Door Fleur Jongepier (Radboud Universiteit Nijmegen)

Deze blogpost is onderdeel van een serie blogposts over de vraag: waarom is literatuur belangrijk? Het vorige deel (‘Het belang van literatuur is wetenschappelijk bewezen.’ Oja?) vind je hier, hoewel de blogs ook los te lezen zijn.

Vorige keer eindigde ik met de vraag waarom we eigenlijk alleen door romans, en niet (vooral) door films of series onze sociale vaardigheden zouden ontwikkelen. In deze blogpost pik ik deze vraag op, onderzoek ik nog een laatste poging om de roman te redden, en zoom ik in op de vervolgvraag, namelijk waarom we überhaupt de waarde van romans of film zouden moeten zoeken in het idee dat we er socialere of ‘betere mensen’ van zouden worden.

De tijdgeest in beeld?

Stel dat het lezen van literatuur ons empathischer maakt, dat het goed is voor onze sociale vaardigheden. Iemand wees mij naar aanleiding van mijn vorige blog op een interessant artikel, ‘Rewards of reading: Toward the development of possible selves and identities’, dat de op basis van kwalitaitef (en niet kwantitatief!) onderzoek laat zien dat het vrijwillig lezen door adolescenten…

…provides learning opportunities that scaffold identity formation, afford ‘spaces’ where youth rehearse and relationally enact gender roles, ethnic/racial identification, and fashion educational aspirations.

Stel dat dat waar is. Waarom dan romans? Waarom zouden we  Mary Shelley’s Frankenstein lezen, de beroemde roman over een wetenschapper die een manier ontdekt om levenloos materiaal (lijken) tot leven te wekken, en niet de seizoenen van de (tamelijk geniale) Zweedse sciencefictionserie Real Humans kijken? Het is niet onwaarschijnlijk dat Real Humans ons beter leert nadenken en verplaatsen in kunstmatige personen (en dus over morele verantwoordelijkheid, identiteit, discriminatie, enzovoorts) dan Frankenstein uit 1818.

Waarom Het Slot van Kafka lezen en niet gewoon een handjevol ‘Kafkaesque’ films kijken? Waarom Flanagan’s Man Booker Prize-winnende Narrow Road to the Deep North lezen, en niet gewoon The Bridge on the River Kwai kijken? Waarom zouden we überhaupt nog romans lezen in plaats van een abonnement nemen op Netflix?

Deze vragen, hoewel plagend, zijn niet retorisch bedoeld. Misschien valt er wel degelijk een goed antwoord te geven, tenminste op sommige van de bovenstaande vragen. Het idee dat we literatuur van hogere waarde achten dan series of films heeft tenminste voor een deel te maken met het ‘verdienmodel’ van beide, maar dat is een contingent feit. In elk geval is het niet evident dat de roman boven de film of serie gaat, zoals soms wordt gesuggereerd. Het gaat gewoon om verhalen, punt.

Vooral als het gaat over de capaciteit om ons te verplaatsen in personen uit andere tijden en culturen is het niet onwaarschijnlijk dat we in sommige opzichten misschien wel méér kunnen leren van verhalen in beeld. Neem de ‘roaring twenties’ en het interbellum.  Leren we niet minstens even veel, zo niet meer, van series als Boardwalk Empire (aanrader) Downton Abbey of Mr Selfridge dan van D. H. Lawrence’s Lady Chatterley’s Lover of Virginia Woolf’s Mrs. Dalloway?

Series geven ons de mogelijkheid om gedurende weken,  maanden of soms zelfs jaren met personages mee te leven, in hun leven te verplaatsen, mee te denken, mee te voelen. Niet dat ik Middlemarch van George Eliot in een paar uur uit had, maar het is niet uitgesloten dat ik een beter beeld heb gekregen van de periode van Downton Abbey (1912-1925) dan de periode waarover George Eliot schreef (eind 1820 begin 1830).

Appels en peren?

De conclusie hier, trouwens, is zeker niet dat Downton Abbey ‘dus’ beter is. Misschien is actief inleven juist wel een teken van het tegenovergestelde—een goedkope truc. Mrs. Dalloway vergelijken met de Britse serie Mr Selfridge is eveneens appels met peren vergelijken, lijkt het. Maar als het idee is dat verhalen waardevol zijn omdat ze onze capaciteit voor empathie vergroten, dan is het niet duidelijk waarom appels beter zouden zijn dan peren. Dat onderscheid doet er niet toe als we simpelweg meer fruit moeten eten. De conclusie is dus misschien vooral dat ‘inleven’, ‘empathie’, ‘een beter mens worden’ misschien wel niet het enige, of het juiste, criterium is waarom verhalen belangrijk zijn.

Los daarvan is het niet duidelijk of het onderscheid zo hard is als dat van appels en peren. Wat als Mrs. Dalloway een heel slechte roman was, en Mr Selfridge haar tijd ver vooruit en absoluut geniaal, in plaats van het kostuumdrama wat het nu is? Zouden we dan nog dezelfde intuïties hebben dat de roman beter, hoger, belangrijker is? Middlemarch heeft veel wat Downton Abbey niet heeft, maar dat feit heeft niet principieel met de vorm te maken, m.a.w., dat het een literatuur is, en de ander niet.

‘Maar romans bieden ons gewoon iets wat films en series missen!’ Misschien. Maar dat lijkt een contingente feit te zijn, wat onder andere te maken heeft met het feit dat het schrift veel ouder is dan de film, en de commercialisering van de laatste de kwaliteit, laat staan de historische accuraatheid, niet altijd ten goede komt (zie Downton Abbey). De uitdaging is dus uit te leggen waar dit ‘iets’ dan in zit zonder (stiekem) een chauvinistische of elitaire joker in te te zetten. Ik betwijfel of dat kan. De echte interessante vraag is, denk ik, wat een verhaal een goed verhaal maakt. De vergissing is te veronderstellen dat het antwoord hierop iets te maken heeft met verhalen in schrift of beeld.

Soms wordt er bijvoorbeeld teruggevallen op het idee dat verhalen ‘op het scherm’ in cultureel en intellectueel opzicht simpelweg minderwaardig zijn. Zo expliciet gesteld zullen weinigen het met de stelling eens zijn. Niettemin wordt vaak op impliciet niveau beroep gedaan op dergelijke anti-scherm sentimenten, om daarmee de zogenaamde intrinsieke waarde van het geschreven verhaal te onderstrepen zonder een werkelijk argument te geven. Het anti-scherm sentiment kan echter wel tot een argument worden geformuleerd – een laatste poging om de roman te redden.

Actief meeleven versus passief registreren

Het argument is dat men zich bij het lezen van romans iets ‘actief verbeeldt’ en bij het kijken naar een scherm slechts ‘passief registreert’. Maar dit argument houdt geen stand. Het zou onder andere betekenen dat we een film als Son of Saul, waarbij we mee worden gezogen in het leven van een gevangene in Auschwitz die deel uit maakt van een Sonderkommando, ‘passief registreren’, terwijl we een roman als, zeg, De Republiek van Joost de Vries over professor Hitlerstudies Josip Brik, actief meemaken. Degenen die Son of Saul hebben gezien weten beter. (Degenen die De Republiek hebben gelezen—ik kan het niet aanraden—ook.)

Het idee dat films of series je minder goed in staat stellen om anderen te begrijpen en met anderen te communiceren is sowieso niet heel geloofwaardig. Dit lijkt dezelfde redenering te zijn als die precies ooit tegen verhalen in schrift werden gebruikt. Meer dan tweeduizend jaar geleden waarschuwde Plato bijvoorbeeld nog voor de gevaren van het schrift (dat deed hij trouwens zelf ironisch genoeg ook op schrift). In de Phaedrus stelt hij dat het geschreven woord negatieve gevolgen heeft voor communicatie tussen mensen en de mogelijkheid om kennis te vergaren. Volgens Plato kun je namelijk alleen door middel van een dialoog, door vraag en antwoord en het uitwisselen van argumenten en ideeën, tot kennis komen. Dat is volgens Plato dan ook precies het probleem met het geschreven woord inclusief romans: lezen is een passieve activiteit. Je kunt immers geen vraag stellen aan een boek en een boek kan dus niet een poging wagen iets voor je te verduidelijken als je iets niet begrijpt. Wat opgeschreven staat kan volgens Plato hooguit een handig hulpmiddel zijn voor je geheugen.

Wat er dus aan de hand lijkt te zijn is dat er simpelweg een ongefundeerd wantrouwen is tegen alles wat in technologisch opzicht nieuw is. Tegenwoordig wordt juist verondersteld, in tegenstelling tot Plato, dat romans precies dialoog mogelijk maken en ons aan kunnen zetten tot reflectie en gesprek. Er lijkt geen principiële reden te zijn waarom dat voor verhalen ‘op het scherm’ niet ook zo zou zijn.

In hoeverre we iets actief of passief meemaken, en in hoeverre we door een verhaal onze communicatieve en empathische vaardigheden trainen, heeft vooral te maken met de inhoud en/of kwaliteit van het verhaal, niet per se met haar vorm (beeld of woord). Bovendien is actief meeleven nog geen graadmeter voor kwaliteit, dat zou het ook niet moeten zijn. Het kan best zijn dat je de afleveringen van Game of Thrones actief meebeleeft, terwijl je de delen van Faust zonder veel empathie leest. Dat maakt Game of Thrones niet per se ‘beter’, ‘belangrijker’, ‘geschikter’, of wat dan ook.

Voor wie is ontlezing een probleem?

Dus we zijn eigenlijk weer terug waar we begonnen. We begonnen met de hoop een argument te vinden dat specifiek het belang van literatuur—geschreven verhalen—zou laten zien. Maar zo’n argument, moeten we inmiddels concluderen, lijkt niet voorhanden. Het kan best zijn dat het lezen van Esther Gerritsen of Virginia Woolf ons helpt om onze sociale vaardigheden te verbeteren, ons empathischer maakt, maar de roman heeft geen monopolie op empathie. Om het chargerend te zeggen: ontlezing is vervelend voor de schrijvers en voor uitgevers, maar niet per se ‘voor ons’, zolang we het vervangen met verhalen in een andere vorm, zonder dat we al te veel moeten inboeten op kwaliteit.

Opvallend genoeg komt nota bene schrijver Philip Huff – dezelfde Huff die eerder stelde (zie voorafgaande blog) dat lezen belangrijk is omdat we er een beter mens van worden – zelf recentelijk tot dezelfde conclusie:

… begrip voor de gedachten en gevoelens van anderen is een cruciale vaardigheid die complexe sociale relaties mogelijk maakt. Maar: dit kan ook door series te kijken. Of films. Of een teamsport te beoefenen. Als we de wereld zien als een plek waar we onderling begrepen willen worden, is lezen een manier om dat te bewerkstelligen, maar niet de enige. En wie mensen ‘betere’ mensen wil laten zijn, kan beter aan gedragstherapie doen. Huff — ‘Een boek is even leuk als een serie’

Maar er is eigenlijk nog een meer fundamentele vraag: waarom zou het eigenlijk überhaupt goed zijn om je in anderen te kunnen verplaatsen?

Maakt literatuur ons tot betere mensen?

Zoals Katrien Schaubroek eerder op Bij Nader Inzien schreef:

‘Ook manipulatoren en sadisten danken hun succes aan hun empathisch vermogen (…) Empathisch inleven volstaat niet om een morele pluim op de hoed te spelden’.

Sadisten zijn precies zo succesvol omdat ze zich in anderen kunnen verplaatsen en leren begrijpen hoe en wat andere mensen denken. Niet ondanks. Met andere woorden, je kunnen inleven in een ander is één ding; je met goede intenties inleven in een ander, laat staan bereid zijn je handelen erop aan te passen, is iets anders. Het is zeer de vraag hoe romans, series en films zich tot deze drie niveaus verhouden. Leren verhalen je goede intenties te krijgen? Krijg je het hart op de juiste plek, als je maar genoeg romans leest? Leren verhalen je ook daadwerkelijk om moreel juist te handelen?

En ook hier: de uitdaging is hoe we kunnen stellen dat we van verhalen ‘betere mensen’ worden zonder een elitair standpunt in te nemen en te vervallen in verheffingspraat, en zonder over het hoofd te zien dat veel mensen geen toegang hebben tot internet en ongeveer 1 biljoen mensen nog altijd analfabeet is.
Je wordt helemaal geen beter mens van lezen, concludeert ook schrijver Philip Huff. “Wie mensen ‘betere’ mensen wil laten zijn, kan beter aan gedragstherapie doen.” Vervolgens parafraseert hij Bert Keizer:

“ik zie om mij heen veel verpleegsters met een grenzeloze empathie die nooit een boek lezen, terwijl het niet zo is dat literatuurwetenschappers overlopen van empathie”.

Inderdaad.

Rest de vraag: waar moeten we het belang van verhalen dan wél zoeken?

NB. Er zijn na publicatie van deze blogpost enkele kleine wijzigingen in de tekst aangebracht.


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Er is nog een -in mijn eigen beleving – belangrijk verschil tussen schrift en beeld, namelijk het tempo. Bij lezen bepaalt de lezer het tempo en kan op elk moment kiezen om even te reflecteren of een stuk opnieuw te lezen. Ik denk dat dit een meerwaarde heeft voor het “slijpen van de geest”: het helpt je vermogen om kritisch na te denken.

Comments are closed.