Door Dascha Düring (Docent-onderzoeker Universiteit Utrecht)

Afgelopen maandag en dinsdag was er een congres aan de Universiteit Utrecht over mensenrechten, waarin specifiek de vraag centraal stond of deze universele status kunnen claimen. Eén van de sprekers stelde dat dit absoluut niet het geval is: ze* legde uit dat mensenrechten als institutie vaak door Westerse machten worden gebruikt om niet-Westerse culturele groepen “onze” waarden en wil op te leggen, en daarmee te onderdrukken. Het zou dus duidelijk zijn dat mensenrechten geen aanspraak op universaliteit kunnen claimen, en te eisen van staten dat zij mensenrechten respecteren zou zodoende onmiskenbaar een vorm van Westers imperialisme zijn.

Hoewel zo’n standpunt waarschijnlijk uit de allerbeste intenties voortkomt, is het om verschillende redenen ten diepste problematisch.


Ten eerste volgt de conclusie niet uit de premissen: dat soms een beroep op mensenrechten gedaan wordt om onderdrukking te verbloemen of maskeren, leidt niet tot de conclusie dat het idee van mensenrechten als zodanig onhoudbaar is. Zoals een toeschouwer in het publiek opmerkte: je kunt de meest fantastische idealen misbruiken, institutionaliseren op zo’n manier dat ze moreel problematische consequenties hebben – je kunt zelfs vrede gebruiken als excuus om oorlog te voeren. Maar dat betekent natuurlijk niet dat vrede “verkeerd” is! Hoe een principe, norm, of waarde in de praktijk wordt ingezet zegt op zichzelf nog weinig over de morele kwaliteit van zo’n principe, norm, of waarde zelf. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat alle specifieke mensenrechten zoals geformuleerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als universeel geldig moeten worden beschouwd. Het is goed mogelijk dat bepaalde formuleringen gekleurd zijn op een manier die bijvoorbeeld beter aansluit bij Westerse waardensystemen dan bij Oosterse. Daarom is het belangrijk om kritisch naar zulke declaraties te kijken, en te blíjven kijken; in een continue veranderende wereld, kan datgene waar mensen in basale zin recht op hebben niet onveranderlijk zijn. (bijvoorbeeld zal klimaatverandering op een gegeven punt waarschijnlijk aanleiding geven een recht op schone lucht toe te voegen aan de lijst van mensenrechten, en zal de alomtegenwoordigheid van internet en sociale media tenminste een aanvulling op het recht op privacy vereisen) Maar zelfs al zijn er verscheidene problematisch geformuleerde rechten, wil dat nog niet zeggen dat het idee van een mensenrecht onhoudbaar is.

Ten tweede is het wegzetten van mensenrechten als Westers imperialisme niet per se onschuldig. Er zijn verschillende regimes die bezwaar aantekenen tegen inmenging van de internationale gemeenschap op basis van precies het argument dat mensenrechten berusten op een specifiek Westers waardensysteem. Kritiek vanuit bijvoorbeeld de Human Rights Watch wordt veelal weggezet als een illegitieme poging tot inmenging door neo-liberaal georiënteerde samenlevingen. De reden die daar dan voor wordt gegeven is precies dat mensenrechten niet “toepasbaar” zijn op andere culturele gemeenschappen – dus mag de internationale gemeenschap niets zeggen, laat stáán doen, als staten praktijken zoals marteling, slavernij, eerwraak toestaan of zelfs ondersteunen. Diegenen die dus willen ontkennen dat mensenrechten enige aanspraak op universaliteit kunnen maken, moeten dus wel echt zeker van hun zaak zijn; en staan levens op het spel. Hiermee wil ik overigens niet suggereren dat neo-liberale samenlevingen in de regel mensenrechten respecteren en niet-Westerse landen niet – integendeel. Een voor de hand liggende illustratie is natuurlijk de manier waarmee wordt “omgegaan” met vluchtelingen: daar lijkt mij volstrekt evident dat er op grote schaal mensenrechten worden geschonden door Europese staten. Maar dat is niet het enige voorbeeld. We zouden ons ook kunnen afvragen of het keurslijf van de kapitalistische markteconomie onze bewegingsvrijheid niet inperkt op een manier die fundamenteel moreel problematisch is, en of het gebrek aan een functionerend systeem van geestelijke gezondheidszorg geen diepe inbreuk maakt op het welzijn van diegenen die haar nodig hebben. Noch Westerse, noch niet-Westerse staten zijn in de regel Amnesty-proof. En dat betekent juist dat de “stakes” nogal hoog zijn.

