Door Neelke Doorn (Hoogleraar Technische Universiteit Delft)

De laatste jaren zien we steeds vaker verwijzingen naar de ‘veerkrachtige samenleving’ als antwoord op grote maatschappelijke uitdagingen. Zo werd in de troonrede van 2014 veerkracht in verband gebracht met geopolitieke ontwikkelingen en veranderingen in de zorg en werd veerkracht recent genoemd in verband met klimaatverandering en de vluchtelingencrisis. De verwijzing naar veerkracht lijkt daarmee inmiddels haast onvermijdelijk. Het verbaast dan ook niet dat ‘veerkrachtige en zinvolle samenlevingen’ een apart thema is binnen de nationale wetenschapsagenda (https://vragen.wetenschapsagenda.nl/route/veerkrachtige-en-zinvolle-samenlevingen).

Intuïtief spreekt de term sterk aan. Veerkracht verwijst naar zo iets als herstel, het vermogen om tegenslagen op te kunnen vangen. Wie zou dit nu niet willen? Zonder verdere toelichting is de term echter zodanig vaag dat het weinig concrete aanknopingspunten biedt om beleid op te baseren. Op welk vermogen wordt precies gedoeld en hoe wordt dat ingevuld?

Het woord veerkracht roept het beeld op van een veer die wordt uitgerekt en weer terugschiet naar de beginstand. Dit komt ook tot uitdrukking in de Engelse term voor veerkracht, resilience, dat afgeleid is van het Latijnse woord resiliere, dat zo veel betekent als ‘terug springen’. In technische disciplines wordt veerkracht in deze betekenis gebruikt; de focus ligt hierbij op het terugbrengen van een systeem of een technisch onderdeel in de oorspronkelijke toestand.

In de ecologie wordt veerkracht doorgaans iets ruimer opgevat, namelijk als het vermogen van een ecosysteem om klappen op te vangen en terug te keren naar een toestand van evenwicht, bijvoorbeeld na een periode van vervuiling of droogte. Dit hoeft niet een identieke toestand te zijn, maar wel een toestand waarbij het systeem blijft functioneren.

Sinds het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw wordt de term veerkracht ook gebruikt om te verwijzen naar sociale systemen: teams, buurten, de samenleving als geheel. Dit kan als beschrijving achteraf (‘het sportteam toonde veerkracht nadat het op achterstand was gezet’, ‘de Nederlandse samenleving toonde collectieve veerkracht na de ramp met de MH17’), maar het wordt in toenemende mate ook genoemd als een nastrevenswaardige eigenschap van sociale systemen.

In de sociaalwetenschappelijke literatuur over veerkracht wordt benadrukt dat veerkracht, indien toegepast op sociale systemen, niet moet worden opgevat als simpelweg ‘terug springen’ naar de oorspronkelijke toestand. Het grote bezwaar tegen een dergelijke smalle opvatting van veerkracht is dat het juist kwetsbaarheden in stand houdt of ‘reproduceert’. Als de vanwege orkaan Katrina geëvacueerde inwoners van New Orleans simpelweg zouden zijn teruggekeerd naar hun oorspronkelijke huizen zonder verdere bescherming, dan zouden zij nog net zo kwetsbaar zijn als voor de overstromingen. Bij sociale veerkracht zou het om meer moeten gaan: het vermogen van een groep of maatschappij om een klap op te vangen, daarvan te herstellen en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.

Tot zover de conceptualisatie van veerkracht in verschillende disciplines. Als we nu echter kijken naar het beleid dat bedoeld is om de veerkracht van de samenleving te vergroten, dan zien we een tweetal mogelijke problemen.

Het eerste probleem betreft de opvatting van veerkracht. In het beleid dat bedoeld is om veerkracht te vergroten wordt soms uitgegaan van de nauwe, technische opvatting van veerkracht, waarbij mensen teruggebracht worden in de oorspronkelijke, soms kwetsbare positie. Een helder voorbeeld hiervan is de inzet van verzekeringen als bescherming tegen risico’s. Zo wordt in veel landen sterk ingezet op een, al dan niet verplichte, verzekering tegen schade als gevolg van overstromingen. Dit leidt ertoe dat mensen in overstromingsgevoelige gebieden hun schade weliswaar vergoed krijgen, maar dat er weinig wordt gedaan preventie, noch dat er aanvullende bescherming wordt geboden. Dit heeft als gevolg dat de bewoners van deze, veelal armere wijken jaarlijks worden geconfronteerd met overstromingen (de beelden van overstromingen in het Verenigd Koninkrijk halen ook jaarlijks de Nederlandse media). Financieel gezien worden zij wellicht gecompenseerd, maar het vermogen om een volgende overstroming op te vangen is zeker niet versterkt. Dichter bij huis zien we een vergelijkbare nauwe opvatting van veerkracht in ons huidige zorgstelsel. Burgers met psychiatrische problematiek, bijvoorbeeld, lopen soms het risico op zelfverwaarlozing en een slechtere gezondheid. Zolang zij hun omgeving geen overlast bezorgen en zelf nog niet zeer ernstige gezondheidsrisico’s lopen, is de inzet van ondersteuning gering. Bij een tijdelijke verslechtering van de gezondheidstoestand volgt eventueel een ziekenhuisopname en kortdurende intensivering van de thuiszorg. Echter, na herstel keert de persoon weer terug naar de situatie met suboptimale zorg, die nu juist de voedingsbodem is voor verdere gezondheidsproblemen.

Het tweede probleem heeft te maken met de ongelijke verdeling van veerkrachtversterkende maatregelen. Zo veronderstellen veel regelingen die bedoeld zijn om de veerkracht te versterken, of deze nu van toepassing zijn op de zorg of op het klimaatbestendig maken van een woonwijk, al een grote mate van zelfredzaamheid van de burger. De buurt met veel hoogopgeleide mensen kent de weg in het subsidienetwerk om een lokaal buurtpark aan te leggen, waardoor de wateroverlast na een heftige regenbui zal afnemen en de bewoners ook nog eens kunnen profiteren van een leuke buurtmoestuin. De wijken met verhoudingsgewijs veel bewoners uit lagere sociaaleconomische klassen zijn doorgaans veel minder goed in staat om te profiteren van dergelijke maatregelen. Vergelijkbaar in de zorg: de hoogopgeleide burger overleeft de bureaucratie en regelt een traplift voor zijn of haar vader, de laaggeletterde burger raakt erin verstrikt en vangt bot bij het gemeenteloket.

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat het veerkracht geen neutrale term is. Voor de wijze waarop veerkrachtversterkende maatregelen worden geïmplementeerd maakt het een groot verschil welke opvatting van veerkracht wordt gehanteerd. Als veerkracht leidend wordt in maatschappelijk beleid – iets waar ik zeker geen tegenstander van ben – dan is het belangrijk dat deze opvatting expliciet wordt gemaakt. Indien we de samenleving veerkrachtiger willen maken, dan lijkt het uit verdelingsoogpunt belangrijk niet de metafoor van de naar de beginstand terugspringende veer te volgen. Dit zou mensen die al op achterstand staan slechts terugbrengen in hun kwetsbare uitgangspositie. Daarnaast is het wenselijk dat díe mensen die het meest baat zouden hebben bij veerkrachtversterkende maatregelen, er ook het meest van kunnen profiteren. Pas dan kunnen we spreken van een werkelijk veerkrachtige samenleving.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

5 Comments

  1. Zou ‘incasseringsvermogen’ misschien een betere term zijn dan veerkracht? Ik vraag me af in hoeverre je de blootstelling aan risico’s moet vermengen met de term veerkracht. Een bokser die stopt met boksen loopt minder klappen op, maar we zouden niet zeggen dat zijn incasseringsvermogen daarmee is toegenomen. Oftewel, als je een dijk bouwt tegen overstromingen, reduceer je dan de risico’s of laat je de maatschappelijke veerkracht toenemen?

  2. Helemaal eens dat het verminderen van blootstelling niet hetzelfde is als het vergroten van veerkracht. En zeker in Nederland zou ik al helemaal geen pleidooi willen houden voor meer en hogere dijken. Maar buiten Nederland wordt bij overstromingsrisicobeheer wel steeds meer de term “veerkracht” gebruikt om maatregelen te introduceren die juist ongelijkheden introduceren of vergroten. Wat dat betreft lijkt mij het investeren in goede evacuatieplannen of hulpdiensten in plaats van financiele compensatie achteraf een betere opvatting van veerkracht.

  3. Het Bowtie concept past uitstekend om de verschillen te articuleren. Veerkracht zit aan de rechterkant van de Bowtie en de kans-reducerende maatregelen aan de linkerkant. Investeringsvraagstukken dienen zowel het linker als het rechterdeel van de Bowtie te beschouwen.

    1. Mooie toevoeging Pieter! Ik denk dat er binnen de engineering inderdaad steeds meer modellen worden ontwikkeld die veerkracht echt tot een zinvol paradigma kunnen maken.

  4. Richard den Brabander heeft het in zijn boek “Wie wil er nu niet zelfredzaam zijn?”, over normatieve sprongen. Het opleggen van meer veerkracht aan anderen is een normatieve sprong wat mij betreft. Mij lijkt de term “terugspringen” wat ongelukkig gekozen voor een goed overdrachtelijk begrip. De veerkracht alsof we een overdrachtelijk stootkussen om ons heen hebben, lijkt me meer van toepassing op de meeste doelgroepen. Vandaar én een verzekering én een betere opleiding én een goede overheid voor ons allemaal én een eerlijke verdeling van middelen én streven naar goede gezondheid. Onder meer.
    En een goede schokdemper is ook handig. Dit alles om niet beschadigd te raken. Het gebruik van veerkracht als oplossing voor anderen is bij uitstek een uiting van onverschilligheid.
    Taleb hanteert het woord antifragiel als een tegenhanger van fragiel, maar dat is niet hetzelfde als robuust. Het lijkt me goed om dit begrip mee te nemen als je de groepen analyseert die veerkracht zouden moeten tonen.

Comments are closed.