Door Sanneke de Haan (Onderzoeker Tilburg University)

De aanslag op Charlie Hebdo is in scene gezet. Ebola is ontwikkeld en verspreid door de Amerikaanse overheid om zoveel mogelijk mensen in Afrika te doden. Vlucht MH17 zou niet door de Russen, maar door de Amerikanen uit de lucht zijn geschoten. Of het toestel is helemaal niet neergeschoten, de passagiers leven nog en hebben van de CIA een andere identiteit gekregen. Michael Brown, Eric Garner, en Antonio Martin zijn door de politie vermoord om een volksopstand uit te lokken, waardoor de Amerikaanse overheid de noodtoestand kan uitroepen en Amerikaanse burgers hun wapens kan afpakken.

Het wemelt van de complottheorieën: vooral op internet kun je voor elke ‘officiële’ verklaring in de ‘reguliere media’ minstens drie alternatieve theorieën vinden. De eerste reactie op zulk soort complottheorieën is vaak: de mensen die dat geloven zijn gek. Die hebben hun gezond verstand verloren. In psychiatrische terminologie: het geloof in complotten is een waan, en zo’n waan kan duiden op een waanstoornis of op schizofrenie. Maar klopt deze eerste indruk ook: is elke aanhanger van een ‘alternatieve theorie’ per definitie gek? Het is toch juist ook belangrijk om kritisch te zijn?

Bovendien: complotten, doofpotten, en schimmige intriges bestaan. Sommige complotten die klinken als bedenksels van scenarioschrijvers in Hollywood zijn later toch waar gebleken. Zoals het onlangs door Dianne Feinstein uitgebrachte rapport over de martelpraktijken van de CIA in loodsen in Polen en in Guantanamo Bay, de stroom aan schokkende documenten van WikiLeaks, en Snowden’s onthullingen van systematische, grove privacy schendingen door de CIA. En dit zijn dan alleen nog de recente onthullingen van misstanden: deze lijst kan moeiteloos aangevuld worden met allerhande historische voorbeelden van doofpot-schandalen en illegale projecten van veiligheidsdiensten. Een bekend voorbeeld is het MK-Ultra project van de CIA in de jaren ’50 tot ’70 waarbij allerlei (illegale) experimenten werden uitgevoerd met onder andere drugs, hypnose, en sensorische deprivatie met als doel het leren beïnvloeden van iemands geest en gedrag. (Dit is waar de scenarioschrijvers van de film ‘The men who stare at goats’ hun inspiratie hebben opgedaan.) De CIA heeft verklaard dat ze allang met dit project gestopt zijn, maar er zijn uiteraard genoeg mensen die dat niet geloven.

Wie toentertijd gezegd zou hebben dat de CIA onwetende burgers LSD toediende, zou waarschijnlijk voor gek verklaard zijn. Zulke goed gedocumenteerde misstanden zaaien dus twijfel: Zijn complotdenkers gek? Of juist de goedgelovigen? Wie heeft hier eigenlijk zijn kritisch denkvermogen verloren? Zijn de niet-complotdenkers niet eerder de onnozelaars die zich als makke schapen door de media en de overheid laten manipuleren?

Manier van redeneren

Dat is precies waar complotdenkers zich vaak op beroepen. Hun belangrijkste argumentatie gaat als volgt: ‘jij denkt dat het bizar is om te denken dat ebola door Amerika ontwikkeld en verspreid is? Nou, maar project MK-Ultra is ook bizar, en dat is wel echt gebeurd.’ Dus:
(1) Y is bizar
(2) X is bizar
(3) Als X is gebeurd, dan kan alles waar zijn
(4) X is gebeurd
(5) Dus Y kan ook waar zijn

Kortom, de redenering is dat één bizarre gebeurtenis bewijst dat bizarre dingen op zijn minst waar kunnen zijn. Het bizarre karakter is op zichzelf nog geen voldoende argument voor afwijzing van de theorie. Dat klopt. Maar meestal is de suggestie sterker: de eerdere bizarre feiten worden gezien als een argument voor de aanname van de bizarre verklaring Y. Dat eerder iets bizars waar is gebleken, wordt naar voren gebracht als een aanwijzing dat dus deze bizarre intrige ook wel waar zal zijn. En die redenering klopt dan weer niet.