Maar ten derde kunnen wij ons afvragen of het hele idee van mensenrechten überhaupt wel als “uitdrukking van waarden” begrepen moet worden. Als wij waarden grofweg begrijpen als ideeën die mensen of gemeenschappen belangrijk vinden, kunnen wij op (tenminste) twee manieren nadenken over mensenrechten. De eerste mogelijkheid is om ze inderdaad te zien als een uitdrukking van specifiek Westerse waarden: de waarden van vrijheid, gelijkheid, solidariteit bijvoorbeeld. Maar een andere, en tweede mogelijkheid om het idee van mensenrechten te bekijken zou zijn te denken dat mensenrechten de basale omstandigheden articuleren waaronder mensen hun eigen perspectief kunnen ontwikkelen op wat ze belangrijk vinden (en op basis daarvan kunnen handelen). Dan zouden mensenrechten niet zozeer een uitdrukking zijn van specifieke waarden, maar eerder de sociaal-politiek-juridische condities articuleren waaronder mensen überhaupt in staat zijn hun eígen waarden te vormen. En dan zou de eis van de internationale gemeenschap dat een bepaalde staat de mensenrechten van haar burgers moet respecteren níet begrepen moeten worden als Westers imperialisme, maar als een poging om zo’n staat ertoe te brengen haar burgers de omstandigheden te gunnen zelf te bepalen wat ze belangrijk vinden en zo hun leven in te richten.

Als wij mensenrechten op zo’n manier begrijpen, is het helemaal niet zo voor de hand liggend dat ze onmogelijk een aanspraak op universele geldigheid kunnen maken. Sterker nog: we zouden kunnen denken dat als er überhaupt iets is dat aanspraak maakt op universele geldigheid, dit het morele recht is zelf te bepalen wat we denken en doen. Als we het idee van het morele recht op zelfbepaling in gedachte en handeling de deur uit doen, dan zetten we tegelijk de ideeën van universele moraal en internationaal recht als zodanig bij het vuilnis.

Maar als je de mogelijkheid van universele geldigheid als zodanig ontkent, dan kan je ook niet meer uitleggen wat er verkeerd zou zijn aan Westers imperialisme.

Voor een omvangrijkere kritiek op relativisme, zie de blog van Fleur Jongepier.
* Ik noem de spreker niet bij naam aangezien ze geen Nederlands spreekt en dus geen mogelijkheid heeft te reageren.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Beste Dascha,
    Dankjewel voor deze bijdrage. Ik ben het grotendeels met je eens dat vanuit een moreel filosofisch perspectief mensenrechten niet per se als imperialistisch beschouwd kunnen worden. Toch zou ik een aantal meer pragmatische observaties willen toevoegen.
    Je schrijft:
    ‘Als we het idee van het morele recht op zelfbepaling in gedachte en handeling de deur uit doen, dan zetten we tegelijk de ideeën van universele moraal en internationaal recht als zodanig bij het vuilnis.’
    Maar zijn er niet grote delen van de wereldbevolking die het bestaan van een dergelijke universele moraal ontkennen? Bijvoorbeeld omdat zij moraal zien als primair een uitvloeisel van hun geloof (zoals in Saoedi Arabië en Iran). Of omdat zij moraal vooral bezien vanuit het perspectief van de natiestaat (zoals in Rusland of China).
    Ik zou willen beweren dat in deze gevallen dergelijke opvattingen bovendien breed gedragen worden door de bevolking. Ook bestaat er in deze landen naar mijn idee wel degelijk een breed draagvlak voor het opdringen en/of afdwingen van de lokale repressieve moraal aan land- en geloofsgenoten – een praktijk die het door jou omschreven basale recht op morele zelfbeschikking ondermijnt.
    Volgens mij is het probleem van mensenrechten dan ook niet primair dat de individuele mensenrechten een afspiegeling zijn van Westerse waarden. Het probleem is dat het hele idee dat er een universele moraal bestaat waaruit bepaalde universele rechten kunnen worden afgeleid, op zichzelf een Westers idee is dat afkomstig is uit een bij ons diepgewortelde natuurrechtstraditie.
    Op dit moment is de mensenrechtendialoog tussen het Westen en landen die mensenrechten schenden nog erg vaak een monoloog: wij identificeren en veroordelen praktijken die volgens ons strijdig zijn met de universele moraal. Maar in veel gevallen is het de vraag of de personen en landen die onze kritiek ontvangen, wel geloven in het bestaan of de geldigheid van deze universele moraal. Dit is dan ook de reden waarom dergelijke kritiek op mensenrechtenschendingen vaak wordt ervaren als neo-koloniale betweterigheid vanuit het westen.
    Ik denk daarom dat we uiteindelijk effectiever zouden kunnen zijn in het bevorderen van de mensenrechten als we niet simpelweg hun universele geldigheid postuleren. We zullen eerst grote delen van de wereld moeten overtuigen van het belang en de mogelijkheid van een moreel perspectief dat uitstijgt boven de lokale visie van geloof of natiestaat.

Comments are closed.