Door Marc Slors (Hoogleraar Radboud Universiteit Nijmegen)

Afgelopen weekend nam ik deel aan een debat in de Brakke Grond, Amsterdam, over de vraag of verslaving een ziekte is. Terwijl verschillende sprekers verschillende definities van ‘ziekte’ gebruikten, of geen definitie (zoals ik zelf), werd het snel duidelijk dat de vraag niet goed te beantwoorden is—ondanks het feit dat voor en tegenstanders van het ziektemodel elkaar heftig bleven bevechten. In feite waren vrijwel alle deelnemers aan het debat het eens over een ‘in zekere zin wel en in een andere zin niet’ antwoord op de hoofdvraag. Wat hier, en in veel andere debatten, enorm geholpen zou hebben is bekendheid met het concept van een ‘lege vraag’. Meer in het algemeen zou de kwaliteit van het maatschappelijke debat flink omhoog gaan wanneer het concept ‘lege vraag’ gemeengoed zou zijn en lege vragen als zodanig herkend zouden worden.

Het concept van een lege vraag is ooit, in 1984, geopperd door de filosoof Derek Parfit in de context van de vraag wat een persoon dezelfde maakt door de tijd heen. Als mensen fysiek en psychisch sterk veranderen door de tijd heen, kan er dan een punt komen dat we denken dat iemand niet meer dezelfde is als zij of hij was? Niet figuurlijk, maar letterlijk? Sommigen denken van wel; anderen denken dat zolang het gaat om hetzelfde lichaam met dezelfde naam, het in letterlijke zin gaat om dezelfde persoon. Parfit’s punt was dat wij in theorie alles zouden kunnen weten over iemands biografie, psychisch, sociaal en lichamelijk, zonder dat we een antwoord hebben op de vraag of iemand letterlijk iemand anders is geworden. En dat maakt die vraag een lege vraag: een antwoord op de vraag of iemand letterlijk iemand anders is geworden voegt geen kennis toe aan alles wat we al weten over die persoon.

De vraag of verslaving een ziekte is, is op dezelfde manier leeg. We kunnen het eens zijn over alle feiten rond verslaving zonder dat we hebben besloten of het nu wel of geen ziekte is. Een besluit om het wel een ziekte te noemen zal een beroep doen op andere feiten over verslaving (genetische aanleg bijvoorbeeld) dan een besluit om het geen ziekte te noemen (zoals het feit dat een meerderheid van verslaafden op termijn zonder behandeling hun verslaving weet te overwinnen). Het label ‘ziekte’ voegt niets toe aan de feiten die we kennen—het benadrukt slechts sommige feiten en negeert anderen. Natuurlijk kunnen we het oneens zijn over hoe we moeten omgaan met verslaving. Maar als het label ‘ziekte’ niets aan de feiten verandert, zal het nooit een doorslaggevend argument kunnen zijn voor of tegen een bepaalde omgang met verslaving.

Sterker nog, als we niet worden afgeleid door de vraag of het gaat om een ziekte of niet—met alle emoties die daarbij gepaard gaan—is de kans veel groter dat we het gaan hebben over vragen die er echt toe doen. Het label ‘ziekte’ focust op bepaalde feiten over verslaving en negeert anderen. De discussie over verslaving en ziekte is dus eigenlijk een verkapte discussie over welke feiten over verslaving belangrijk zijn om te benadrukken. Dat heeft toch zin, zou je zeggen? Ja, maar dat kun je beter doen door de dingen duidelijk bij de naam te noemen. Heb het over het feit dat verslaving deels genetisch bepaald is, dat het brein van een verslaafde anders reageert op prikkels dan dat van een niet-verslaafde. Maar noem ook het feit dat het brein plastisch is en dat verslaafden die zichzelf van hun verslaving bevrijden een soort leerproces doorlopen waarin hun brein verandert. De neiging om dit soort feiten—en een groot aantal anderen—samen te vatten onder de noemer ‘ziekte’(of ‘geen ziekte’) is een primitief soort essentialisme, een neiging om een complexe set feiten te reduceren tot één predikaat.