Wat verder opvalt aan de manier van redeneren van complotdenkers is hun aanname van welbewust, strategisch handelen van individuele personen en organisaties als verklaring voor gebeurtenissen. De dingen gebeuren niet zomaar: het zijn acties met een reden, en die reden maakt deel uit van een groter plan. Dat mensen ook ad hoc, kortzichtig, of puur uit eigenbelang zouden kunnen handelen, wordt nauwelijks in overweging genomen. En ook de rol van toeval, de mogelijkheid van een toevallige samenloop van omstandigheden, wordt gebagatelliseerd.

Motivatie van complotdenken

Waar komt de neiging tot complotdenken vandaan? Wat is de motivatie om toeval en kortzichtig handelen te negeren? In de Volkskrant van 17 december betoogt evolutionair psycholoog Mark van Vugt dat er een evolutionaire verklaring is voor de gevoeligheid voor complottheorieën: het is voor ons overleven van belang om patronen te kunnen herkennen en die neiging om patronen te zien is zo sterk dat we ook verbanden zien als ze er niet zijn.

Op individueel niveau speelt wellicht het verlangen om te ontmaskeren en het verlangen om niet voor de gek gehouden, gepiepeld te worden. En wie zich eenmaal in allerhande alternatieve theorieën verdiept, kan ook verslaafd raken aan de sensatie van nog weer een nieuwe onthulling, of de ontdekking van nog weer een ander Youtube-filmpje dat eerdere vooronderstelde intriges weer in twijfel trekt. Bovendien kan er een zelfversterkend effect optreden: de complotten voeden angst, onzekerheid en argwaan (de overheid is immers niet te vertrouwen, en het nieuws van de ‘mainstream’ media ook niet) en die angst voedt weer het verlangen om meer te weten. Kennis is tenslotte een vorm van controle. Maar angst tast het vertrouwen aan, en een basaal vertrouwen in de wereld en mensen om je heen is ook nodig om te kunnen functioneren: als je aan alles gaat twijfelen komt het hele leven op losse schroeven te staan. Dan wordt complotdenken pas echt ondermijnend. Als je niets en niemand meer vertrouwt, kan je niet meer normaal functioneren.

Basaal vertrouwen

In ‘On Certainty’ schrijft Wittgenstein dat twijfel aan alles geen echte twijfel is. Hij stelt dat we niet over alles zinvol kunnen twijfelen: dat er bepaalde aannames zijn die niet zelf ter discussie staan, maar de grondslag vormen voor ons denken en twijfelen. Zulke aannames zijn bijvoorbeeld ‘dit hier is mijn hand’ (een voorbeeld van G.E. Moore in zijn ‘Proof of an external world’), of: ‘de wereld bestond al lang voor mijn geboorte’ (ook een voorbeeld van G.E. Moore, uit zijn ‘Defence of common sense’), of: ‘auto’s groeien niet uit de aarde’. Als je daaraan gaat twijfelen, moet je werkelijk alles in twijfel trekken. En dat lijkt eerder op gekte dan op zinvolle twijfel. Hij schrijft bijvoorbeeld:

‘I, L.W., believe, am sure, that my friend hasn’t sawdust in his body or in his head, even though I have no direct evidence of my senses to the contrary. I am sure, by reason of what has been said to me, of what I have read, and of my experience. To have doubts about it would seem to me madness’ (#281)

Maar de moeilijkheid ligt natuurlijk in de vraag wat nog wel en wat niet meer zinvol te betwijfelen valt en in hoe dat onderscheid te maken:

‘Even a proposition like this one, that I am now living in England, has these two sides: it is not a mistake – but on the other hand, what do I know of England? Can’t my judgment go all to pieces? Would it not be possible that people came to my room and all declared the opposite? – even gave me ‘proofs’ of it, so that I suddenly stood there like a madman alone among people who were all normal, or a normal person alone among madmen? Might I not then suffer doubts about what at present seems at the furthest remove from doubt?’ (#420)

Is er verschil tussen kritisch denken en complotdenken?

