Door Eric Schliesser (Hoogleraar Universiteit van Amsterdam)

Literatuur spreekt over het bijzondere, eenmalige en enkelvoudige, terwijl wetenschap en filosofie zich met het algemene bezighouden. Als geluk altijd en voor iedereen hetzelfde is, dan moeten we dat dus aan de laatste overlaten. En is literatuur uit haar eigen aard veroordeeld somberheid en miezemuizerig chagrijn.–Ger Groot, NRC Handelsblad, 20 Maart 2015.

Ik ben groot fan van Prof. Groot; er zijn weinigen die zo regelmatig, zo helder, met kennis van zaken, over filosofie in het publieke domein schrijven–zonder populair te doen en het allemaal makkelijker voor te stellen dan het is. Bovendien is Groot een heerlijke stylist (‘miezemuizerig’–geweldig)! En, toch, zijn claim over de natuur van de filosofie — dat het zich intrinsiek met het algemene bezighoudt — verwerp ik. Wil filosofie zich blijvend van wetenschap en theologie durven onderscheiden dan kan het niet het enkelvoudige en eenmalige altijd maar aan — van de algemeenheid verschoonde — literatuur laten.* Met de opkomst van het wetenschappelijke is ook de taak van filosofie, ten dele, veranderd. Nu is de taak van filosofie door middel van concepten (woorden, termen, enz.)iets’ dat voorheen onwaarschijnlijk, zo niet ondenkbaar gedacht, ‘zichtbaar‘ te maken. Het nut van de filosofie is dan ook helder: zodra er concepten voor een situatie, een gevoel of een optie beschikbaar zijn dat we er dan over kunnen praten, het verder onderzoeken of formaliseren (enz.), en, indien nodig, er iets aan doen. Het aardige van dit begrip van de filosofie is dat het tegelijk ook zichtbaar maakt dat filosofie meer is dan de academische filosofie.

In de context van het citaat gebruikt Prof. Groot de “klassieke openingszin van Tolstojs roman Anna Karenina (‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze’)” om een boekbespreking in te leiden. Dus ik val over een bijzin. Maar bij de ervaren Groot staat er nooit een woord teveel. Bovendien staat hij niet alleen in zijn opvatting (dat sterk doet denken aan het negentiende-eeuwse onderscheid tussen interpreterende en systematische wetenschappen).

Nu wil ik niet ontkennen dat filosofie in staat is om, al dan niet in kritische en open discussie met de wetenschappen, iets over het algemene te zeggen: de filosofie kan de andere wetenschappen helpen de logische, metafysische en axiologische (d.w.z. waarden-) structuren van de wereld te leren kennen.** En ik wil ook niet ontkennen dat academische, filosofie training zich richt op het ontwikkelen van vaardigheden en intellectuele reflexen die dikwijls via het abstracte naar het algemene leiden.

Maar een van de bronnen en ultieme toetsing van elke algemene theorie (of systeem) is de individuele ervaring. En die ervaring, waar naast verwondering ook onbestemde gevoelens toe horen, is de brandstof van de filosofie dat zich naast de wetenschappen durft te plaatsen. Maar evengoed, filosofie, zoals ik het hier begrijp, kan ook in dienst staan van collectieve anderen. Dat wil zeggen dat filosofie de wetenschap vooraf kan gaan, maar ook dat filosofie bij zelfs algemeen aanvaardde, wetenschappelijke algemeenheden de discussie opnieuw kan openen. Totdat we een volledig rationele maatschappij bereiken — indien dat al wenselijk is — is er dan ook genoeg te doen voor de filosofie.

Het aardige van dit begrip van de filosofied.w.z. door middel van concepten (enz.) het genegeerde bespreekbaar te makenis dat het bekende professionele scheidslijnen binnen de wijsbegeerte (zoals ‘analytisch tegenover continentaal’; ‘systematisch tegen praktisch’ enz.) doorbreekt zonder die onderliggende praktijken te verwerpen. Immers veel van de bestaande filosofie draagt al aan de hier geopperde taak bij. Ten slotte, met de hier verdedigde rol van de filosofie kunnen we beter recht doen aan de werkelijkheid waarin sommige romans filosofie bedrijven en waarin zelfs vrolijke filosofen oog hebben voor het zeldzame en het zonderlinge.
*Het is onwaarschijnlijk dat ‘de’ literatuur deze rolverdeling accepteert en overneemt.
** Een pantheïst zou ook de mentale structuur aan dit lijstje toe voegen.

Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. Ik denk dat de filosofie sterk genoeg is om zich tussen de andere wetenschappen en de literatuur te handhaven. Zolang ze maar slaagt kwaliteit te leveren. Het bedenken van begrippen en concepten om ruimte te geven aan nieuwe denkmogelijkheden is daarvoor op zichzelf al waardevol genoeg.
    Daar kun je nog een aantal zaken aan toevoegen. Zo is de filosofie bijvoorbeeld de enige wetenschap die echt kan bogen op een ‘levende’ geschiedenis. Aristoteles, Kant, Heidegger etc zijn anno nu niet minder actueel dan in hun eigen tijd. Vergelijk dat nu eens met de natuurkunde. Het werk van een fysicus verdwijnt of op de mestvaalt van de geschiedenis of wordt geïncorporeerd in nieuwere en betere theorieën. Geen enkele natuurkundige zal het in zijn hoofd halen het werk van Newton te bestuderen met het idee voor ogen iets van waarde te ontdekken dat in modernere theorieën zoals de algemene relativiteitstheorie ten onrechte ontbreekt.
    De literatuur is een serieuze concurrent voor de filosofie. Een goede schrijver slaagt erin zijn persoonlijke en denkbeelden zo weer te geven dat ze daardoor een geldigheid verkrijgen die het puur persoonlijke overstijgen. In de beste gevallen confronteert hij ons op een ongeëvenaarde wijze met (aspecten van) de menselijke conditie. De literatuur is, zoals gezegd een serieuze concurrent voor de filosofie…. Maar ze is dat slechts ten dele. Ze is immers een vorm van artistieke expressie, geen systematische wetenschap.

  2. Filosofie is een trapladder en de sporten ervan zijn vragen. Opstijgend wordt het overzicht en inzicht in de werkelijkheid vergroot tot en met het algemene dat ieder mens een categorie is.

  3. [Aristoteles, Kant, Heidegger etc zijn anno nu niet minder actueel dan in hun eigen tijd. Vergelijk dat nu eens met de natuurkunde. Het werk van een fysicus verdwijnt of op de mestvaalt van de geschiedenis of wordt geïncorporeerd in nieuwere en betere theorieën.]
    Tsja, het is maar hoe je het bekijkt.
    Zo werkt je Tomtom navigator uitsluitend dankzij de inzichten die natuurkundigen zoals Newton, Einstein en Heisenberg ons verschaft hebben, samen met de logische en wiskundige gereedschappen die mensen als Aristoteles, Plato, Pythagoras, Boole, Pascal, Lebniz, Descartes en Riemann ons hebben aangereikt. Deze toepassing alleen al vormt een sterke aanwijzing dat die mensen wisten waarover zij het hadden; wat werkt zou best wel eens waar kunnen zijn.
    Je kunt rustig stellen dat alle logici, wiskundigen en fysici hebben bijgedragen aan dit resultaat, al was het alleen maar omdat de één op de betrouwbare schouders van de andere kon gaan staan.
    Kan filosofie ook op zo’n staat van dienst terugzien?
    Werken de filosofische inzichten nu echt sterker door in deze tijd dan die van logici, wiskundigen en fysici?
    Ik geloof daar geen barst van. Of valt logica en wiskunde ook onder de filosofie?
    Dan begrijp ik niet waarover Balemans het heeft.

  4. Twee kleine puntjes: logica hoort inderdaad tot de filosofie. En Newton was een natuurfilosoof (zo ook Aristoteles, Plato, Pascal, Leibniz, Boole, en Descartes).

  5. Beste Bert,
    Een belangrijke pointe in mijn bijdrage is je inderdaad ontgaan. Het werk van natuurkundigen gaat, als het werkelijk een bijdrage is, op in het grote geheel. Het leven zoals wij dat leiden en de welvaart die we genieten hebben wij voor een belangrijk deel aan hen te danken. Bij filosofen ligt dat anders. Het werk van grote filosofen wordt met grote regelmaat gelezen en elke lezer laat er zich op zijn wijze door inspireren. In die zin zijn Aristoteles, Kant en Heidegger onverminderd actueel. Je kunt bibliotheken vullen met proefschriften die aan hun (individuele) werk is gewijd. En dat proces gaat onverminderd door. Het misverstand had ik wellicht kunnen voorkomen door het begrip ‘levende geschiedenis’ wat scherper toe te lichten.

  6. Wetenschap en religie acht ik complementair. God is de personificatie van ons besef van onwetendheid. Religie geeft antwoord op vragen over het onbekende en verschaft daarmee gemoedsrust en zingeving. Kerkelijke stellingen worden waarheid door consensus, dus ketters moet het zwijgen worden opgelegd. Wetenschap is alles wat kwantificeerbaar is. Wetenschappelijke stellingen worden waarheid door demonstratie: proeven, bewijzen, logisch redeneren. Wetenschap kan religie nooit vervangen omdat elke ontdekking een veelvoud aan nieuwe vragen opwerpt. Emotie en niet rationaliteit bepaalt het menselijk handelen. Een mens leeft voor zijn lol. Het besef van onwetendheid is essentieel omdat het tegen valse profeten wapent. Filosofie is het in kaart brengen van onze onwetendheid.

Comments are closed.