Waarom zouden we dat doen? Alle deelnemers aan het debat over verslaving waren goed ingelichte, weldenkende mensen. De reden om zo fel over het label ‘ziekte’ te bakkeleien heeft niet zozeer te maken met feiten, maar met vermeend morele implicaties. Als verslaving een ziekte is, dan heeft het niet te maken met een slap karakter, dan kun je niet zo maar tegen verslaafden zeggen dat ze sterker moeten zijn. Natuurlijk is dat van belang. Maar het punt is dat tegenstanders van het ziekte model ook benadrukken dat verslaving geen kwestie van wilszwakte is (er zijn radicaal conservatieve denkers die verslaving wel gelijkstellen aan wilszwakte, maar dat is een heel kleine minderheid die afgelopen weekend afwezig was). Interessant genoeg zijn dus zowel de voor- als de tegenstanders van het ziektemodel het hierover eens. Dat is een belangrijke conclusie. Maar hoe belangrijk ook, die conclusie stond in de schaduw van de onenigheid over het label ‘ziekte’.

Het herkennen van lege vragen lijkt me een voorwaarde om vage, verwarde en te zwaar emotioneel geladen discussies te vermijden en om het directer te gaan hebben over vragen die er toe doen. Veel lege vragen gaan over grote termen met vage grenzen en emotionele of morele ladingen. Het zijn termen die debatten schijnbaar helder en duidelijk maken. Maar juist de labels die helderheid lijken te verschaffen vertroebelen het debat. Is de Islam een gewelddadige religie? Is zwarte piet racisme? Elk helder antwoord op deze vragen zal een deel van de feiten benadrukken. Maar het gaat juist om het totaalplaatje. Ja, er is veel Islamitisch geweld. En ja, het grootste deel van de Islamieten keuren dit geweld af. En voor beiden is er een basis te vinden in de Koran. Het zoeken naar de aard van dè Islam is toegeven aan een menselijk verlangen naar simpele essenties die geen recht doen aan de werkelijkheid.

En ja, zwarte piet is een karikatuur van Afrikanen met sterke verwijzing naar de slavernijperiode. Ja, er worden mensen door gekwetst. Nee, die kwetsing is niet de bedoeling van de traditie, en de meeste Nederlanders zullen beweren tegen racisme te zijn. Dit zijn een paar feiten. En zo zijn er veel meer. En opvallend genoeg worden die feiten in de discussie van een paar maanden geleden nauwelijks betwist. Natuurlijk moeten we ons afvragen wat we aan moeten met zwarte piet. Maar laten we het daarbij over die feiten hebben. We mogen argumenteren dat sommigen zwaarder wegen dan anderen. Dat het gaat om het afwegen van belangen; of juist niet, dat het gaat om principes. Maar het label ‘racisme’ zal de discussie niet verder helpen. Het voegt niets toe aan de feiten en zorgt ervoor dat een deel van de discussianten zich beledigd voelt en de hakken in het zand zet. Ook hier gaat het om een simpel label dat pretendeert te staan voor een complex aan feiten en dat die pretentie overduidelijk, en op een schadelijke manier, niet waar kan maken.

Onze debatcultuur zoals die door de media wordt vormgegeven—met een nadruk op snelheid en behapbaarheid—lijkt voor een groot deel te draaien om lege vragen. Deze vragen te herkennen voor wat ze zijn—leeg—zou ons echt verder helpen. Maar ik snap ook dat ze de entertainmentwaarde van discussies omlaag halen. Al zou dat met wat aandacht ook nog wel eens mee kunnen vallen.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

9 Comments

  1. Ha Marc! Mooi stuk, en ik ben het er zelfs grotendeels mee eens!
    Met betrekking tot het begrip “ziekte”: hier lijkt één van de relevante morele principes toch te zijn dat mensen die een ziekte hebben recht zouden moeten hebben op zorg en bovendien op zorg die aan de relevante medische standaarden voldoet. Je kunt daarom de vraag “is X een ziekte”, voor willekeurige X, niet zomaar schrappen, tenzij je het morele principe vervangt door één of meerde principes die articuleren wanneer mensen recht hebben op zorg zonder gebruik te maken van de term “ziekte”. Ik vermoed dat je dat niet kunt doen zonder toch weer begrippen te gaan invoeren die onze ideeën over ziekte op de een of andere manier voortzetten.
    In dat soort gevallen vind ik het zelf vaak handiger om de problematische term in kwestie niet zozeer te elimineren, maar juist te vermenigvuldigen, ongeveer zoals David Chalmers voorstelt in “Verbal Disputes.” Maak een onderscheid tussen ziekte1, ziekte2 en ziekte3 en probeer het er met elkaar over eens te worden dat verslaving wel een ziekte1 is, maar niet een ziekte2 en ook geen ziekte3. Vervolgens is de vraag welke van deze ziektebegrippen de relevante is voor het toekennen van recht op zorg. Daarmee ben je dan bij de werkelijke morele kwestie aanbeland.
    Hetzelfde kun je doen voor “islamitisch geweld” (het is wel islamitisch1 maar niet islamitisch2), “racisme” (implicit bias is racistisch1, zwarte piet is racistisch2, geen van beide zijn racistisch3), “vrije wil”, “verantwoordelijkheid”, enzovoorts.
    Op die manier kun je ook de fundamentele filosofische vraag in het vizier krijgen die hier op de achtergrond speelt: als we deze methode toepassen, kunnen we dan op alle vragen waarop we antwoorden nodig hebben ook een antwoord vinden puur en alleen met behulp van de feiten? Of blijven er aannames over die niet leeg zijn (want we hebben ze nodig voor de “wat moeten we hiermee” vragen) maar die ook niet louter met behulp van de feiten kunnen worden beslecht?

