Door Maartje Schermer (Hoogleraar Erasmus Medisch Centrum)

Recent werd in de media aandacht besteed aan de plannen van de Italiaanse arts Sergio Canavero om een hoofdtransplantatie uit te gaan voeren (zie ook de blog van 25 maart van Bernice Bovenkerk). Hoewel Nederlandse collega’s zich sceptisch toonden, meent Canavero dat dit binnen een aantal jaar een reële mogelijkheid zal zijn.

Het idee van de hoofdtransplantatie spreekt tot de verbeelding, niet alleen omdat het een ongeëvenaard medisch-technisch experiment zou zijn, maar ook, denk ik, omdat het een minstens zo spannend filosofisch experiment is. Want wat wordt er eigenlijk getransplanteerd? Het hoofd? Of het lichaam? En wie of wat is het resultaat?

Bij de verschillende soorten orgaantransplantaties waar we inmiddels aan gewend zijn geraakt – maar nog geen 50 jaar geleden zorgde de allereerste harttransplantatie nog voor veel ophef – wordt een orgaan van een persoon (de donor) overgeplant in het lichaam van een andere persoon (de ontvanger). Maar hoe zit dat dan bij een complete lichaamstransplantatie? Is dan het hoofd de ontvanger en het lichaam de donor? Of is het lichaam de ontvanger van een nieuw hoofd? (De term ‘hoofdtransplantatie’ lijkt dat laatste te suggereren)

De filosofische vraag die hiermee eigenlijk gesteld wordt is die naar identiteit. Wie is degene die blijft voortbestaan, als we het hoofd van de ene persoon combineren met het lichaam van een ander?

Het lijkt voor de hand te liggen om te zeggen dat degene van wie het hoofd is (laten we hem Johan noemen), de ontvanger is, en dat Johan ook degene is die blijft voortbestaan.

Degene van wie het lichaam was (zeg, Kees) is (hersen)dood en heeft daarom het lichaam niet meer nodig. Zijn lichaam leeft weliswaar door, nu met het hoofd van Johan, maar toch noemen we de nieuwe creatie geen Kees meer, maar Johan. Dit is ook zoals het verhaal in de media wordt verteld: als medische oplossing voor mensen die een ernstig ziek lichaam hebben, maar nog een goed functionerend hoofd.

Wat we hieruit af kunnen leiden is dat wij het hoofd belangrijker vinden voor onze identiteit dan het lichaam. En dat idee sluit natuurlijk ook naadloos aan bij het populaire ‘wij zijn ons brein’ denken. In feite is zelfs dat hoofd niet nodig – als het brein getransplanteerd zou kunnen worden, zou het eigenlijk ook al voldoende zijn om de ‘eigenaar’ van het brein (hoe je precies eigenaar kunt zijn van iets dat je ‘bent’ is ook weer een aardig filosofisch vraagstuk) tot ‘ontvanger’ van het nieuwe lichaam te verklaren. Zodra we Johans brein in de schedel van Kees hebben getransplanteerd, is Kees er niet meer, maar woont Johan in het stoffelijk omhulsel dat ooit van Kees was.

Dit verhaal lijkt opvallend veel op een bekend gedachte-experiment van de Engelse filosoof John Locke. In dat experiment stelt Locke ons voor aan een prins en een schoenmaker. Stel, zegt hij, dat de ziel (of geest) van de prins, met al zijn prinselijke gedachten en herinneringen aan een prinsheerlijk leven, in het lichaam van de schoenmaker terecht zou komen, met zijn ruwe werkhanden en kromme, pijnlijke rug. En omgekeerd. Wie zou dan de prins zijn? Voor Locke is er geen twijfel mogelijk dat de persoon van de prins samenvalt met diens geest. Locke wil met zijn experiment laten zien dat ons persoon-zijn afhankelijk is van de continuïteit van onze gedachten en herinneringen, en dat die dus samenvalt met onze geest. Het lichaam lijkt daarbij geen rol te spelen. Evenals bij Descartes is het lichaam slechts een stoffelijk omhulsel, een stukje res extensa.

