Door Katrien Schaubroeck (Universiteit Antwerpen)

Er verschijnt de laatste tijd meer en meer interessant werk in de ethiek van de voortplanting. Daniel Friedrich kreeg van The Journal of Applied Philosophy  de prijs van beste artikel van het jaar 2013 voor zijn artikel ‘A duty to adopt?’, Christine Overall oogstte grote belangstelling met haar boek  Why Have Children?: The Ethical Debate, recent verscheen een bundel Permissible Progeny? The Morality of Procreation and Parenting. De moraliteit van ouderschap en voortplanting –  waarover gaat dit eigenlijk? Zoals zal blijken is De Dag van de Aarde best een goed moment om hier enkele gedachten aan te wijden.

De eerste gedachte die in mij opkomt: bestaat er wel zoiets als een ethiek van de voortplanting? Of wordt dit domein bijvoorbeeld door publicatiedrang in het leven geroepen? Het is een tamelijk nieuw en onontgonnen (en dus spannend) terrein, maar misschien is dat zo om een goede reden? Er zijn allerlei overwegingen die meespelen in de beslissing om een kind te nemen (eerst nog een grote reis maken? eerst een job vasthebben? en, misschien typischer voor Vlaanderen dan Nederland, eerst een huis kopen?), maar weinigen met een kinderwens zullen zich de morele vragen stellen die ze zich volgens Friedrich, Overall en collega-ethici moeten stellen. In een paar uitzonderlijke gevallen, zoals moeders van 60 jaar of ouders met een ernstige genetisch overdraagbare aandoening, zullen de meeste mensen hun morele oordeel klaar hebben. Maar wanneer een koppel gezonde dertigers beslist een kind te nemen  – wat zou moraalfilosofie daarover te zeggen hebben? Is dat geen persoonlijke beslissing, gebaseerd op voorkeuren, verlangens, ambities die buiten het morele blikveld vallen?

Een volmondig nee is te horen onder andere bij David Benatar die zijn radicale positie het anti-natalisme noemt: het is altijd beter om geen kinderen op de wereld te zetten.  Een kinderwens is een slecht verlangen waar je beter niet op ingaat, omdat de realisatie ervan kwaad berokkent op minstens twee niveaus: je doet het kind iets vreselijks aan, en je zadelt de aarde en de wereldbevolking die sowieso al te groot is op met een bijkomend probleem. Benatars boodschap klinkt zo cynisch dat je er haast van in de lach schiet, maar het is hem ernst. Gematigder is Overalls positie. Zij argumenteert dat de keuze voor kinderen meer rechtvaardiging behoeft dan die doorgaans krijgt én dan de keuze om geen kinderen te krijgen. Wie ervoor kiest geen nageslacht op de wereld te zetten gaat volgens Overall voor de moreel veilige optie, want kinderen die niet bestaan kunnen niet lijden. Wat de balans kan doen overslaan voor Overall, is de waarde van de ouder-kind relatie, maar dan moet je als toekomstige ouder wel ervan overtuigd zijn dat je in staat bent om zo’n waardevolle, hechte en ondersteunende relatie met je kind uit te bouwen. In de vermelde bundel biedt Anca Gheaus welkom tegengewicht door de keuze voor een kind niet voor te stellen als enkel het bevredigen van een persoonlijk verlangen, maar ook als het tegemoetkomen aan een universeel verlangen: niemand wil graag tot de laatste generatie mensen behoren (met uitzondering van Benatar uiteraard). Of de keuze om geen kind te nemen in alle omstandigheden de ‘veiligste’ is, valt daarom nog te bezien.

