Door Bij Nader Inzien (redactie)

Door Marcus Düwell (voormalig directeur Onderzoekschool Wijsbegeerte) en Anthonie Meijers (voorzitter Onderzoekschool Wijsbegeerte)

Een van de manieren om de Wetenschapsvisie te lezen is als een voorstel om de interface tussen wetenschap en maatschappij/bedrijfsleven te verbeteren. De ontwikkeling van een nationale wetenschapsagenda en een maatschappelijke adviesraad van NWO passen daarin. Dat is in principe een goed idee! Maar de vraag die aan dit soort voorstellen vooraf zou moeten gaan is hoe die interface zo ingericht kan worden dat de excellentie van de Nederlandse wetenschap behouden blijft en tegelijkertijd de wetenschap meer kan bijdragen aan maatschappelijke uitdagingen. De Wetenschapsvisie zegt daar betreurenswaardig weinig over. De huidige praktijk is historisch gegroeid en ad hoc, niet het resultaat van een systematisch proces gericht op analyse en verbetering. Onderstaand vijf uitgangspunten voor zo’n interface.

  1. Erken dat de betrokken partners een verschillende missie hebben. De universiteit is niet het R&D laboratorium van het bedrijfsleven en dat zou het bedrijfsleven ook niet moeten willen. Al was het maar omdat beide met een andere tijdshorizon werken. De tijd van een promotieproject van vier jaar is voor veel bedrijven een probleem als het gaat om productinnovatie. Het springende punt is nu dat de interface zo moet zijn ingericht dat de spanning die er van nature bestaat tussen wetenschappers en maatschappelijke partijen niet onder het tapijt wordt geveegd maar open en bloot op tafel ligt en vruchtbaar gemaakt wordt. Een wetenschap die alleen korte-termijn vragen van de maatschappij beantwoordt, is op lange termijn ook maatschappelijk niet erg relevant.
  1. Honoreer de interne dynamiek en creativiteit van het wetenschapsproces. Wetenschap is er niet om antwoorden te bedenken op voorgekookte vragen, maar om nieuwe antwoorden op nieuwe vragen te geven. Ter illustratie: het antwoord op de vraag naar een beter strijkijzer moet een nieuwe strijkvrije vezel kunnen zijn die strijkijzers overbodig maakt. De vragen zelf staan dus net zo goed ter discussie als de antwoorden. Iemand die met wetenschappers wil samenwerken, moet dat doen juist omdat ze eigenwijs zijn en naar vernieuwing streven, niet omdat ze doen wat gevraagd wordt. De kracht van de wetenschap is dat ze nieuwe manieren kan laten zien hoe je maatschappelijke vragen kunt begrijpen. Een toekomstgericht beleid zou deze kracht willen benutten.
  1. Maak een brede agenda. Onderzoek ten behoeve van maatschappelijke kwesties of economische kansen is per definitie inter- of multidisciplinair. Dat interdisciplinaire onderzoek veronderstelt sterke disciplines en ook die moeten onderdeel van de nationale wetenschapsagenda zijn. Interdisciplinair onderzoek is als een brug die steunt op pijlers: de disciplines. Zonder die disciplines stort het hele bouwwerk in. Die disciplines moet je dan wel hebben en willen investeren in de excellentie daarvan. De voorgenomen kanteling van NWO geeft geen blijk van dit inzicht. In de Wetenschapsvisie worden disciplines eerder als lastige schotten beschouwd die uit de weg geruimd moeten worden, dan als essentiële bouwstenen voor interdisciplinair onderzoek.
  1. Formuleer een Nationale Wetenschapsagenda op een voldoende hoog aggregatieniveau. Het is de dood in de pot als er gedetailleerde lijstjes komen met onderwerpen waar de universiteiten en NWO aan moeten gaan werken. Een nationale wetenschapsagenda is er voor de middellange termijn (minimaal twee promotietrajecten). Schep daarin ruimte voor onverwachte ontwikkelingen en onvoorziene verbindingen tussen disciplines, bijvoorbeeld tussen de geesteswetenschappen en de technische wetenschappen. De oplossingen van vandaag bieden geen garantie voor de problemen van de toekomst.
  1. Investeer in een voortdurende dialoog, niet in een eenmalige activiteit. Het idee van een nationale wetenschapsagenda waar eens in de zeven jaar het zevenjarenplan wordt opgesteld is niet de beste invulling van de interface tussen wetenschap en maatschappelijke partners. Het gaat om het ontwikkelen van wederzijds begrip en vertrouwen. Dat maakt het mogelijk om een dialoog te voeren over een wetenschapsagenda die zowel maatschappelijk en economisch van belang is als wetenschappelijk uitdagend. Dat is een inhoudelijke dialoog en niet een eenmalige bureaucratische exercitie. En aan die inhoud heeft het in het verleden vaak ontbroken. Het Innovatieplatform is een voorbeeld geweest van hoe het niet moet: met vertegenwoordigers van alle grote maatschappelijke partijen samen praten over een innovatieagenda. Niet vertegenwoordigers, maar visionaire wetenschappers en visionaire mensen uit de maatschappij en het bedrijfsleven moeten zo’n dialoog over de lange termijn onderzoeksagenda voeren. Die groep valt niet samen met het old boys/girls netwerk dat meestal wordt geraadpleegd.

Het besturen van de universiteiten vraagt bestuurlijke moed van de overheid. De moed om slechts op hoofdlijnen te willen sturen en de rest over te laten aan de wetenschappers en aan de interface tussen wetenschap en maatschappij. Minder sturen levert meer op. Maar dan moet de interface tussen wetenschap en maatschappij wel goed georganiseerd zijn, anders dreigt de erkend vooraanstaande positie van de Nederlandse wetenschap verloren te gaan en de maatschappelijke meerwaarde ervan niet gerealiseerd te worden.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend