Door Bij Nader Inzien ()

Nu de Syrische en Eritrese vluchtelingen, op zoek naar het brood, de scholing, het werk en de veiligheid die de opvang in de regio uit logistieke problemen en geldnood nauwelijks kan leveren, in steeds grotere getale hun weg naar Europa vinden, begint een uitspraak van Veit Bader uit 2005 in een artikel over de ethiek van migratie enige tastbaarheid te krijgen:

‘Looking back from a possible future, the philosophical defenders of state-sovereignty (…) and restrictive admission of our day might look to those happier people as the philosophical defenders of slavery look to us’.

De morele plicht om meer vluchtelingen toe te laten in Europa is mede dankzij het optreden van Angela Merkel en enkele andere politici bespreekbaar geworden. Er lijkt ook meer publieke ruimte voor het inzicht dat vluchtelingen meer dan alleen opvang geboden moet worden, namelijk een leven waarin ze binnen afzienbare tijd de gelijken van hun nieuwe mede-burgers zijn. (Dit werd bijvoorbeeld recentelijk betoogd door Tamar de Waal en Nanda Oudejans die hiervoor de ruimte kregen in NRC/Handelsblad).

Redenen genoeg om blij te zijn met deze ontwikkeling. Toen Arabist Robbert Woltering (UvA) zich kort geleden tijdens een druk bezochte bijeenkomst over de vluchtelingen in Spui 25 cynisch uitliet over het recente ‘vluchtelingenhosanna’, werd er dan ook door velen met verbazing en soms zelfs woede op gereageerd. Toch is somber cynisme helaas wel op zijn plek als tegenhanger van de morele upsurge, want we komen van ver.

In 2013 en 2014 werd in een aantal Europese landen waaronder Nederland een historisch laagtepunt bereikt in de toestroom van vluchtelingen. Het was bijna onmogelijk geworden het Europese vasteland te bereiken om een asielverzoek te kunnen indienen. In voorjaar 2013, het jaar van chemische wapengebruik in Syrië, stelde de Nederlandse staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Fred Teeven, na een verzoek van de UNHCR om vluchtelingen uit Syrië op te vangen, vijftig extra plaatsen beschikbaar, en 200 in het jaar erop. De voorkeur ging uit naar ‘opvang in de regio’. Inmiddels zijn er meer dan 2 miljoen Syriërs in Turkije, meer dan een miljoen in Libanon, naar schatting 650.000 in Jordanië — dat zelf rond de 8.000.000 inwoners heeft, van wie een flink deel Palestijnse en Irakese vluchtelingen.

Nu, in de tweede helft van 2015 lijkt het — gewend als we zijn geraakt aan de populistische metaforiek over ‘stromen’ migranten – alsof er inderdaad ‘wassende stromen’ (Paul Scheffer) of zelfs ‘tsunami’s’ aan vluchtelingen Europa binnenkomen. En als je de beelden ziet lijkt het ook inderdaad stromen mensen te betreffen. Dit is toch echter vooral vanwege de routes die ze moeten volgen, wadend door ijskoude rivieren, lopend over kilometers treinrails, en opgehokt voor grenzen met prikkeldraad en politie. Op de gezamenlijke vliegvelden van Schiphol, Frankfurt, Stockholm, Parijs, Warschau en Londen zouden ze qua hoeveelheid nauwelijks opvallen. De opvanglocaties uit de jaren negentig, toen er ook veel mensen binnenkwamen, zijn in het begin van dit decennium opgedoekt omdat ze niet meer nodig werden geacht vanwege de ‘opvang in de regio’. Dat verklaart een behoorlijk deel van de huidige problemen om opvanglocaties voor mensen beschikbaar te krijgen.

In 2013 werd door journalisten en ngo’s al geschat dat er sinds 1993 rond de 23.000 doden waren gevallen in en rond de Mer mortelle, de bijnaam van de Méditerranée. De organisatie Migreurop heeft up-to-date kaarten van hoe veel mensen om het leven gekomen zijn; voor een waterdichte inventaris van de grensdoden via gemeentelijke archieven, kan men Thomas Spijkerboers VICI-project aan de VU raadplegen.

Dit sterven aan de Europese grenzen was al lang tot de mainstream media doorgedrongen, maar er is lange tijd nauwelijks op gereageerd met enige politieke wil om er iets aan te doen. In meer alternatieve media en onder migratiespecialisten was het bewustzijn er nog veel langer, getuige bijvoorbeeld het ‘GONOGO’-project van Ad van Denderen uit 2003, of de vele bijdragen van Henk van Houtum, Hein de Haas, Leo Lucassen, Nanda Oudejans et. al. aan het internationale en Nederlandse debat.

Juist de moeilijke routes die mensen moeten nemen, lijken het morele bewustzijn van Europa sinds kort wakker te hebben geschrikt, waardoor het iets makkelijker voor vluchtelingen is gemaakt om Europa binnen te komen. Nog steeds sterven er echter vele mensen aan onze grenzen, en zijn er particuliere initiatieven nodig om in de elementaire behoeften van vluchtelingen te voorzien, bijvoorbeeld droge kleren voor kinderen die net koud en nat uit zee zijn gekomen. Kennelijk wanen we ons in Europa zo arm, of zijn we zo slecht in het herverdelen van ons kapitaal, dat het niet mogelijk is de voorziening in deze behoeften op Europese schaal te organiseren.

En helaas is een tegenbeweging tegen het ‘welcome refugees’ ook hard groeiende. Onder populisten overal in Europa, maar ook onder ‘gematigde’ Europese intellectuelen die zich vaak al jarenlang opwerpen als hoeders van de Europese identiteit (seculier, en steeds vaker ook Christelijk), de Europese welvaart en, welja, de ‘Europese beschaving’. In 2005, toen Bader de morele vergelijking met slavernij maakte, ging het debat nog over arbeidsmigranten die naar Europa wilden komen zonder in direct levensgevaar te zijn – voor de anderen werd het Vluchtelingenverdrag als norm geacht en hun toelating werd niet vaak betwist. Inmiddels lijkt het, bijvoorbeeld in de ogen van Paul Scheffer, al normaal om politieke en oorlogsvluchtelingen evengoed buiten ons lekke fort te willen houden; wat telt is hoe veel mensen ‘wij’ kunnen hebben, niet wat hen is overkomen. En dat niet eens op grond van toegegeven egoïsme, maar op grond van een Weberiaanse verantwoordelijkheidsethiek. Van die oer-Hollandse bijdrage aan het Europese politieke leven kan die arme Max Weber nog een flinke stapel hardhouten planken boren.

Moraal en ethiek hoeven het echter niet voor ons op te lossen. Het gaat ook om politiek realisme, goede informatie en analyses. Historici, economen en migratiesociologen (Henk van Houtum, Hein de Haas, Leo Lucassen en vele anderen) betogen dat migratie van alle tijden is en niet eens veel schommelt qua percentages van bevolkingen. Zij laten ook zien dat ons grensbeleid niet alleen desastreuze gevolgen heeft voor de migranten die sterven, maar ook voor de economieën van herkomst en aankomst. Circulaire migratie wordt onmogelijk gemaakt, en daarnaast vormt het grensbewakingsbeleid een enorme aanslag op onze financiële middelen en werkt het mensensmokkel in de hand. De veiligheidsindustrie die met onze angst voor migranten samengaat zal ons ook nog duur zal komen te staan – en dat is al lang begonnen, gezien de grote hoeveelheid frustrerende paspoortcontroles van Europeanen met een ‘ander’ uiterlijk.

Hedendaagse houdingen ten aanzien van migratie kunnen nog in een ander opzicht met slavernij in verband worden gebracht. Omdat het in het politieke debat op dit moment bijna uitsluitend over oorlogsvluchtelingen gaat, lijken ‘economische’ migranten al snel tweederangs vluchtelingen: we mogen dan de Syriërs niet buiten de deur houden, maar we kunnen ons wel inzetten om diegenen die uit armoede naar Europa komen, zo veel mogelijk te weren. Ook dit standpunt is echter moreel en politiek onverdedigbaar. Veel border studies specialisten die onderzoek doen naar de V.S.- Mexicaanse, Australische, Israëlische en Europese grenzen, wijzen op de rol van de zogenaamde deportabiliteit, de mogelijkheid dat ongedocumenteerden uitgezet kunnen worden als het de overheid betaamt, een mogelijkheid die ook de condities bepaalt waaronder velen leven die niet worden uitgezet (Nicholas De Genova). De mogelijkheid van uitzetting wordt bevestigd door operaties zoals mos maiorum [de zede/moed der voorouders], die de samenwerkende Europese politie uitvoerde in najaar 2014, waarbij documentloze vreemdelingen op stations staande werden gehouden (vaak herkend op uiterlijk) om hun aantallen en herkomst ‘in kaart te brengen’.

Veel ongedocumenteerden worden echter helemaal niet geweerd of uitgezet. De uitzetting van sommigen is eerder een spektakel dat de vorm bepaalt van het leven van vele anderen: deportabiliteit houdt hen in een positie die ze uiterst kwetsbaar maakt voor allerhande vormen van uitbuiting; ze zorgt voor een reservoir aan goedkope arbeidskrachten die weinig of geen rechten kunnen doen gelden. ‘Illegalen’ komen voor het overgrote deel niet illegaal naar Europa: verregweg de meesten van hen komen op visa om te werken of te studeren, en worden na afloop van dat visum pas ‘illegaal’. Hun probleem is niet dat ze buiten Fort Europa worden gehouden, maar dat er binnen Europa zoiets als ‘gedifferentieerde inclusie’ is ontstaan (Sandro Mezzadra en Brett Neilson) of ‘ondergeschikte incorporatie’ (Sébastien Chauvin en Blanca Garces-Mascareñas), die door de deportabiliteit duurzaam in stand wordt gehouden. Onderzoekers die naar de economische kanten van migratie kijken, zijn daarom vaak niet zo enthousiast over de term ‘Fort Europa’. Het binnenkomen is niet het probleem, maar het ‘deportabel’ zijn: duurzaam ondergeschikt zijn aan de burgers met papieren. Politicoloog Julien Jeandesboz (UvA) heeft kort geleden aannemelijk gemaakt dat de Europese geschiedenis van de slavernij tot de relevante voorgeschiedenis van deze deportabiliteit behoort.

De grote vraag is: hoe veel is dit systeem ons waard? Zo veel dat het tot ontelbare doden mag leiden, en tot de uitbuiting van nog veel meer anderen? Zoals Joe Carens al in 1987 constateerde: we schrijven onszelf mét het recht onze grenzen te sluiten, impliciet óók het recht toe om geweld te gebruiken tegen degenen die ze toch overgaan: ‘Borders have guards, and the guards have guns’. Het gaat hier niet zozeer om de kwaadwillende intentie om te doden, maar wel om de bewuste weigering om de consequenties en aannames van ons huidige migratiebeleid te doordenken. En zelfs om de weigering om in te zien dat Europese landen, en de EU als hun gemeenschappelijke project, overduidelijk het internationale recht overtreden, en daarmee dat recht ook voor anderen relativeren.

Ons politieke bewustzijn ten aanzien van vluchtelingen beweegt, dat is duidelijk. En ja, vooral Duitsland doet het beter dan een tijd geleden. Maar er zijn in Duitsland inmiddels ook zogenaamde ‘Sonderlager’ voor mensen uit de Balkan. Dit zijn voornamelijk Roma, die zonder toegang tot een asielprocedure teruggestuurd worden naar hun land van herkomst. …Ja uw kippenvel leest het goed, deze kampen heten Sonderlager (http://www.migazin.de/2015/07/28/sonderlager-sind-inakzeptabel/). Ook neemt verbaal en fysiek geweld tegen burgers en politici die een humaan vluchtelingenbeleid bepleiten toe.

Het is van belang om niet te makkelijk historische vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog te maken, vanwege het gevaar van dramatisering, van bagatelliserende vergelijkingen (‘het is nog lang zo erg niet als toen’), van morele dooddoenerij. Echter, het gebruik van noties als ‘Sonderlager’, mos maiorum, of Nederlandse eufemismen als ‘vrijheid beperkende locaties’, ‘vertrekcentra’ en ‘klinkeren’ (voor het op straat zetten uitgeprocedeerden, ook kinderen), lijkt erop te wijzen dat bijvoorbeeld Viktor Klemperers LTI (Lingua Tertii Imperii) toch nuttige leeskost zou kunnen zijn in Europa. Klemperer analyseerde in de jaren dertig van de twintigste eeuw hoe het Duitse taalgebruik uitsluiting steeds meer normaliseerde, door kleine betekenisverschuivingen van cruciale begrippen, die mensen aan geleidelijke uitsluiting lieten wennen.

Zo’n verscherpt cultureel geheugen is extra noodzakelijk in een Europa dat wordt bevolkt door groeiende hoeveelheden mensen die hun standpunten vooral baseren op wat populistische media ze aan informatie te bieden hebben. Stel je voor dat ergens in Europa populisten het daadwerkelijk voor het zeggen krijgen, en hun haat- en zondebokkenpolitiek nog verder kunnen uitbouwen. In Nederland is dat vooralsnog de werkelijkheid van de opiniepeilingen. In Oost-Europa leidt de toename van expliciet racisme en geweld tegen vreemdelingen (en Roma-minderheden die er al eeuwenlang wonen) al tot schrikbarende praktijken zoals brandstichting en aanslagen.

Licht protest tegen het huidige ‘vluchtelingenhosanna’ getuigt daarom van een realistisch gebrek aan vertrouwen dat het enthousiasme van het moment de lange adem zal blijken te hebben die nodig zal zijn. Anderszijds is het toch van groot belang dat het tegengeluid tegen de populistische retoriek in Europa sterker wordt, en daar kan een meer positieve houding ten aanzien van vluchtelingen wel bij helpen, desnoods een beetje geromantiseerd en een beetje incidenteel.

Een conflict met de anti-migratie populisten kan echter niet uitblijven, en dat is misschien nog het makkelijkste deel van de opgave. Ingewikkelder zal het zijn om democratische steun te vinden voor het ter discussie stellen van het liberaal-democratische (en neoliberale) zelfbeeld en de privileges van de Europese meerderheden, inclusief de taal van de politici die hen vertegenwoordigen – wanneer zij bijvoorbeeld beweren dat de nieuwe grenzen in de Balkan en Hongarije ‘moreel verdedigbaar’ zijn (CDA-politicus Buma).

Zie ook: Yolande Jansen, Robin Celikates en Joost de Bloois (2015) The Irregularization of Migration in Contemporary Europe; Detention, Deportation, Drowning, Rowman & Littlefield International Publishers


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

2 Comments

  1. Bovenstaande leidt bij mij tot de volgende vraag:
    Waar trekken we de grens voor wat betreft het aantal vluchtelingen. Ik ben voorstander om mensen in nood te helpen. We moeten wat voor hen doen.
    Maar waar is de realiteitszin en onderzoek naar wat we aankunnen?
    De vorige immigratiegolf is nog steeds een groot sociaal en economisch probleem. Een substantieel deel van de nieuwkomers uit onder andere Afghanistan, Somalië en Irak zijn rechtstreeks afhankelijk van de sociale verzorgingsstaat.
    Ik verwijt de vluchtelingen niet dat ze hierheen komen. Dat zou ik ook onmiddellijk doen wanneer ik zou wonen in een minder ontwikkeld land of erger.
    De regering kon dit allang aanzien komen en is nu verrast.
    Ik eindig met een citaat van Wouter Bos uit 2005:
    “Elke vorm van solidariteit kan alleen maar tot stand komen en in stand blijven door anderen daarvan uit te sluiten. Insluiting en uitsluiting horen bij elkaar. Wie met iedereen solidair is, is uiteindelijk met niemand solidair.”
    Jeroen

Comments are closed.