Door Jurrien Hamer (Rathenau Instituut)

De afgelopen week heb ik toch zeker een paar duizend mensen dood zien gaan. Sommige werden behekst en doodden zichzelf, sommige hadden helaas emplooi gevonden als piloten van vijandelijke ruimteschepen en weer anderen waren eigenlijk al dood, maar werden door middel van Valyrian Steel en een ferme steek nogmaals om het leven gebracht – het schijnt dat zelfs zombies dan toch echt dubbeldood zijn.

Het is eigenlijk een heel opzienbarend sociologisch gegeven: ik, en met mij duizenden, ontspan vooral door mezelf te omringen met fictieve slachtpartijen.

De vraag is natuurlijk of dat wel goed voor ons is – maar daar ga ik het niet over hebben. Ik wil het hebben over een fenomeen dat minstens zo interessant is: dat de ene bloederige strijd veel meer doet walgen dan de andere. Ik krijg steeds meer het idee dat er zoiets bestaat als smaakvol fictief geweld. Of beter: een etiquette van het verbeelden van moord en doodslag.

The A-Team had bijvoorbeeld heel duidelijk zo’n etiquette. Ik heb nooit een aflevering gezien waarin iemand in beeld werd neergeschoten en ‘gedood’. En dat terwijl er per aflevering toch een ongelofelijke hoeveelheid nepkogels doorheen werd gejaagd. Iconisch zijn de scenes waarin Face en Murdock de achterdeur van hun busje opengooien en wild om zich heen beginnen te schieten. Maar even iconisch zijn de gevechten waarin de leden van the A-Team uiteindelijk besluiten de schurk buiten westen te stellen door van grote hoogte op zijn rug te springen en hem knock-out te, ja, duwen?

Ongetwijfeld wilden de producenten hun burgerlijke kijkers niet shockeren met brute moord, maar juist vermaken met een veel onschuldiger vuistgevecht. Die etiquette is onderhand wel anders geworden. Hedendaagse actie – Game of Thrones, Breaking Bad, The Walking Dead – lijkt niet zonder neerschieten/opblazen/doorspiezen te kunnen. Misschien is dat maar beter ook, want qua spanning en coherentie scoort the A-team laag – hoewel het introfilmpje nog steeds veel goedmaakt.

Maar soms lijkt het nu obligate bloedbad helemaal de plank mis te slaan. Zo zag ik laatst Kingsman: the Secret Service, waarin een puber als spion gerekruteerd wordt en de wereld moet redden. So far, so good. Maar vervolgens zien we hem en zijn nieuwe collega’s andere mensen vermoorden als een soort goedgeklede rocksterren. Een scene met nota bene Colin Firth in een kerk is jammerlijk memorabel. Regisseur Matthew Vaughn neemt je in slow motion mee in het beleven van een precies schot tussen de ogen of in het hart of door een vingerkootje, zonder enige aandacht voor het slachtoffer en onder begeleiding van een lekkere beat. Grotesk Ultra Violence, schreef een recensent. Ik vond het walgelijk en nam me voor, als ik ooit kinderen krijg, ze deze film, op welke leeftijd dan ook, nooit te laten zien.

Maar waarom is het dan geen enkel probleem om naar Jon Snow te kijken terwijl hij een paar Wildlings aan zijn zwaard rijgt? Waarom wordt die serie door de meeste recensenten omarmd? Afstomping kan niet het hele antwoord zijn, aangezien de misselijkheid bij sommige producties wel degelijk opkomt. Waarschijnlijk is het beroepsdeformatie, maar ik zoek het antwoord in de moraal: walgelijke tv is tv die gewelddadigheid verkeerd beoordeelt.

Door muziek en acteerwerk geeft een regisseur sfeer en gevoel aan zijn scenes, en de kijker beleeft de gebeurtenissen daardoor op een specifieke manier. Strijd kan chaotisch, beangstigend, vrolijk of juist waanzinnig weer worden gegeven. Het wordt grotesk als je een vuurgevecht weergeeft op een manier die niet aansluit bij onze beoordeling – bijvoorbeeld door honderd bewakers te doden op een dansmuziekje. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat mensen doden net zoiets is als even lekker losgaan of zelfs excelleren. Een walgelijke suggestie.

Als Jon Snow – inderdaad een persoonlijke favoriet – iemand moet doden vindt hij dat heel vervelend en traumatiserend. Dat zou ik ook vinden. Als Hannibal Lector zich aan hersenen te buiten is gegaan wordt hij weergegeven als één van de meest enge en verknipte figuren aller tijden. Ik hoop zijn evenbeeld ook nooit te ontmoeten. Hoezeer films en series doorgaans figuren tonen die we vrezen of haten, en situaties verbeelden die we nooit mee hopen te maken, proberen ze – als ze goed zijn – aan te sluiten bij hoe een enigszins normaal mens over die figuren en situaties denkt.

Toegegeven: dat klinkt buitengewoon burgerlijk en conservatief. Want doen cultklassiekers zoals A Clockwork Orange en Badlands niet juist het tegenovergestelde? Hebben die films niet juist als doel om ons identificatieproces te verstoren en ons te doen belanden in vervreemding en onbegrip? En is het niet juist goed dat films ons op die manier uitdagen? Genialiteit en waanzin liggen toch dicht bij elkaar?

Mijn antwoord zou zijn dat films die bewust vervreemden en via beeld en muziek echt proberen je te laten reflecteren over de vreemden en de gekken of zelfs je eigen gekheid, verdedigbaar en wellicht ook bijzonder zijn. Maar films waarin geweld puur verbeeld wordt als esthetische sensatie, en waarin slachtoffers behandeld worden als punchbags van vlees en bloed, kunnen geen aanspraak maken op die status – onze walging is dan terecht en het vermaak gewoon fout.


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Het begrip smaak wordt in de filosofie doorgaans relativerend en zelfs geringschattend gebruikt. Iets drukt geen algemeen geldende waarde uit maar is slechts ‘Geschmacksurteil’. Men denke aan Kant en Hegel. Ik ben er dan ook enigszins huiverig voor iets over smaak te zeggen. Om de discussie op de wagen te krijgen is het misschien verstandiger eerst eens te kijken naar de verschillende doeleinden die met fictief geweld worden nagestreefd.
    In de eerste plaats is daar natuurlijk het afreageren. Videospelletjes zijn tegenwoordig populair. Om je af te reageren kun je het overigens prima zonder dat soort spelletjes stellen. Je kunt tegen een boksbal aanslaan (ook goed voor je conditie) of met een tennisbal een serie lege blikjes omgooien.
    Een tweede vorm zou je moreel educatief kunnen noemen. Zo zijn er bijvoorbeeld door de eeuwen heen talloze schilderijen vervaardigd waarop de lijdende Christus, of een martelaar die onderworpen wordt aan een of andere vorm van barbaarse tortuur, is te zien. Een goed voorbeeld is de Christus op het retabel van Matthias Grünewald. Dit soort schilderijen zijn gemaakt met de uitgesproken bedoeling de gelovigen in te peperen dat Christus en de martelaren letterlijk alles voor het geloof overhadden, en de gelovigen op die manier tot meer godsvrucht aan te sporen.
    Een derde vorm is het overwinnen van morele weerstanden. Voor sommige mensen kan het een erg bevrijdend gevoel geven naar gewelddadige films of afbeeldingen te kijken.
    In de vierde plaats kan het mensen bewust maken van de duistere kanten van het menselijke bestaan. En daarmee kom ik op de film ‘A clockwork orange’ die ik als een expliciet voorbeeld van deze vierde categorie zie. Het thema van de bewustmaking van die duistere kanten vindt je in ongeveer de helft van Kubrick’s films terug, maar bij a clockwork orange is dat erg opmerkelijk. Het gelijknamige boek van Anthony Burgess, waarop de film is gebaseerd eindigt op een vrij brave manier waardoor de strekking van het kunstwerk expliciet moralistisch wordt. In de film is dat duidelijk niet het geval. De toekomst van de hoofdpersoon ziet er waarschijnlijk hetzelfde uit als zijn gewelddadige verleden. De bekende slotzin ‘Now I was cured’ klinkt ook behoorlijk huiveringwekkend.
    Over het thema fictief geweld valt natuurlijk veel meer te zeggen. Ik beperk me tot dit kleine aanzetje.

    1. Dank voor de analyse! Over het afreageren ben ik wat onzeker. Voor sommigen zal het een reden zijn, maar ik denk dat de bevredigende sensatie vooral ligt in je onderdompelen in gebeurtenissen die je spannender en relevanter vindt dan je eigen kabbelende bestaan – leven, dood, strijd, verraad, gevaar, lust, etc. Je zoek betekenis in het fictieve omdat dat veel makkelijker is dan betekenis zoeken in je eigen bestaan. Het punt over bewustmaking deel ik, film wordt kunst als het uiteindelijk ons besef van wat er zich allemaal afspeelt in de wereld weet te verruimen; hoe zeer je ook mag wensen dat mannen als de schurk in Clockwork Orange eigenlijk niet rondlopen.

  2. Fictief geweld is misschien wel de makkelijkste manier om spanning te creëren en je daarmee onder te dompelen in een fictieve werkelijkheid. Met dank voor je reactie, aan deze invalshoek had ik nog helemaal iet gedacht!

Comments are closed.