er worden de afgelopen weken met regelmaat moskeeën (in Zweden en in Frankrijk) aangevallen.

Ik wil niet ontkennen dat er misschien een plicht is om je van de handeling van een ander te distantiëren als je direct of indirect van die handeling profiteert of lijkt te profiteren. Maar daar is bij moslim-geweld geen sprake van: de overweldigende meerderheid van de slachtoffers van militante moslims zijn andere moslims. En in het geval van de Parijse terreurdaad kunnen we verwachten dat andere moslims, ook de gematigden, met meer argwaan bekeken zullen worden. Dat is ook vermoedelijk een van de gewenste neveneffecten van deze daad–om de tegenstellingen aan te wakkeren. En in het streven naar polarisatie zullen de militante moslims goede bondgenoten in veel politieke partijen vinden.

*Zie bijvoorbeeld deze open brief van mijn Gentse collega Maarten Boudry; het stuk dateert al van enkele maanden geleden, maar ik verwacht niet dat Boudry door de gebeurtenissen van deze week van gedachte is veranderd.


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

14 Comments

  1. PS: een like button zou het mogelijk maken om waardering te laten blijken, zonder een weinig aan de discussie toevoegend commentaar te hoeven publiceren!

  2. mee eens!
    Vrijheid van meningsuiting is belangrijk waar het pijn doet, waar het een minderheid betreft en waar er druk is om “iets” ervan te vinden en “je erover uit te laten”.
    Kortom, helemaal mee eens!

  3. Hoewel ik het sentiment van je stuk deel. Toch een kleine kanttekening. De reden dat het goed is als gematigde moslims expliciet afstand nemen van deze daden, is dat Toch een kleine kanttekening. De reden dat het goed is als gematigde moslims expliciet afstand nemen van dit soort daden, is dat deze daden uit naam van de islam gepleegd worden. Deze godsdienst hangen zij ook aan, en daarom is het wenselijk dat ze uitleggen waarom hun godsdienst dit soort daden niet rechtvaardigt. Wanneer een willekeurige Europeaan een moskee in de brand steekt doe hij dit niet per se uit naam van een groep waar ik deel van uit maak. Vermeld de brandstichter echter duidelijk dat hij zijn daad verricht uit naam van, bijvoorbeeld, alle academische filosofen van Nederland, dan voel ik wel degelijk de plicht om mij van deze daden de distantiëren.

  4. Dank voor je reactie Niels. Echter jij (noch Boudry) hebt niet het recht om voor een ander te beslissen hoe zij hun eigen groepskeuzes en identiteiten zien en aan jou (en anderen) te moeten rechtvaardigen. (Je hang hierin een soort logica aan dat we kennen — misschien is het voor jouw tijd — van de uitwassen van het communisme en McCarthyisme.) Dat recht zelf te mogen bepalen wanneer je voor je groepskeuze uit wilt komen, daar draait het juist om in de vrijheid van meningsuiting. (Het is trouwens ook heel onbeleefd want je eist van een ander het soort moed dat we normaal gesproken niet van elkaar verwachten–en onder Nederlandse academische filosofen heel erg ver te zoeken is.)
    Je claimt dit recht, om te kunnen bepalen wanneer je een groep als relevant ervaart, notabene zelf — jij ziet de brandstichter niet als iemand die uit jou naam spreekt –. Zoals ik in mijn stuk zeg, Boudry (noch zover ik weet jij) loopt zich niet dagelijks te distantiëren van de willekeurige wandaden die Europeanen en hun overheden her en der plegen (of ze jou naam er bij noemen is dan trouwens minder relevant). Hier ziet juist het selectieve.

  5. Niels, in aanvulling op wat Eric’s commentaar op jouw reactie: de moorden werden niet uit naam van “alle Moslims” gepleegd, maar uit naam van Allah. De vergelijking met “alle academische filosofen van Nederland” gaat daardoor maar ten dele op.
    Dit gezegd hebbende, je reactie lezende vroeg ik me af hoe je “goed” en “wenselijk” precies bedoeld. Eric heeft het over het morele rechten en plichten, zoals het recht op vrije meningsuiting en het recht om te zwijgen. Jij hebt het in eerste instantie over “de reden dat het goed is” en “het is wenselijk.” Je zegt er niet expliciet bij dat je “goed” en “wenselijk” in morele zin bedoeld, maar de context (met name het feit dat je op een morele stellingname reageert) suggereert dat natuurlijk wel. Bedoel je het inderdaad zo?
    Je zegt “vermeld de brandstichter echter duidelijk dat hij zijn daad verricht uit naam van, bijvoorbeeld, alle academische filosofen van Nederland, dan voel ik wel degelijk de plicht om mij van deze daden de distantiëren”
    Is die plicht ingegeven door morele overwegingen of door jouw sterke identificatie met de groep ‘alle academische filosofen’?
    Met andere woorden bedoel je te zeggen “wanneer iemand namens een groep/instituut/symbool waarmee zij zich identificeert daden pleegt die zij verafschuwt, dient zij zich expliciet te distantiëren” of “indien iemand namens een groep/instituut/symbool waar ik mij mee identificeer daden pleegt die ik verafschuw heb ik de wens en neiging mij daarvan te distantiëren?”.
    Of wel: gaat het je om een uiting van morele afkeuring jegens gematigde moslims die zich niet expliciet distantiëren of om een uiting van onbegrip jegens deze mensen? Of misschien om een uiting van morele afkeuring die meer door onbegrip is ingegeven dan door morele overwegingen?

  6. Oops. Ik zie nu dat heet in ““wanneer iemand namens een groep/instituut/symbool waarmee zij zich identificeert daden pleegt die zij verafschuwt, dient zij zich expliciet te distantiëren” niet duidelijk is waar ‘iemand’ en ‘zij’ naar verwijzen.
    Duidelijker is: “iemand die zich met een groep/instituut/symbool identificeert dient zich expliciet te distantiëren van daden die namens deze groep/dit instituut/dat symbool gepleegd worden als zij deze daden verafschuwt”

  7. Een korte reactie op Eric en Arno:
    Het is Arno terecht opgevallen dat ik in mijn reactie geprobeerd heb het woord “plicht” te vermijden. Zoals ik al zij ben ik het met de teneur van het stuk eens, en ik vind dan ook zeker niet dat ik het “recht heb om voor anderen te bepalen” of, wanneer en hoe zij zich voor het gedrag van anderen moeten bepalen. Mijn claim was slechts dat het deugdzaam is als een gematigde moslim zich wel van deze daden distantieert. Zoals Aboutaleb dat bijvoorbeeld deed.
    Mijn kanttekening bij Erics stuk is misschien meer een toevoeging. Ik probeerde een verklaring te geven voor de “opvallende asymmetrie” waar hij op duid.
    Tot slot in reactie of Erics reactie. Ik claim geen enkel recht “om te kunnen bepalen wanneer je een groep als relevant ervaart”, maar tevens is het niet zo dat iedereen dit altijd voor zichzelf kan bepalen, dit wordt ook bepaald door de huidige maatschappelijke context. En gezien de populariteit van een generiek het anti-islam sentiment leven we blijkbaar in een samenleving waar men slecht in staat is gematigde van extremistische moslims te scheiden.

  8. Niels, ik schreef “nu is zo’n signaal inderdaad misschien om politieke en strategische redenen wenselijk (dat is een empirische zaak),” dus waar is die kanttekening van jou eigenlijk een kanttekening op?
    Hoe dan ook, je doet alsof een samenleving gegeven is, Niels, maar onderkent niet dat jouw articulatie van de deugd tot die samenleving bijdraagt. Ik zie niet waarom het een doel van een Liberale samenleving hoort te zijn om gematigde en extremistische moslims te kunnen scheiden. (Hint: het doel is wetshandhaving; vrijheid, recht, enz.) En als je al in die termen wilt denken dan lijkt het me beter dat we strategieën proberen te verzinnen die wetsovertreding voorkomen (en zo nodig straffen). Door van anderen mensen te eisen (moreel, politiek, deugd, enz.) dat ze op een bepaalde manier kleur te bekennen, behandel je ze niet als gelijken of als partners.
    Ten slotte, jouw ‘verklaring’ is te gemakzuchtig omdat je de politieke en psychologische mechanismen die bij de asymmetrie betrokken zijn volledig buiten schot laat.

  9. Eric, terecht stuk. Maar je opmerking over hypocrisie herlezend, heb ik toch een bedenking. Ik denk dat de huidige enorme support voor de vrijheid van meningsuiting zoals beleden door Charlie Hebdo mede voortkomt uit het soort geweld dat jegens de medewerkers van het tijdschrift is gebruikt. Toegegeven, ook bijvoorbeeld een boerkaverbod zou je als geweld kunnen zien, maar dan toch geïnstitutionaliseerd geweld, gepleegd door een democratische rechtsstaat (wat je daar ook van mag denken). Hier lijken de daders het ‘recht’ in eigen hand te nemen en wel op gruwelijke wijze. Ik vermoed daarom dat de Charlie Hebdo supporters die het geïnstitutionaliseerde geweld niet schuwen daarmee niet altijd hypocriet hoeven te zijn, omdat zij zich niet, althans niet alleen verzetten tegen het feit dat de daders ‘protest’ hebben aangetekend tegen in hun ogen beledigende cartoons, maar vooral (of ook) tegen de manier waarop zij dat hebben gedaan.

  10. Koen ik vind het heel mooi zoals je jouw bedenking formuleert. Er is inderdaad een relevant verschil tussen geïnstitutionaliseerd geweld en geweld in eigen hand nemen. Mee eens. Daarmee is niet gezegd dat de een altijd beter is dan de ander–dat ligt echt aan context en de feiten. Zoals ik in mijn stuk zeg, ik veroordeel zonder voorbehoud de terreurdaden van afgelopen week. Charlie Hebdo waren heel moedig en hebben een vreselijke prijs betaald. Maar ik zou ook graag zien dat de verdedigers van het vrije woord de denkbeelden en geloofsovertuigingen van anderen ook publieke ruimte laten.

Comments are closed.