  2. Ha Sander,
    Inhoudelijk zou ik prima kunnen leven met je voorstel. Waar ik alleen bang voor ben is dat dit niet gaat werken in het publieke debat. ‘Ziekte 1’ en ‘ziekte 2’ zullen, ben ik bang, niet ingeburgerde begrippen worden. In het publieke debat over vrije wil heb ik vaak geprobeerd om te betogen dat er veel verschillende begrippen van vrije wil bestaan. Er is een rijke filosofische traditie die dat bevestigd, maar je ziet toch keer op keer dat interviewers en niet-filosofische debatgenoten het gaan hebben over DE vrije wil (bestaat die nou wel of niet). Ik ben langzaam tot de conclusie gekomen dat de boodschap dat er verschillende begrippen van vrije wil bestaan zo slecht overkomt dat het mij duidelijker lijkt te zeggen dat we het begrip vrije wil maar beter niet meer kunnen gebruiken (omdat iedereen er iets anders mee bedoelt). Met betrekking tot deze kwestie vrees ik hetzelfde effect: een filosoof die zegt dat er verschillende concepten van ziekte bestaan en een publiek dat vraagt of verslaving volgens jou nou wel of geen ziekte is.

  3. Ik kan me erg vinden in Sander’s reactie, maar voor mij houd dit juist in dat ik het grotendeels niet met je eens ben. De suggestie om te vermenigvuldigen ipv te elimineren heeft m.i. juist als consequentie dat het niet plausibel is bovenstaande vragen af te doen als empty questions. Eén reden is dat dit–ziekte1 van ziekte2 gaan onderscheiden–volgens mij geen reductionisme inhoudt, in tegenstelling tot Parfit, voor wie persoonlijke identiteit (en dus: ziekte) wegvalt als relevante notie. Dat lijkt, ook tussen de regels door in je stuk, voor ziekte/racisme niet op te gaan. Als het geen reductionisme is, wat is het dan wel? Parfit’s punt, zoals ik het lees, lijkt me (vooral) metafysisch. Er *is niet zoiets* als persoonlijke identiteit los van die andere feiten. Jouw punt hier lees ik eerder epistemologisch en/of pragmatisch: we krijgen niet meer *kennis*, als we al kennis hebben van die andere feiten. Dit laat volgens mij nog steeds de deur open voor de volgende reactie: misschien proberen we niet hard genoeg; misschien worden we inderdaad belemmerd door emoties, politieke stakes, enzovoort. Ik denk dus dat je gelijk hebt dat we moeten oppassen met essentialisme, maar dat betekent niet dat vragen over ziekte/zwarte piet lege vragen zijn. In tegendeel, het zijn vragen die ertoe doen, maar misschien zijn er andere, pragmatische (niet metafysische!) redenen om het anders aan te pakken. Bijvoorbeeld zoals Sander voorstelt, waarbij je ZIEKTE tacklet door het te ontleden in ziekte1, ziekte2, etc.. Net zoals Catarina op deze blog deed voor zwarte piet.
    Een ander punt is dat ik me zeer afvraag, als we ‘ziekte’ of ‘racisme’ als het ware willen omzeilen of overslaan, met welke notie we dan moeten gaan werken. Bij zwarte piet kan dat bijvoorbeeld ongelijkheid zijn. Maar waarom is dat dan geen lege vraag? Ligt hier geen regressie op de loer? Bij Parfit zijn de regress-stoppers de (zogenaamd) ‘harde’, atomistische psychologische feiten, moeten we het ziekte/zwarte piet debat ook zo gaan benaderen? Welke rechtvaardiging hebben we, als vragen over ziekte/racisme lege vragen zijn, om dat niet te doen? En is ‘expliciete’ discriminatie op basis van ras dan nog wel racisme, zo ja, waarom is die vraag dan niet leeg?
    Ter afsluiting: hoe leg je uit is wat er ‘slecht’ is aan bovengenoemde ongelijkheid zonder beroep te doen op idee dat het een andere behandeling is van mensen op moreel arbitraire gronden, d.w.z, zonder de notie van racisme? Hoe kun je ontsnappen aan morele of evaluatieve termen?

