Door Jozef Keulartz (Emeritus bijzonder hoogleraar Duurzaamheid Radboud Universiteit Nijmegen)

In de Trouw van 7 januari j.l. verdedigt Willem Vermaat de stelling dat dieren allerminst gebaat zijn bij maatregelen die hun welzijn beogen te verbeteren, maar dat zij pas werkelijk geholpen zijn met volledige bevrijding. In een reactie in de Trouw van 15 januari betoogt Frank Meijboom terecht dat de ‘volledige bevrijding’ die Vermaat voorstaat het einde zou betekenen voor alle gehouden diersoorten. Maar zo’n totale bevrijding zou ironisch genoeg ook de doodsklok luiden voor veel wilde diersoorten.

Deze soorten raken wereldwijd steeds meer in de verdrukking als gevolg van ecologische veranderingen, zoals de versnippering van leefgebieden en de verschuiving van klimaatzones. Hele populaties worden gedwongen hun oorspronkelijke leefgebied te verlaten om – op straffe van uitsterving – hun heil elders te zoeken. Bovendien leiden het toenemend handelsverkeer en toerisme ertoe dat veel diersoorten zich eveneens als ‘globetrotters’ gaan gedragen.

Omdat dierpopulaties als gevolg van deze globale processen op drift geraakt zijn, schiet de traditionele hands-off benadering om natuur te behouden en te beschermen tekort. Deze benadering heeft dan ook plaatsgemaakt voor een meer interventionistische benadering. Als gevolg van deze verschuiving vinden er steeds meer conflicten plaats tussen wildbeheerders en dierenactivisten.

Een voorbeeld is het verzet van dieractivisten tegen het beleid rond invasieve soorten die een bedreiging kunnen vormen voor inheemse soorten en ecosystemen. Denk maar aan de uit Azië afkomstige huiskraaien, die in 1994 per schip in Hoek van Holland arriveerden. Tegen het besluit van het ministerie van LNV om een einde te maken aan de kolonie van huiskraaien ontstond veel verzet. De Faunabescherming zou dit besluit tot de Raad van State toe juridisch aanvechten. Ook werd er een plaatselijk Comité Huiskraaien Onderduik opgericht, dat de ‘razzia tegen exoten’ fel hekelde.
Een ander strijdperk waarop wildbeheerders en dierenactivisten elkaar in de toekomst regelmatig zullen treffen is begeleide migratie.

Daarbij gaat het om populaties die in hun oorspronkelijk gebied tot uitsterven gedoemd zijn maar niet op eigen kracht naar beter geschikte gebieden kunnen verhuizen. Onderzoek heeft aangetoond dat dieren die daarbij geholpen worden chronische stress ervaren gedurende alle stadia van het proces, van het vangen nemen en gevangen houden tot het transporteren en introduceren in het nieuwe leefgebied. Dit tot ongenoegen van dieractivisten die zo’n welzijnsreductie onacceptabel vinden.

Nog weer een ander, al wat ouder strijdtoneel is de dierentuin, die in toenemende mate een rol vervult bij het behoud van bedreigde diersoorten. Naarmate het beheer van in-situ populaties (in het wild) als gevolg van de boven beschreven globale processen aan effectiviteit inboet, wint het beheer van ex-situ populaties (in gevangenschap) aan belang. Tegelijkertijd zien we dat dierenactivisten hun pijlen steeds meer op de dierentuin richten. Na het circus is het nu de beurt aan de dierentuin om haar poorten voor wilde dieren te sluiten.

Om te begrijpen waar het bij deze conflicten in de kern om draait, moeten we een blik werpen op het filosofische debat tussen dierethici en milieuethici dat rond 1980 losbarstte en tot heden voortwoedt. Dierethici, zo blijkt, kennen alleen maar intrinsieke waarde en morele status toe aan individuele dieren, niet aan collectieve entiteiten zoals soorten of ecosystemen. Soorten hebben geen enkel recht, ook niet op overleven, aldus Tom Regan, die vanwege zijn theorie van dierenrechten populair is onder dierenactivisten. Milieuethici daarentegen, beschouwen individuele organismen als delen van een groter geheel, zoals populaties, soorten of ecosystemen. Zij zijn, net als de meeste wildbeheerders, van mening dat individuen ondergeschikt zijn aan soorten en niet omgekeerd.

Terwijl de conflicten tussen wildbeheerders en dierenactivisten in de toekomst alleen maar zullen toenemen, lijkt de kloof tussen hun uiteenlopende visies te groot om overbrugd te kunnen worden. Tenzij men in staat is om zoiets als een ‘dubbele visie’ te ontwikkelen, waarbij zowel de individualistische dierethiek als de holistische milieuethiek in de beoordeling betrokken wordt. Pas dan zal het mogelijk zijn een moreel aanvaardbare balans te vinden tussen het belang van dierenwelzijn en dat van soortbehoud.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. De vraag die zich opdringt, is of het debat tussen dierethici en milieuethici valt te vertalen naar de mensenwereld. Hebben volkeren of culturen rechten waaraan de rechten van individuen ondergeschikt zijn? Mogen individuele mensen worden opgeofferd voor het behoud van een cultuur? Mijn antwoord is nee, wat ook mijn positie bepaalt in het debat tussen dierethici en milieuethici zoals je dat noemt. Waarmee niet is gezegd dat soorten geen bijzondere waarde kunnen hebben. Dat is echter een andere waarde dan de waarde van het individu als doel in zichzelf.