Toch valt op deze visie wel wat af te dingen. Filosofen als Hegel en Merleau Ponty hebben een andere visie op het lichaam. Naast een stoffelijk lichaam (Körper) is het menselijk lichaam volgens hen ook te begrijpen als een levend en geleefd lichaam (Leib).

‘Körper’ is het lichaam zoals dat als object aan ons verschijnt. Je kunt het zien, betasten, ruiken, proeven. ‘Leib’ is het lichaam zoals we dat zelf als subject ervaren. Het lichaam dat ziet, betast, voelt, ruikt en proeft. Het lichaam dat ieder van ons ook is, waarmee we ons in de wereld bevinden en erdoorheen bewegen, waarmee we de wereld waarnemen en beleven. In deze betekenis hebben we niet alleen een lichaam, maar zijn we het ook.

Wellicht wordt dit iets concreter en invoelbaarder, als we ons voorstellen dat het brein van Johan niet het lichaam van Kees getransplanteerd krijgt, maar dat van Loes. Stel dat Johan een blanke, oudere man is, en Loes een jonge, zwarte vrouw. Hoe evident is het, dat het brein van Johan, in het lichaam van Loes, nog steeds helemaal Johan is? Is het resultaat van dit medisch-technisch hoogstandje niet toch ook een beetje Loes? Zullen de vrienden van Johan nog steeds dezelfde grappen met hem maken in de kroeg? Zal zijn vrouw hem nog steeds op dezelfde manier liefhebben? Kunnen we echt volhouden dat Johan gewoon nog steeds Johan is, alleen met een ander lichaam? (En voor diegenen die hier:”ja, natuurlijk” op antwoorden: hoe lang denkt u dat Johan  nog gewoon precies dezelfde Johan blijft, nu hij door moet leven in dit nieuwe lichaam?)

Uit ervaringen met transplantaties van bepaalde lichaamsonderdelen, zoals handen, is bekend dat de ontvangers vaak enige tijd – tot enige jaren – nodig hebben om de nieuwe ‘onderdelen’ echt als hun eigen handen te gaan beschouwen. Om weer onbekommerd op hun nagels te durven bijten, zich niet meer af te vragen waar ‘die’ handen allemaal geweest zijn, en wat ze allemaal gedaan hebben….. Ons lichaam is niet alleen een Körper, een te vervangen materieel object, het is ook een Leib, een deel van onze subjectiviteit. En daarmee dus toch een belangrijker onderdeel van onze identiteit, dan het ‘we zijn ons brein’ paradigma wil doen geloven.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. fascinating stuff…. het is overigens niet alleen hoofd transplantaties: uiteindelijk is het probleem generalistischer: wat doen we met bionics, met AI en extra processing power in de brein etc. Uiteindelijk worden we allemaal genetically engineerded, multi-body en technology enhanced humans. Dat duurt echt niet lang meer: tijdspad is misschien 20-30 jaar en velen vorospellen Singularity voor 2050.