Dat laatste citaat van Wittgenstein refereert aan de ingewikkelde kwestie: zijn zij gek, of ben ik het? Dat brengt ons terug bij de beginvraag: wanneer is het overwegen van alternatieve verklaringen een vorm van kritisch denken, en wanneer wordt het problematisch? De bizarre inhoud van een overtuiging lijkt een aanwijzing voor haar al dan niet waan-achtige karakter. Maar dat is geen waterdicht criterium. Er zijn natuurlijk duidelijke gevallen: als een overtuiging simpelweg fysiek onmogelijk is, moet het wel een waan zijn. De DSM-5 (een diagnostisch handboek voor de psychiatrie) geeft als voorbeeld van zo’n bizarre waan de overtuiging dat de eigen organen zijn omgewisseld met andermans organen zonder dat daarbij verwondingen of littekens zijn achtergelaten. Dit is geen kritisch denken, dat is duidelijk. Maar lang niet alle gevallen zijn zo duidelijk. We zagen al dat wat op het eerste gezicht onwaarschijnlijk lijkt, toch waar kan zijn. Denk aan klokkenluiders als Edward Snowden en in eigen land Arthur Gotlieb. Snowden’s voorzichtigheid en zijn vlucht uit de VS waren geen paranoïde vervolgingswanen maar accurate inschattingen van het risico dat hij liep en nog steeds loopt. Het zou de CIA goed uitkomen als ze Snowden tijdig voor gek hadden kunnen laten verklaren.

Aan de psychiatrie de taak om dissidenten en anderszins afwijkende ideeën of gedrag te onderscheiden van psychiatrische stoornissen. In de DSM-5 definitie van psychiatrische stoornissen wordt uitdrukkelijk gesteld dat sociaal afwijkend gedrag (politiek, religieus, of seksueel) en conflicten tussen een individu en de maatschappij geen stoornissen zijn – tenzij dat gedrag of conflict het gevolg is van een ‘disfunctie’ in het individu. Moeten psychiaters dan als rechercheurs gaan uitspitten of iemands overtuigingen overeenstemmen met de werkelijkheid? Nee, dat kan natuurlijk niet. Behalve moeilijk te onderzoeken, lijkt het criterium van wel of niet waar, sowieso te simpel. Stel bijvoorbeeld dat iemand volkomen geobsedeerd is door het vermeende overspel van zijn vrouw. Dag en nacht is hij er mee bezig: hij ziet in alles tekenen en aanwijzingen voor haar bedrog. In dat geval is de obsessie ziekelijk, ongeacht of de vrouw nu wel of niet overspel heeft gepleegd. Zelfs als zou blijken dat zij inderdaad vreemd is gegaan, dan nog is zijn reactie zorgwekkend. We moeten dus op zoek naar andere criteria.

Een in de psychiatrie belangrijke afweging is in hoeverre iemand lijdt onder zijn of haar conditie en/of in zijn of haar alledaagse functioneren wordt beperkt door die conditie. Als het bezighouden met intriges en complotten iemands leven zo gaat beheersen dat zijn of haar sociale leven of werk eronder lijdt, zou dat een belangrijke aanwijzing voor een psychiatrische stoornis kunnen zijn. Maar ook dit criterium is niet waterdicht: bij Edward Snowden en Arthur Gotlieb beheerst respectievelijk beheerste het hun leven immers ook. En anderzijds zijn er ook complotdenkers die zelf niet lijden onder hun obsessies en die bovendien nog prima kunnen functioneren. Zij lijden wellicht aan het onbegrip van hun omgeving, die hun preoccupaties niet deelt.

Zijn er andere criteria om kritisch denken van wanen te kunnen onderscheiden? Behalve de inhoud van de overtuiging is vooral de manier waarop iemand zich tot die overtuiging verhoudt van belang. Is iemand nog in staat om zijn of haar opvattingen te relativeren, om er afstand van te nemen, om open te staan voor andere verklaringen? Hoe flexibel is iemands denken? Leidt nieuwe informatie nog tot heroverwegen, of wordt alles bij voorbaat geduid in het kader van de veronderstelde intrige? Kortom: het is problematisch als de alternatieve theorie zelf een tunnelvisie wordt (waar complotdenkers anderen juist van beschuldigen).

Boycotten is geen oplossing

Zouden we op de één of andere manier kunnen voorkomen dat mensen in de greep raken van een ongebreideld complotdenken? In het bovengenoemde artikel in de Volkskrant pleit Van Vugt voor een boycot op complottheorieën. Hij schrijft: ‘Vanwege de besmettelijkheid en het gevaar voor de psychische volksgezondheid zouden we eigenlijk moeten aansturen op een quarantaine van het complotvirus, te beginnen in de nieuwsmedia in Nederland’. Maar is complottheorieën boycotten of zelfs verbieden niet nog veel gevaarlijker? Als media geen alternatieve theorieën zouden mogen aanvoeren, of als je zelfs strafbaar bent als je openlijk twijfelt aan de officiële lezing van een gebeurtenis, wat is dan nog het verschil met de censuur van een dictatuur? De controlerende macht van kritische onderzoeksjournalisten en de vrijheid van meningsuiting van burgers zijn nu juist een groot goed voor een vrije democratie.

Het belang van het openhouden van alternatieve, op het eerste gezicht ‘complot-achtige’ theorieën blijkt bijvoorbeeld uit de gang van zaken in het proces van Lucia de B. De vasthoudende kritische aanpak van de filosoof Ton Derksen (zie zijn boek: Lucia de Berk: reconstructie van een gerechtelijke dwaling) heeft er mede voor gezorgd dat haar vonnis herzien is. Je moet er niet aan denken dat zulke kritiek op justitie verboden zou worden. Sterker nog; een democratische overheid zou haar kritische denkers moeten beschermen, juist ook waar haar eigen diensten in het geding zijn. En het gevaar is dat met het boycotten van complotten ook de openheid voor het zo noodzakelijke kritisch denken, voor het kritisch doorlichten van de verhalen van de machthebbers ook op de tocht komt te staan. Denk aan het machtsmiddel dat zo’n verbod of boycot zou bieden aan mensen zoals Poetin: het perfecte middel om kritische journalisten de mond te snoeren. Bovendien is het überhaupt de vraag of een boycot de mensen helpt bij wie het spitten naar intriges en complotten ziekelijke vormen aanneemt.

Er zal allicht een grijs gebied overblijven tussen weloverwogen, kritische alternatieve verklaringen enerzijds en bizarre complottheorieën anderzijds. Maar hoe bizar ze ook zijn: complottheorieën verbieden lijkt me geen oplossing. Zo’n verbod, daar zou je haast complotdenker van worden.

N.B. Voor wie zich zorgen maakt om zichzelf of om zijn of haar naasten is psychosenet.nl een goede informatieve website.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Verhelderend stuk. Wellicht zou ook de term sensatiezucht hier niet misstaan, als criterium bij het scheiden van complot- en kritisch denken. Bij veel complotten, zoals rondom 9/11, gaat het bestaande rampen die iedereen bezig houden waarbij een rationele verklaring kennelijk niet meer volstaat om de sensatiebehoefte van bepaalde mensen te voeden. De voor de hand liggende verklaring van een an sich spectaculaire ramp is saai bevonden, net zoals een wetenschappelijke verklaring van het ontstaan van de mensheid voor sommigen een afkeer oproept. Ik moet hierbij altijd denken aan deze door Richard Dawkins aangehaalde quote: ‘Isn’t it enough to see that a garden is beautiful without having to believe that there are fairies at the bottom of it too?’ Kortom, “echt” kritisch denken en zien heeft sensatie niet tot doel, maar het is niet minder spannend en interessant.