    1. Interessante vraag, Marc. Volgens mij vinden we in de mensenwereld wel degelijk dat soms mensen ‘opgeofferd’ mogen worden aan het belang van een volk of staat of cultuur. Waarom hebben we anders legers en sturen we soldaten de dood in? Natuurlijk kan het dat je het daar ook niet mee eens bent, maar dat vergt toch wel enige onderbouwing. Overigens gaat het in het dieren-voorbeeld niet meteen om opofferen in de zin van doden, maar om het accepteren van verminderd welzijn en/of verminderde vrijheid.
      Een interessante vervolgvraag, als we de vergelijking tussen dieren- en mensenwereld doortrekken is de volgende: mensen offeren zich soms vrijwillig op voor hun volk, groep of soort. Zouden we bij dieren een vergelijkbare opofferingsgezindheid mogen veronderstellen?

      1. Dank je voor je prikkelende reactie. Nu weet ik niet of de parallel met het leger opgaat. Misschien valt er iets te zeggen voor een leger met als doel een groter aantal individuele slachtoffers te voorkomen. Het lijkt me echter een kwalijke zaak om soldaten de dood in te sturen voor het behoud van een cultuur of een land los van het belang van de individuele personen die die cultuur of dat land vormen. Waarmee niet is gezegd dat er niet velen zijn die vinden dat mensen daadwerkelijk aan een cultuur of vlag mogen worden geofferd.
        In het geval van de huiskraaien dat Jozef noemt, ging het om het bewust uitroeien van deze uitheemse dieren ter bescherming van inheemse vogelsoorten. Ik vertaal dat voorbeeld liever niet naar de ‘mensenwereld’.
        Of we bij dieren opofferingsgezindheid mogen veronderstellen? Ik zat lang te denken over het woord ‘mogen’. Bedoel je of het waarschijnlijk is dat ze het hebben of dat ze het behoren te hebben? Sommige soorten vertonen inderdaad opofferingsgezind gedrag, hoewel ik nooit helemaal heb begrepen hoe dat evolutionair zit.

  2. Dit is een interessante discussie, maar ik vraag me af of het hier per definitie gaat om de tegenstelling tussen dierenrechten-aanhangers en ecocentristen. Als we kijken naar het geval van de huiskraaien, en de introductie van exoten in het algemeen, zou je ook kunnen betogen dat het voor de individuele leden van oorspronkelijke diersoorten – zowel huidige als toekomstige – problematisch is wanneer zij verdrongen worden door nieuwe diersoorten. Je hoeft m.a.w. niet te veronderstellen dat de soort op zich een morele status heeft om te kunnen betogen dat je exoten zou mogen uitroeien.

  3. Mensenwereld of dierenwereld, milieuethice of dierethici, wildbeheerders of dierenactivisten.
    Voor mij is er nog een wereld boven deze onderverdeling, de ‘natuurwereld’. Zowel mensen als dieren maken hier deel van uit. De mens heeft evolutionair denkvermogen verkregen om te overleven. Door denkvermogen hebben wij als enige soort een grote verantwoordelijkheid meegekregen. Als wij ons denkvermogen gebruiken om de andere soorten te overheersen zullen wij als soort uitsterven (de mens is waarschijnlijk de enige soort die tot zelfvernietiging in staat is). Onze verantwoordelijkheid is om ons denkvermogen ook te gebruiken om zelfvernietiging te voorkomen. Wat de verschillende (actie)groepen (zouden moeten) doen is ons wijzen op onze verantwoordelijkheid als soort. Daarbij moet het doel hetzelfde zijn en de middelen kunnen verschillen.

  4. Beste Bernice, natuurlijk is het voor de leden van inheemse diersoorten pijnlijk wanneer ze door exoten verdrongen worden, maar milieuethici zullen het vaak als nog veel problematischer ervaren wanneer die inheemse diersoorten zelf met de ondergang bedreigd worden. Dierethici houden er doorgaans een conventioneel soortbegrip op na; ze beschouwen een soort als een min of meer willekeurige abstractie, een menselijke constructie, die alleen maar wetenschappelijke doelen dient. Of, zoals Dale Jamieson het ooit heeft uitgedrukt: “While there is something that it is like to be an animal there is nothing that it is like to be a species”. Milieuethici hanteren daarentegen een realistisch soortbegrip. Holmes Rolston, bijvoorbeeld, beschouwt een soort als een echte historische entiteit, een “dynamic historical lineage that can persist as a discrete, vital pattern over time”. En hij beschouwt elke extinctie dan ook als een soort ‘superkilling’ die veel tragischer is dan de dood van individuele leden van een soort.

Comments are closed.