Is het moreel verantwoord om een kind te krijgen? Nog afgezien van het antwoord, vooronderstelt de vraag dat voortplanting geen private aangelegenheid is, maar de belichaming van een morele verantwoordelijkheid ten aanzien van het toekomstige kind, de natuur, de samenleving, en niet te vergeten de reeds levende maar ouderloze kinderen. In plaats van zich voort te planten zouden ouders met een kinderwens immers ook een kind kunnen adopteren. Dat zou de moreel juiste handeling zijn, argumenteert Friedrich. Overheden hebben dan ook de verantwoordelijkheid om adoptie aantrekkelijker te maken. Maar zolang dat niet gebeurt, vraag ik me af of Friedrich en andere verdedigers van adoptie niet net moeten toegeven dat het kiezen voor adoptie moreel problematisch kan zijn. Toen we pas getrouwd waren (10 jaar geleden) overwogen mijn man en ik adoptie. Maar ik veranderde van mening toen ik vernam dat er in België voor elk kind dat opgegeven werd voor adoptie 7 ouderparen te springen stonden. Die competitie met andere koppels gaf mij een heel ongemakkelijk gevoel. Niet alleen wekte het de indruk dat adoptie ‘de jacht op een kind’ was, maar ook vroeg ik me af of die andere 6 ouderparen misschien geen biologische kinderen konden krijgen, en wat zou ik hen dan in de weg staan? Ik heb geen onderzoek gedaan naar de exacte cijfers, maar op het eerste gezicht zijn de zaken er alleen maar slechter op geworden. In De Morgen van 20 april getuigt een  homo-koppel van hun vurige kinderwens en de wanhoop die onvermijdelijk volgt op het besef dat ze nummer 280 op de wachtlijst zijn en er jaarlijks ongeveer 10 kinderen worden opgegeven voor adoptie (reken zelf maar uit). Homo-koppels met een kinderwens hebben niet veel alternatieven (pleegzorg is er één, maar het is niet hetzelfde), is het dan wel moreel verantwoord dat vruchtbare heterokoppels het morele advies van Friedrich opvolgen? Het artikel van Friedrich is erg lezenswaardig, want hij overloopt zorgvuldig allerlei principiële en praktische obstakels. Hij besluit dat er inderdaad praktische moeilijkheden opduiken bij het toepassen van de morele wet op de imperfecte praktijk. Maar hij maakt zich geen zorgen om de vraag waar ik mee blijf worstelen: zijn er niet ook fundamentele bezwaren tegen het überhaupt formuleren van morele plichten en verboden aangaande resp. adoptie en voortplanting?

Ik wil niet beweren dat mensen een recht hebben op een eigen kind. Dat lijkt me geen coherent gebruik van wat het betekent ergens recht op te hebben. Je kan dit niet afdwingen, met de natuur valt niet te onderhandelen. Als er niet zoiets als een recht op een eigen kind is, volgt dan dat mensen geen recht hebben op een eigen kind en aan de hand van argumenten moeten plausibel maken dat hun keuze voor een kind moreel verantwoord is? Deze denkpiste gaat uit van de veronderstelling dat het hebben van een biologisch eigen kind standaard verdacht is, en moet verdedigd worden. Maar is het hebben van een biologisch eigen kind moreel verkeerd bij afwezigheid van tegenargumenten? Zo voelt het absoluut niet aan. Maar vlees eten voelt voor vele mensen evenmin fout aan, en intuïties zijn nog geen argumenten. Zijn onze spontane intuïties ook slechte raadgevers in de ethiek van de voortplanting?

De keuze voor een kind is zo fundamenteel en levensbepalend dat ik me afvraag of we hier geen goed voorbeeld te pakken  hebben van wat Bernard Williams ‘categorical desires’ noemde. Deze verlangens geven het leven zin, zodanig dat het frustreren van deze verlangens de kern van ons zijn aantast, en we gebroken mensen worden voor wie het leven mag ophouden. Gebroken mensen doen niet meer aan ethiek. Hen kan de wereld gestolen worden. Zij geven nergens meer om. Williams’ kritiek op bepaalde morele theorieën luidt dan ook (terecht volgens mij) dat moraal niet nietsontziend kan bevelen tot het opgeven van wat van levensbelang is voor iemand.  Voor sommige mensen is het verlangen naar een eigen kind zo belangrijk.
Ik voel wel wat voor de redenering van Williams, maar het is moeilijk mezelf te ontdoen van de verdenking dat ik aan post-hoc rationalisatie doe.  Ik verdenk trouwens niet alleen mezelf hiervan. Benatar heeft geen kinderen, Friedrich heeft adoptie grondig overwogen maar omwille van praktische problemen uitgesteld, Overall heeft na lange deliberatie gekozen voor twee biologische kinderen. Mijn man en ik hebben ook gekozen voor een biologisch eigen kind. Misschien willen we er zelfs nog één. Is dat moreel toelaatbaar? Of moet ik me die vraag niet stellen?


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

9 Comments

  1. Mooie post, Katrien, die een heldere inkijk in dit debat geeft!
    Ik vroeg me af of je, als je het over adoptie hebt, het enkel over adoptie van kinderen geboren in België hebt? Als je adoptie internationaal bekijkt, zijn de overwegingen die je schrijft dan nog steeds zo belangrijk? Als er op mondiale schaal even veel of meer kinderen geen ouders hebben dan dat er adoptie-wensouders zijn, dan vervalt dit argument. Maar dat neemt niet weg dat er andere argumenten een rol kunnen spelen die pleiten tegen de stelling dat adoptie een moreel superieur alternatief zou zijn t.o.v. het creëren van nieuw leven.
    Een belangrijk argument dat je niet aanraakt, maar wel heel kort naar alludeert in je openingsparagraaf, is de vraag hoe zich dit verhoudt tot ecologische duurzaamheid. Verschillende filosofen hebben boeken/artikelen/papers geschreven over de vraag hoe het morele recht op een kind (of preciezer: de waarde van de ouder-kind relatie) van leden van de huidige generatie beperkt wordt door de morele rechten op een kind van toekomstige generaties. Eigenlijk is iedereen het er over eens dat je onmogelijk vol kan houden dat wij meer recht zouden hebben op kinderen dan leden van toekomstige generaties; dus als er door onze wens om meerdere/veel kinderen te hebben minder ‘ecological space’ overblijft voor toekomstige generaties, is dat niet moreel toelaatbaar (net zoals het niet moreel toelaatbaar is om veel meer ecosysteem resources te benutten voor consumptie dan dat je ‘eerlijke aandeel’ is – wat dat precies is daar wordt natuurlijk volop over gediscussieerd door filosofen). Maar ik heb nog geen goed argument gezien dat stelt dat we ons, moreel gezien, helemaal geen vragen hoeven te stellen over procreatie gegeven de fragiele wereld die we gecreëerd hebben. Moreel struisvogelgedrag brengt ons ook niet verder.

    1. Dag Ingrid,
      Dank je voor je reacties. Ik bedoelde internationale – niet internationale adoptie, want die laatste categorie is minder relevant voor mijn betoog (in België betreft dat vooral stiefouders die hun stiefkinderen adopteren). Uiteraard zijn er feitelijk gezien over de hele wereld veel meer kinderen zonder ouders dan er koppels op de Belgische wachtlijst staan. Maar die kinderen geraken niet allemaal in ‘het systeem’ om allerlei complexe redenen. De Belgische administratieve traagheid en diplomatieke onhelderheid verergert de toestand, waardoor er jaarlijk werkelijk slechts 10 kinderen (van die vele duizenden zonder ouders of familie) in België geadopteerd worden. Zolang de overheid internationale adoptie niet beter organiseert, blijft mijn argument gelden denk ik.
      Ik weet ook niet of iemand wil/kan argumenteren dat we ons geen vragen hoeven te stellen over procreatie. Mijn idee is eerder dat vele mensen (filosoof en niet-filosoof) intuïtief zullen aanvoelen dat het ongepast is om van iemand die voor de derde keer zwanger is te denken: dat is egoïstisch zeg! Ik denk niet dat die intuïtie uit struisvogelpolitiek voortkomt maar eerder uit het idee dat er in particuliere gevallen andere overwegingen meespelen dan de ideaal-theoretische. En elke zwangerschap is wel voor iemand particulier.

  2. Mooi stuk! In aanvulling op Ingrid: een kinderwens kan wel een ‘categorical desire’ zijn, maar die is met een enkel kind vervuld. Vandaar dat de rechtvaardiging voor een tweede, derde of zelfs meer kinderen van een andere morele orde is. In het licht van duurzaamheidsvraagstukken geldt dat met name voor de keuze voor meer dan twee kinderen per koppel, dat wil zeggen voorbij het punt van ‘reproductie’.

    1. Dag Marc, dankjewel! Het duurzaamheidsvraagstuk heb ik niet met zo veel woorden uiteengezet in mijn stukje. Aan geen enkel argument heb ik trouwens veel aandacht besteed. Omdat ik me net afvraag hoe relevant die algemene argumenten zijn in confrontatie met de persoonlijke beslissing om een kind te nemen. Ik ben zelf moraalfilosofe, probeer woord en daad bij elkaar te laten aansluiten, en ik vind niet we onze oude gewoontes altijd maar voor lief moeten nemen, of dat we onze intuïties nooit zouden moeten reviseren (bijv. mbt dierenethiek). Ik kan me echter inbeelden dat iemand overtuigd door het argument van Overall besluit om het bij 2 kinderen te houden, en daar de rest van zijn/haar leven spijt van heeft. Ik kan me niet inbeelden dat iemand overtuigd door de argumenten van Singer besluit om vegetarisch te eten, en daar de rest van zijn/haar leven spijt van heeft (al was het maar omdat hij/zij die beslissing elke dag ongedaan kan maken). Moeten we die spijt, of dat verdriet omwille van het niet-voltooide levensproject niet ernstig nemen in onze moraalfilosofische overwegingen? Ik weet met andere woorden niet zeker of de wens voor een derde kind niet ook een categorical desire, of een diepgewortelde ‘caring’ kan zijn. En ik weet ook niet zeker hoe dat zich dan verhoudt tot de algemene argumenten tegen procreatie.

  3. Ontstaat een moreel recht en een morele verantwoording vanuit eindigheid der dingen of juist vanuit de beperking n eindigheid van mensen? Of is een moreel recht eerder onlosmakelijk verbonden aan het recht op ontstaan en geboorte? Wat zou geboorte en ontstaan moreel minder urgent kunnen maken dan dood of vergankelijkheid?
    De ecologische duurzaamheidsgedachte vertrekt mijns inziens primair vanaf een deterministisch standpunt: de onomkeerbare eindigheid der aardse dingen en levende wezens los van denkende mensen. En vooral de invloed die de mensheid heeft op die eindigheid. Aardse bronnen en wezens buiten de mensheid zijn nodig voor een bestaan van de mensheid. Als je dat aanhoudt vervalt een moreel recht tot een categorisch imperatief van tellen in louter ecologische voetafdrukken. Een uiterst arbitrair neo-Maltusiaans plafond waaronder het aantal levens die in leven kunnen blijven vast zou staan.
    Tussen de bedachte ecologische leefregels door, sijpelt heel soms de gedachte dat het niet alleen om uitstel gaat van die eindigheid over generaties heen, maar dat er een list gevonden wordt die de eindigheid opheft. Daarmee zou je ook kunnen pleiten voor welbegrepen zuinigheid in combinatie met meer denkende wezens die een list kunnen verzinnen.
    Hannah Arendt beschreef het al eerder en mooier als nataliteit die het vermogen weergeeft om het onverwachte waar te maken ‘tegen iedere waarschijnlijkheidsrekening in’.
    Dat zou een pleidooi voor meer kinderen kunnen zijn.

  4. Katrien,
    In het kader van de pre- en postnatale oefeningen is het belangrijk om naast de alom gekende ademhalingsoefeningen en oefeningen voor de bekkenbodemspieren ook aandacht te besteden aan de geestelijke kant van de zaak. Idealiter in dit verband is de tractatus van Wittgenstein (6.4 e.v.). Het gaat per slot van rekening over het leven.
    Groeten,
    Johan

  5. Zelf ben ik anti-voorplanting, ben gelukkig reëel, omdat het leven nergens op slaat, je bent maar een muppet van de natuur en chemische processen in universum/aarde. Buiten dat om is het leven op aarde hels, iedereen doet iedereen pijn, van mens naar dieren toe. Alle levens op aarde eten/moorden anderen levens opdat zij willen bestaan en nog durven te willen voor te planten zodat hun kinderen het hel op aarde door kan zetten. Dat heb je in mijn ogen een enkeltje psychiatrische inrichting nodig. Maar wel krokodillentranen wanneer een ander je wat aan doet, is zo drama-achtige hypocrisie. Mensheid weet beter, maar wil niet weten, heeft ontzettende veel complexen die ze moeten inzien.

    1. Dag Maartje,
      Juist om deze redenen, hebben wij mensen nodig zoals u die hyper-empatisch zijn op het universum en vooral op aarde. Leven zou dan toch anders uitzien, moesten wij zulke leiders hebben.
      Enfin, zelfs het woord ‘leider’ irriteert mij.
      Misschien kan jouw gedrag of gedachtegoed ook als egoïstisch beschouwd worden, omdat je geen moeite wilt doen voor de mensheid en op deze manier opgeeft.
      Ik zou toch opteren voor het vullen van kinderwens, maar dan door mensen met goede wil, want dit zou ten minste voor evenwicht zorgen op aarde.

      PS. Bedankt voor het artikel Mevr. Schaubroeck

Comments are closed.