Door Jurrien Hamer (Rathenau Instituut)

Soms, heel soms, ontsluiert een film iets van je eigen identiteit. Terwijl je achterover geleund de beelden in je ogen laat stromen, besef je plotseling dat je niet kijkt naar een vermakelijk schouwspel, maar naar een rücksichtslose bespreking van wie jij eigenlijk bent. Ineens begrijp je hoe vermoeiend het is om ambities te hebben, hoezeer een liefdesrelatie geen ambitie is, en waarom je je ondanks alles aangetrokken voelt tot Batman, the Dark Knight of Gotham.

Hiervoor hoefde ik enkel te kijken naar Birdman, de volstrekt originele film van Alejandro Inarritu, die zoveel zeggingskracht heeft dat hij – wat mij betreft – de eerste filosofische recensie op bijnaderinzien rechtvaardigt.


De stripheldenlawine

De film vertelt het verhaal van Riggan Thomson, een acteur die lang geleden als Birdman wereldfaam verkreeg, en nu door het spelen, regisseren en produceren van een literair toneelstuk een kunstzinnige comeback wil realiseren. Riggan wordt gespeeld door Michael Keaton, de acteur die ooit furore maakte als Batman, en nu, aan lager wal geraakt, in Birdman afrekent met zijn verleden. Dat juist Keaton meedoet is een briljante greep. Samen met Superman Christopher Reeve luidde hij ooit het cineastische tijdperk van de striphelden in, die vandaag de dag onafgebroken de bioscopen overspoelen.

Na Batman verscheen Spider-Man, Iron Man, Thor, Watchmen, Green Lantern, Guardians of the Galaxy en Captain America, en er is blijkbaar zelfs een markt voor de onwaarschijnlijke Ant-Man, die hoe kleiner, hoe krachtiger wordt. Als een gulzig roofdier plundert Hollywood de Amerikaanse comics, en worden wereldwijd honderden miljoenen kijkers naar het witte doek gelokt. Maar waarom voelen zoveel jonge mensen zich aangetrokken tot de utility belt van Batman en de webvloeistof van Spidy? En hoe moeten we eigenlijk over deze massapulp denken?

De meritocratische obsessie

Toen ik klein was probeerde ik eens in de zoveel tijd mijn superkrachten uit. Ik bleek ze niet te hebben, en eigenlijk wist ik dat ook wel, maar ik was totaal gefascineerd door het idee dat ik, heel misschien, buitengewoon was. Dat ik net als Birdman zou springen en zou vliegen, boven alle mensen uit, en als een God de wereld naar mijn hand kon zetten. Mijn droom was niets minder dan een meritocratische obsessie – ik droomde van het bezitten van krachten die mijn waarde, mijn merit, boven iedere twijfel zouden verheffen.

Terugkijkend denk ik dat het een logische droom was. Want wat is er treuriger in onze samenleving dan geen bijzondere krachten hebben?

Riggan Thomson belichaamt deze gedachte. Birdman opent met het beeld van Riggan, die in kleermakershouding in de lucht zweeft in een lelijke kleedkamer – een geweldenaar die broedend oprijst uit de shit. Riggan Thomson is voorbestemd zich te ontworstelen aan zijn depressieve imago. De vraag is alleen welke grootsheid hij eigenlijk nastreeft. Aan de ene kant wil hij af van de pulp, en met een zeer artsy toneelstuk eindelijk de critici van zijn waarde overtuigen. ‘Finally something good’ noemt hij zijn stuk, hunkerend. Maar aan de andere kant is Riggan in essentie Birdman, en overstijgt zijn significantie zelfs de opgetrokken wenkbrauwen van Broadway. Alleen de losgeslagen fantasie van echte pulp kan zijn grootsheid symboliseren. Riggan is niet goed of indrukwekkend – Riggan kan vliegen.

De prijs van onze ambitie

Birdman gaat over de keuze tussen pulp of Kunst, maar gaandeweg weet Inarritu nog een veel diepere vraag op te werpen. Want hoe verhoudt de drang tot grootsheid zich tot al het andere wat je mens maakt? Hoe verhoudt Riggan’s obsessie zich tot het zijn van een geduldige minnaar, een betrokken vader of een trouwe vriend? Inarritu’s antwoord is kritisch: streven naar halfgoderij is een zeer egocentrisch project. In de mooiste scenes van Birdman zoekt Riggan contact met zijn dochter en ex-vrouw, en teer en kwetsbaar geeft hij dan toe dat zij de prijs hebben betaald voor zijn obsessie, en hoezeer dat hem pijnigt. Maar de stem van Birdman en de lokroep van de hoogvliegende arend verstommen nooit echt. En Riggan gaat tot het uiterste om zijn drang naar grootsheid uit te drukken.

De kinderlijke fantasie van toen heeft me nooit echt verlaten. Nog steeds kan ik genieten van Batman en een paar uurtjes denken dat hij echt een wezenlijk verschil maakt. Maar de meritocratische obsessie is niet ongevaarlijk. In onze participatiesamenleving worden we geacht boven het maaiveld uit te steken – maar is dat ook hoe we samen gelukkig gaan worden? Is het niet vreselijk vermoeiend om steeds te willen excelleren, en verliezen we de verliezers niet steeds meer uit het oog? Hoger opgeleiden leven langs lager opgeleiden heen, driftig op jacht naar erkenning en status.

En Ant-Man, Spider-Man, Thor, en Captain America bereiden de volgende generatie vast voor. Birdman durft er een vraagteken bij te zetten.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend