Door Eric Schliesser (Hoogleraar Universiteit van Amsterdam)

Mensenrechten zijn politieke gespreksstoppers. Hiermee bedoel ik dat zodra ze worden ingeroepen, dan zijn de principiële kwesties geregeld en overbodig, en alles wat overblijft, is de technocratische discussie over de manier waarop de rechten uitgevoerd moeten worden. Dat wil zeggen, terwijl filosofen en juristen vaak beweren dat rechten plichten genereren, is de politieke rol van een mensenrecht om gehoorzaamheid af te dwingen. Het probleem is dat praten over mensenrechten steeds holler wordt (zie hier een uitstekende analyse in van Omri Boehm, een filosoof aan de New School onlangs in de New York Times, waar hij o.a. een droeve analyse van recente uitlatingen van Bondskanselier Angela Merkel geeft).

Mensenrechten zijn op vier manieren hol: allereerst, mensenrechten leunen op metafysisch drijfzand. Zoals Boehm terecht opmerkt, op dit moment hebben ze geen metafysische fundament noch rechtvaardiging, en zo’n dergelijke grond blijft nodig. Ten tweede, het beroep op mensenrechten lijkt (in toenemende mate) politiek ineffectief. Regeringen en aanzienlijke delen van hun kiezers doen in de praktijk alsof over rechten praten niet zinvol is of, nog erger, dat de mensenrechten, met name die van anderen (d.w.z. niet-burgers, buitenlanders, vluchtelingen, niet vertegenwoordigden, enz.) optioneel zijn waardoor hun bestaansrecht ??wordt ondermijnd. Zelfs wanneer de letter van een mensenrecht nog net word nageleefd is hun betekenis veranderd: in Nederland en België is het nu normaal om asielzoekers min of meer als gevangenen — d.w.z. zonder te mogen werken, zonder de mogelijkheid tot scholing, en beperkte bewegingsvrijheid (en hiervoor moet vooral dankbaarheid getoond worden) — te behandelen.

Ten derde, zoals Boehm beargumenteert, om de naleving van mensenrechten opnieuw te motiveren, wordt ons historisch geheugen (van m.n. de nazi-vervolgingen) steeds opnieuw opgefrist om een ??psychologische dispositie, dat gunstig is voor de eerbiediging van rechten (van anderen), te creëren. Maar dit is een hopeloze strategie: omdat in het beste geval zo’n gecultiveerde dispositie slechts een van de vele concurrerende psychologische disposities kan zijn. Ten vierde, de rechten zijn hol voor hen die ze het meest nodig hebben om beschermd te worden en die nu in gevaarlijke, zelfs dodelijk (vaak letterlijke) niemandsland leven.
Boehm lijkt te denken dat het begin van de oplossing voor de holheid van mensenrechten een terugkeer naar de metafysica is (om rechten opnieuw te funderen). De achterliggende gedachte lijkt te zijn dat zodra het metafysische probleem opgelost is rechten hun vertrouwde rol als gezaghebbende gespreksstopper kunnen herwinnen. Maar de rol van metafysica in deze zin (als gezaghebbend achtergrond) is een bijproduct van een afgesloten christelijk tijdperk. Die rol komt voorlopig niet meer terug. Mijn punt is hier niet een historische of sociologische.

Ik bedoel in de vorige paragraaf niet dat metafysica en filosofie politiek onbelangrijk zijn. De bestaande politieke malaise in Europa is meer dan alleen de mislukking van onze technocraten om voldoende ecologisch verantwoorde economische groei en inkomen te generen. Boehm lijkt echter te denken dat een politiek geregeerd door de rede – indirect via mensenrechten afgedwongen – echt mogelijk is. Hierin toont hij zich niet anders dan die filosofen, juristen, en andere burgers van humane, goede wil die vinden dat de morele of metafysische waarheid (d.w.z. mensenrechten) een bevoorrechte positie in de politieke arena mag opeisen.

Maar te denken dat de waarheid of de rede zal heersen is een misplaatste (en ook gevaarlijk) opvatting van de politiek. Want politiek is precies daar waar men in grote onzekerheid (en tijdsdruk) handelt om de minimale eenheid te bewaren, en (niet te vergeten) herkozen te worden. De politiek herkent en erkent, natuurlijk, dat er domeinen zijn waar dergelijke waarheid beschikbaar is en waar deskundigen en technocraten gevaarloos binnen een beperkt raamwerk vrij spel kunnen krijgen. Juristen en mensenrechtenactivisten hadden ongetwijfeld gehoopt zo’n autonomie voor mensenrechten met haar eigen gespecialiseerde discours en ingewikkelde, juridisch kader verworven te hebben. Maar de autoriteit van de wet berust uiteindelijk op politieke wil. Het is onwaarschijnlijk dat de politieke wil om mensenrechten te eerbiedigen hersteld kan worden door een betere metafysica. Dit is niet triviaal: rechten zijn niet van theoretisch belang, maar ze zijn juist bedoeld om noodzakelijke menselijke doelen veilig te stellen in de context van een vaak onverschillig en vijandig politiek leven.

Het probleem is dan hoe deze (morele) doelen zonder gebruik van mensenrechten politiek haalbaar te maken. Ik heb geen goed antwoord op deze vraag, maar als mensenrechten mislukte gespreksstoppers zijn dan moeten we misschien de hele strategie van gespreksstoppers herzien. Die strategie berust immers op wantrouwen tegenover de kiezers. Dit is de verkeerde les uit Weimar. Dat wil zeggen, binnen de politiek het gesprek aangaan worden met (de angsten en verlangens van) degenen die politieke vreemden (vluchtelingen, staten lozen, asielzoekers, enz.) weigeren toe te laten en hen zelfs minimale beschutting tegen de wreedheden van het lot weigeren te verlenen. Als we niet vertrouwen om op ons vermogen om dit tot een goed eind te brengen, dan hebben we eigenlijk geen vertrouwen in onze democratische manier van leven.

Een eerdere (ietwat verschillende) versie van dit stuk was al bij Digressionsnimpressions in het Engels verschenen.


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

9 Comments

  1. Beste Eric,
    Waarom zouden wij in democratie moeten geloven als wij niet de overtuiging hadden dat mensen een recht op een vorm van regering hebben waarin zij de uitoefening van macht kunnen legitimeren?
    groet
    Marcus

    1. Beste Marcus,
      Er is een groot conceptueel en politiek verschil tussen mensenrechten die niet-burgers moeten beschermen en constitutionele rechten van een politieke gemeenschap. Maar om je vraag te beantwoorden, er zijn gelukkig heel veel praktische en epistemische redenen (waar praten over rechten onnodig is) om in democratie te geloven: het bezweren van politiek conflict, het bloedeloos vervangen van regeringen, inspraak van belanghebbenden bij beslissingen dat tot betere en bestendige besluitvorming leidt, symbolische erkenning, enz.
      Eric

  2. Beste Eric,
    Even zonder polemische toonzetting.
    Waar ik verbaasd over was is de pittige toonzetting waarmee je democratie en mensenrechten tegen elkaar plaatst. Natuurlijk kunnen mensenrechten als gespreksstopper gebruikt worden, dat hebben ze met andere concepten gemeenschappelijk – zoals bijv. democratie. Dat men daarover boos wordt hoe mensenrechten politiek ingezet worden, begrijp ik heel goed. Maar dat desavoueert het concept nog niet. Mij lijkt de (ook historische) rol van de mensenrechten eerder daarin te liggen dat ze plausibel kunnen maken waarom wij ons een politieke orde moeten geven die burgerrechten garandeert (het verschil van burger- en mensenrechten is mij dus bekend) en aan bepaalde standaarden voldoet. Of democratie in alle opzichten pragmatisch beter scoort – zoals je beweert – weet ik niet. Tegenover de voordelen van democratie staan ook minder mooie gezichtspunten – zoals een manipuleerbaarheid door de stemmingen van het volk of de handelingsbekwaamheid met het oog op de lange termijn uitdagingen. Op empirisch gezien de democratie altijd beter scoort dan een technocratisch systeem weet ik niet. In elk geval is dit – pragmatisch gezien – geen kwestie van ‘geloof in de democratie’ maar gewoon een empirische vraag. Als men meer fundamentele argumenten wil hebben waarom het een goed idee is dat mensen in een politieke orde over fundamentele aspecten van hun leven zelfs mogen bepalen dan lijkt mij het concept van mensenrechten nog altijd de dusver sterkste kandidaat. En politiek gesproken zie ik op dit moment ‘democratie’ en ‘mensenrechten’ allebei not in a good shape en ik heb het vermoeden dat ze of samen een toekomst hebben of geen van hun.
    Graag mondeling meer.
    Hartelijke groet
    Marcus

    1. Beste Marcus, zoals Omri en ik beiden aangegeven, mensenrechten zijn metafysisch problematisch [zoals Rawls en Habermas beiden beseffen], maar dat theoretisch probleem is natuurlijk niet de reden dat we onze stukjes schrijven. Het doel van mijn stukje is niet om democratie tegenover mensenrechten te plaatsen; het is me bekend dat je ze coherent met elkaar kunt maken (en mijn stuk is geen verdediging van de democratie–ik heb het juist over het moreel falen van onze maatschappij), Maar om de discussie op gang te brengen over het feit dat het mensenrechten kader juist faalt in haar hoofddoel — kwetsbare mensen in nood beschermen — in relatief gunstige politieke omstandigheden (namelijk in staten die al heel lang mensenrechten grondwettelijk omarmd hebben, zelfs een heel academische en juridische industrie erover ondersteunen, die rechtstaten heten te zijn, enz.). Om in de context van zulk falen dan door te gaan alsof mensenrechten bruikbare concepten zijn, en er niks aan de hand is, lijkt me hol in de zin die ik boven beschreven hebt.

  3. Prikkelend artikel, doet me denken aan de bijdrage met vergelijkbare strekking van Richard Posner http://www.theguardian.com/news/2014/dec/04/-sp-case-against-human-rights. Ik denk niet dat je de motivatievraag en de rechtvaardigingsvraag moet versmelten: de vraag wat werkt vereist andere antwoorden dan de vraag hoe we onze morele verplichtingen het meest overtuigend en expliciet kunnen beargumenteren. Die laatste vraag zal – wil het antwoord liberaal zijn – iets met de belangrijkheid van het individu en dus zijn rechten en plichten te maken moeten hebben. Dat laat open hoe die rechten en plichten opgenomen moeten worden in een constitutionele orde en welk verhaal er vanuit het oogpunt van effectieve bescherming verteld moet worden.
    Dat verhaal is de afgelopen 30 jaar vooral neoliberaal geweest en dat is denk ik heel schadelijk voor de perceptie van het rechtendiscours: omdat het geloof in een effectieve verzorgingsstaat weg is wordt er zeer gierig met verworvenheden omgesprongen – we willen onze rechten niet delen, omdat we bang zijn dat er dan nog meer van ons wordt afgenomen. Die houding is vicieus: door gierig te zijn gunnen we elkaar steeds minder effectieve rechten en verschralen alle verworvenheden steeds meer. Ik vrees dat om die cirkel te doorbreken, en om frustraties om te zetten tot wil tot verandering, heel veel politiek momentum nodig is en dus misschien nog wel meer ellende dan we nu zien – de campagne van Bernie Sanders is wat dat betreft een goede case study.

    1. Even in het kort: fundamentele mensenrechten — m.n. die het doel hebben niet-burgers, d.w.z hen die buiten de constitutionele orde vallen, te beschermen — gelijkstellen aan de verzorgingsstaat (wat ook in het Handvest gebeurd is) is m.i. een deel van het probleem. Ik kom hier binnenkort op terug. (En dank voor de suggestie; ik ga Posner lezen.)
      Maar we zijn het ook met elkaar oneens: bij mensenrechten moet je juist kijken wat werkt–ze zijn een middel om mensen een nood een laagje bescherming te bedienen. Als dat faalt moet je terug naar de tekentafel.

  4. Discussie over mensenrechten is slechts zinvol in directe samenhang met bespreking van de plichten van de mens.

Comments are closed.