    1. PS: Ik zie nu (pas) dat onze reacties (op Sander hierboven) elkaar hebben gekruisd.

  4. Ha Fleur,
    Een deel van mijn antwoord op jouw betoog zou hetzelfde zijn als mijn reactie op Sander. Verder, om het niet te lang te maken, vind ik twee dingen belangrijk:
    1. Ik beweer niet dat ‘ziekte’ en ‘racisme’ lege termen zijn. Het gaat mij om bepaalde vragen (of verslaving een ziekte is en of zwarte piet racisme is).
    2. Ik ben het niet eens met Parfit’s reductionisme t.a.v. persoonlijke identiteit. En ik wil ook geen reductionisme verdedigen in de kwesties die ik aanroer. Wat ik wel wil doen is een soort nominalisme verdedigen. Of anders gezegd, ik wil waarschuwen tegen een neiging tot essentialisme. Niet zozeer over ‘racisme’ of ‘ziekte’, maar over verslaving, zwarte piet of de Islam. Predikaten als ‘racisme’ of ‘ziekte’ passen op eenduidige subjecten. Maar verslaving, de zwarte piet traditie en de Islam zijn niet eenduidig. Het zijn ontzettend complexe fenomenen. En daarom zijn eenvoudige predikaten misleidend. Dat was de boodschap. Het helpt dus ook niet om het ene eenvoudige predikaat (‘racisme’) te vervangen door een ander (‘ongelijkheid’). Dat ben ik zeker met je eens. Ik zou zeggen dat we de verleiding moeten weerstaan om een discussie met enkele begrippen te willen voeren. Blijft over de vraag naar normativiteit. Ik zeg daarover niet veel en ik snap dat dat vroeg of laat normnativiteit een plaats moet krijgen in dit soort debatten. Maar wat mij betreft zo laat mogelijk, d.w.z. nadat we het zo veel mogelijk eens zijn over de feiten. Voor die tijd kunnen morele oordelen averechts werken (denk aan: met deze mensen praat ik niet want ik ben geen racist).

    1. Dank je Marc, ik begrijp nu beter wat je bedoelt. Vooral het vrije wil voorbeeld helpt — ik lees hieruit dat het je vooral gaat om een pragmatische insteek (laten we proberen op andere, meer efficiente manier deze discussie aan te gaan) dan een reductionisme dat aan het concept van lege vragen kleeft.
      Je tweede punt, over normativiteit, vind ik lastiger te behappen. Het klinkt voor mij als de omgekeerde wereld om over ‘de’ feiten te spreken en zo laat mogelijk pas normativiteit/morele dimensie een plaats te geven. Volgens mij beïnvloed die laatste de eerste, en is die wisselwerking nu precies wat veel van deze heetgebakende discussies interessant maakt en ruimte biedt voor vooruitgang en kritische reflectie. De relevantie van de morele dimensie voor het bereiken va consensus over de feiten lijkt me vooral duidelijk bij vergelijkbare vragen, zoals: is homoseksualiteit onnattuurlijk? Is slavernij onwenselijk?. Vooral wanneer we ons voorstellen dat we deze vragen ergens in de negentiende eeuw stellen. Het feit dat men het (niet) eens kon worden over de feiten heeft lijkt mij te maken met het (niet) eens kunnen worden over (de rechtvaardiging van) de morele overwegingen?

  5. Het lijkt me van groot belang om in te zien dat fenomenen als ‘racisme’ en ‘ziekte’ complex zijn, en dat het opdelen van de wereld in deze categorieën kan leiden tot een eenduidig beeld. Echter, het opdelen van de discussie in twee fasen, namelijk (i) ‘het zo veel mogelijk eens zijn over de feiten’, dan pas gevolgd door (ii) morele oordelen lijkt me problematisch.
    Afgezien van het punt dat Fleur benoemde, namelijk dat hier wellicht een regressie op de loer ligt, zijn er nog twee vragen. Ten eerste de vraag in welke taal de feiten geformuleerd moeten worden. Is er een taal die waardenvrij is, waarin de feiten puur en zonder morele oordelen geformuleerd kunnen worden?
    Zelfs als we een dergelijke waardenvrije taal zouden kunnen vinden, zijn we er nog niet. Ten tweede is er namelijk nog de vraag welke feiten relevant zijn. Zo zijn de feiten die in het artikel hierboven worden aangehaald met betrekking tot verslaving feiten aangaande (het brein van) verslaafde individuen. Dit lijkt te insinueren dat we voor een goed begrip van verslaving in eerste instantie naar (bet brein van) een individu moeten kijken, en dus bijvoorbeeld niet naar omgevingsfactoren.
    In de zwarte piet discussie is dit punt wellicht nog pregnanter. Want over welke feiten moeten we het eens zijn? De historische vorming van ons beeld van zwarte piet? De intenties van mensen die Sinterklaas vieren, of van hen die zwarte piet spelen? Of moeten we kijken naar de beleving van bepaalde minderheidsgroepen? In het artikel wordt aangegeven dat de feiten in de discussie nauwelijk betwist worden. De vraag is dan ook in welk opzicht een overeenstemming over feiten zal bijdragen aan deze discussie, als niet de feiten zelf maar hun relevantie van belang is.
    Tot slot. Het woord ‘racisme’ wordt hier niet louter descriptief gebruikt. Alle participanten in het debat zijn het erover eens dat racisme voorkomen moet worden (racisten van KKK-achtige soort vallen buiten dit debat). De term racisme is hier dus niet gelinkt aan een set van feiten, en de vraag welke fenomenen wel en welke fenomenen niet onder dit predikaat vallen, maar direct aan de toekomst van de traditie. Als we immers beslissen dat zwarte piet racistisch is betekent dit de facto dat de traditie aangepast moet worden.
    Hiermee is de vraag naar het racisme in de zwarte piet discussie zeker geen lege vraag.

  6. Een korte reactie op Fleur en Jasper:
    Mijn punt is inderdaad grotendeels pragmatisch. Dat betekent enerzijds dat ik inderdaad niet wil beweren dat er werkelijk waardevrije taal bestaat waarin we het over alle feiten eens kunnen zijn. Wat ik wel wil beweren is dat heel veel discussies die heel zwaar waarde-geladen lijken zijn vaak veel minder om waarden draaien dan je zou denken. Waar ik de aandacht op wil vestigen is dat heel veel bijdragen aan discussies over zwarte piet of over verslaving—bijvoorbeeld—draaien om het vestigen van aandacht op bepaalde aspecten van verslaving of de zwarte piet traditie. Vaak is het doel daarvan niet zozeer het verdedigen van een bepaalde waarde, maar veel directer het pleiten voor een bepaalde handelswijze—bijvoorbeeld het veranderen van de zwarte piet traditie of het behandelen van verslaving als iets waaraan verslaafden geen schuld dragen. Mijn pleidooi is eenvoudig dat we het beter direct over die feiten en die omgang kunnen hebben, zonder de vaak verwarrende tussenkomst van begrippen die een discussie onnodig onhelder en emotioneel maken.
    Interessant hier is dat Jasper’s reactie eigenlijk een perfecte illustratie is van dit punt. Over verslaving vraagt hij zich af welke feiten relevant zijn. Ik noem in mijn stukje alleen brein-feiten. De reactie daarop is—terecht; het ging mij louter om wat voorbeelden—te wijzen op het feit dat omgevingsfactoren ook van cruciaal belang zijn bij het ontwikkelen en in stand houden van verslaving. Waarom is het van belang dit te noemen? Omdat het bepalend is voor de manier waarop we omgaan met verslaving. Kort gezegd: als we verslaving willen tegengaan moeten we in veel gevallen zorgen voor minder uitzichtloze situaties. De relevantie van feiten over verslaving wordt bepaald door de mate waarin ze van invloed zijn op hoe we ermee omgaan–en over die mate argumenteren en discussiëren we. Hetzelfde geldt voor de zwarte piet discussie.
    En precies dat wordt door Jasper bevestigd: uiteindelijk gaat het er in de zwarte piet discussie om of de traditie moet worden aangepast. Helemaal mee eens! Ik zou alleen zeggen: laat dàt dan ook de hoofdvraag zijn in het debat. Als je het eerst over racisme wilt hebben, dan maak je een onnodige omweg die er uiteindelijk alleen maar voor zorgt dat mensen elkaar niet bereiken. En dan stagneert het debat.

Comments are closed.