  2. Dick Swaab beweert dat wij ons brein zijn. Dat suggereert dat wanneer mijn brein in het hoofd van een ander geplaatst wordt mijn huidige ‘ik’ identiek zou zijn aan de ‘ik’ die ik dan ben.
    Dat is natuurlijk niet waar, want ik kan mijn lichaam dan niet ervaren zoals ik het nu ervaar en die ervaring maakt tot dusver een onlosmakelijk deel uit van mijn persoonlijke ‘ik’ ervaring.
    Wat Swaab beweert is feitelijk dus niet waar, maar als hij beweerd zou hebben dat wij ons stoffelijke wezen zijn, dan is dat veel moeilijker te weerleggen.
    Zelf was ik al ruim vóór Swaab tot die overtuiging gekomen en het enige wat daarvoor nodig is, is de realisatie dat materie kan waarnemen en onder specifieke omstandigheden ook zichzelf kan waarnemen. Voor mij bestaat het mysterie van de dualiteit tussen lichaam en geest dan ook al lang niet meer, maar dit terzijde.
    Als dat zichzelf waarnemen van de materie belemmerd wordt, verdwijnt daarmee de mogelijkheid van bewuste identiteit en houdt je slechts een onbewuste identiteit over, wat volgens mij een elementaire eigenschap van materie is.
    Zelfs een waterstofatoom kan al waarnemen dat het een foton absorbeert en verraadt dan al logisch, individueel, en autonoom gedrag. Het atoom heeft een voorkeur voor de rusttoestand, terwijl het door die absorptie uit die rusttoestand wordt gehaald; het emitteren van een foton is een logische actie on weer in de rusttoestand te komen en dat is wat het atoom doet. Dat doet een atoom na een onvoorspelbare tijdsperiode, die volkomen bepaald wordt door dit individuele atoom. Dat doet het atoom volkomen autonoom, spontaan, zonder aanwijsbare reden.
    Dit is de enige vorm van panpsychisme die ik acceptabel acht, maar ook dit terzijde.
    Helen Keller schreef over hoe zij zich haar situatie herinnerde toen ze nog doofstom en blind was en geen taal kende het volgende.
    “When I learned the meaning of ‘I’ and ‘me’ and found that I was something, I began to think. Then consciousness first existed for me”. (Ref. 1)
    Natuurlijk was haar zelfwaarneming niet helemaal afwezig, maar zij kon dit niet onder woorden brengen. Desondanks voelde zij zich blijkbaar niet als een zelfbewuste identiteit.
    Na een geslaagde hoofdtransplantatie ontstaat er dus een nieuwe, hybride identiteit met waarschijnlijk een sterke herinnering aan de identiteit van de vorige bezitter van het hoofd en waarschijnlijk ook nog wel herinneringen aan de identiteit van de vorige bezitter van het lichaam, want ons brein bevindt zich niet volledig in ons hoofd.
    Referenties
    1. Helen Keller, “The Story of My Life”
    http://www.percepp.com/keller.htm

  3. In dit soort discussies kan het geen kwaad om tot een goede begripsbepaling te komen. Wat is identiteit? Een goede aanzet bestaat mijns inziens in het inzicht dat we onvermijdelijk onszelf zijn. In het dagelijkse leven zijn we doorgaans bezig met de zaken die we omhanden hebben. Het besef dat we het zelf zijn die ergens mee bezig zijn komt doorgaans slechts vluchtig en terloops bij ons op. Als we over onszelf en onze identiteit reflecteren ligt dat natuurlijk anders. Verder worden we heel direct met de werkelijkheid van onze identiteit geconfronteerd als we overmand worden door angst.
    Hiermee is het begrip identiteit slechts marginaal bepaald. Doorgaans wordt het begrip (ook) geassocieerd met het besef van onze biografische continuïteit. Ondanks alle veranderingen die we in ons leven hebben doorgemaakt is er toch steeds sprake van één uniek leven. Eventueel kunnen we het lijstje nog aanvullen met onze opvattingen voor zover deze een duidelijke historische continuïteit hebben.
    Bij een lichaamstransplantatie (laten we even aannemen dat dat technisch mogelijk wordt) dan is je identiteit verbonden met de hersenen. Dat lijkt me een conclusie die we niet kunnen vermijden. Dat neemt niet weg dat ons zelfbesef een flinke knauw krijgt als we getransplanteerd worden. Als je in aanmerking neemt dat zulke simpele dingen als een auto of een vulpen al naar hun gebruiker gaan staan, hoe moet het dan wel niet gesteld zijn met een menselijk lichaam in al zijn complexiteit. Ons temperament en onze gevoelens zijn nauw verweven met het lichaam. Ook als de ‘lichaamsdonor’ grote gelijkenis met ons vertoond zul je zijn lichaam in het begin als vreemd en oneigen ervaren en het is maar de vraag of je er ooit aan went.

Comments are closed.