  2. Leuk stuk, moeilijk onderwerp! Overigens betreffen de onthullingen van Snowden met name privacyschendingen door de NSA (National Security Agency), niet door de CIA. Wat mij betreft hebben de activiteiten van de NSA in de afgelopen jaren, in samenwerking met SIGINT agencies van andere landen, zoals de Britse GHCQ, alle relevante kenmerken van een complot of samenzwering. Niet alleen vanwege de mate van geheimhouding of mijn morele opvatting over de politieke keuzes die erachter schuilen, maar ook vanwege juist de manier waarop het ons collectieve vertrouwen ondermijnt. Om hiervan twee extreme, maar waargebeurde voorbeelden te geven:
    (1) Bedrijven zoals Google en Facebook kunnen er niet langer op vertrouwen dat wanneer ze datalijnen kopen van telecombedrijven voor de interne communicatie tussen hun verschillende serverparken – let op, dit is dus niet over het internet – dat die data dan veilig is. GHCQ en NSA hebben telecombedrijven omgekocht om fysiek dit soort datalijnen te mogen aftappen. Het gevolg hiervan is dat Google en Facebook nu hun interne datasynchronisatie ook end-to-end zijn gaan versleutelen.
    (2) Maar, voor het versleutelen van dit soort data kunnen bedrijven eigenlijk ook al niet meer vertrouwen op proprietary encryptiestandaarden, na het uitlekken van het contract tussen NSA en RSA, dat op verzoek van de NSA een onbetrouwbare pseudorandomgenerator in haar standaard beveiligingssoftware opnam. Niet alleen omdat dit het voor de NSA makkelijker maakt om de data te ontcijferen, maar ook omdat het een juiste wiskundige inschatting van de veiligheid en risicos van je encryptiebeleid ondermijnt. De NSA maakt hiermee gebruik van haar macht om de veiligheid van onze data tegen misbruik door derden op te offeren voor de hypothetische mogelijkheid dat de NSA er zelf ooit iets aan zou kunnen hebben. En dit alles zonder medeweten of instemming van de bedrijven en gebruikers die hierdoor kwetsbaar zijn.
    Het voorstel dat je doet, namelijk dat je naar het relativeringsvermogen en de openheid voor alternatieven van de persoon in kwestie moet kijken, is misschien een goed criterium voor de psychiatrie, maar ik denk niet dat het helpt om redelijk en onredelijk complotdenken van elkaar te onderscheiden. Volgens mij zijn er heel veel mensen die een sterk vermoeden hebben dat bijvoorbeeld de Amerikaanse overheid achter de 9/11 aanslagen zat, maar ze zijn daar niet aan gecommitteerd en staan best open voor alternatieven (waaronder ook weer andere complottheorieën). Toch is er een fundamenteel onderscheid nodig tussen wat deze mensen denken, na het zien van een filmpje zoals “loose change”, en de terechte complotgedachten over NSA en GHCQ.
    Ik ben het met je eens dat waarheid ook geen goed criterium is, maar volgens mij moet het uiteindelijk iets te maken hebben met de kwaliteit van je bewijsmateriaal en de coherentie van je rechtvaardiging. Om nog een ander complot als voorbeeld te nemen: de Britse en Amerikaanse overheden hebben bewust de argumenten vanuit de CIA onderdrukt dat er geen goede redenen waren om te geloven dat Saddam Hussein over massavernietigingswapens beschikte, en vervolgens heeft men hierover keihard gelogen tegen de eigen burgers en de wereld. En het “bewijsmateriaal” dat Colin Powell vervolgens mocht presenteren binnen de VN was van een vergelijkbare erbarmelijkheid als precies het soort filmpjes waarmee later beweerd werd dat de VS achter 9/11 zou zitten.

Comments are closed.