Door Annemarie van Stee ()

Vluchtelingen, chronische zieke mensen, eenzame ouderen: er zijn veel mensen die een zwaar leven leiden. Filosofie kan ons helpen beter te begrijpen waarom we sommige levens als zinvol ervaren en andere als zinloos. We zagen in mijn vorige blogpost dat Susan Wolf drie criteria opgraaft waarop ervaringen en oordelen over zin gebaseerd zijn. Een leven is zinvol wanneer iemand enthousiast is over een waardevol doel en daar een positieve bijdrage aan kan leveren. Deze verwoording omvat een subjectief criterium (enthousiasme), een objectief criterium (een waardevol doel) en een activiteitscriterium (het leveren van een positieve bijdrage). In het licht van die criteria concludeerden we dat het niet raar is dat onder vluchtelingen in noodopvang gevoelens van zinloosheid heersen. De criteria gaven ook ideeën over hoe de situatie in de noodopvang verbeterd kan worden zodat de mensen die er wonen meer mogelijkheid hebben hun dagen zinvol te besteden. Maar de criteria leken ook veeleisend. Leiden mensen met zware levens automatisch een zinloos leven? Ik denk van niet en leg hier uit waarom.

Wolf neemt haar uitgangspunt in visies op hoe we het leven zinvoller kunnen besteden dan we doen. Ze bespreekt mensen als Marie Curie en Nelson Mandela die bij uitstek zinvolle levens hebben geleefd. De voorbeelden van zinloze levens heeft ze zelf bedacht. Ik denk dat ze daardoor de zinloosheid niet goed in het vizier heeft gekregen en dat haar analyse daar onder lijdt. Het is één ding wanneer wij of anderen zinloosheid ervaren en dus impliciet onze eigen levens als zinloos beoordelen. Met behulp van de criteria kunnen we zo’n ervaring beter duiden, waardoor we onszelf en anderen beter begrijpen. Het is echter iets anders om te oordelen over de zinloosheid van levens van anderen. Ik vermoed dat de reden waarom Wolf geen werkelijke voorbeelden heeft gebruikt, precies het belangrijke punt is dat nu buiten beeld blijft: het is aanmatigend om over het leven van iemand anders te oordelen dat het een zinloos leven is. Zeker waar het een zwaar leven betreft.

Wolf schrijft over de noodzaak voor een objectief criterium door te wijzen naar denkbeeldige mensen die hun leven het liefst zouden besteden aan kijken naar hun goudvis of aan het invullen van kruiswoordpuzzels. Als deze mensen de luxe zouden hebben aan hun voorkeuren toe te geven, maakt dat hun leven nog niet zinvol, zo schrijft ze. Maar er zijn mensen in deze wereld die hun dagen besteden aan kruiswoordpuzzels, sudoku’s of het kijken naar hun goudvis of de televisie. Dat is echter niet omdat ze daar zo van houden en de luxe hebben alleen maar te hoeven doen waar ze van houden. Integendeel, de meesten van hen zijn tot repetitieve handelingen of passiviteit genoodzaakt door hun omstandigheden. Ze zijn oud, ze zijn ziek, ze zitten in de noodopvang en hebben geen mogelijkheid activiteiten te ontplooien. Het zijn de mensen met zware levens.

Nomy Arpaly wees er op dat er waarschijnlijk niemand bijster enthousiast wordt van een leven besteed aan puzzelen, paalzitten, of goudvis staren. We hebben genoeg aan de vraag of mensen gegrepen zijn door hun activiteiten (het subjectieve criterium) om te kunnen beoordelen of hun leven zinvol is, zo stelt ze. Maar ook dat slaat de plank mis waar het op oordelen over zinloosheid aankomt. Want dat zou betekenen dat de meeste van de zware levens automatisch zinloos zijn. Mensen in zwaar weer hebben niet de mogelijkheid hun leven in te richten op zo’n manier dat ze activiteiten kunnen ontplooien waar ze fundamenteel enthousiast over zijn. Het is niet raar wanneer ze daardoor zinloosheid ervaren. Maar het is tegelijkertijd niet noodzakelijk: het kan gebeuren dat zulke mensen hun leven niet als volslagen zinloos ervaren. Wie zijn wij dan om met onze criteria in de hand te stellen: nee hoor, dat heb je mis, jouw leven is wel degelijk zinloos. We zouden beter naar ze luisteren om te kijken wat we van hen kunnen leren.

Een voorbeeld van een wel extreem zware periode in het leven is beschreven door Viktor Frankl, een van de grondleggers van de existentialistische psychotherapie. Hij bracht een deel van de Tweede Wereldoorlog in concentratiekampen door. Hij beschrijft in zijn boek De zin van het bestaan hoezeer het uitmaakte of zijn medegevangenen nog een doel om voor te leven hadden of niet. Hadden ze dat niet, dan was de kans veel groter dat ze zouden sterven, zo observeerde hij. Ze verloren de moed. Frankl hield zichzelf vast aan het dictum ‘Het doet er niet toe wat wij van het leven verwachten, maar wat het leven van ons verwacht’. Onder zware omstandigheden is het vaak niet mogelijk om een plezierig leven te leiden, of een leven waarin je jouw specifieke talenten actief inzet ten bate van een waardevol doel. Je kunt je dan alsnog toewijden aan datgene wat het leven onder die omstandigheden van je vraagt, zegt Frankl. Dat helpt om het leven niet als volslagen zinloos te ervaren.

In een concentratiekamp vraagt het leven misschien dat je je toewijdt aan de taak in leven te blijven zonder gek te worden. Dat doel is dan waardevol genoeg. In situaties van chronische ziekte vraagt het leven misschien dat je een positieve bijdrage levert aan de sfeer op de ziekenhuiskamer door je kamergenoot te helpen met zijn sudoku of af en toe een praatje te maken over het televisieprogramma dat opstaat. In een vluchtelingennoodopvang vraagt het leven misschien dat je de tijd die je daar wachtend moet doorbrengen uithoudt en dat je anderen helpt om ook de moed te bewaren.

Het zijn de omstandigheden die ontbreken in de zinvolheidscriteria van Wolf. Ze neemt haar uitgangspunt in de manieren waarop wij in onze cultuur elkaar aansporen ons leven zinvol(ler) te besteden. De omstandigheden waaronder wij op deze manier over zin praten, zijn relatief gunstig. Velen van ons leven in omstandigheden die ons in staat stellen om ons leven zelf in te richten met activiteiten die aansluiten bij onze interesses en talenten. Onze oordelen over zin worden daardoor gekleurd en dus ook beperkt. Impliciet gaan de zinvolheidscriteria ervan uit dat de mensen over wiens levens wij oordelen in dezelfde gunstige omstandigheden verkeren als wij.

Zorgen voor goudvissen: criteria voor zin in het licht van de omstandigheden

Ik wil proberen Wolfs zinvolheidscriteria op een minder veeleisende manier beschrijven, die meer rekening houdt met de omstandigheden en met het feit dat die omstandigheden zwaar kunnen zijn.

Allereerst is het ook onder moeilijke omstandigheden mogelijk om positief bij te dragen aan een of ander doel. Dat wil zeggen dat het activiteitscriterium blijft staan. We moeten ons ergens actief voor inzetten, hoe beperkt ook, wil ons leven zinvol in plaats van zinloos zijn. Zorgen voor goudvissen zal eerder zin geven aan het leven dan alleen maar naar goudvissen kijken. Omstandigheden kunnen beperkingen opleggen aan de grootte van de bijdrage of het type inzet dat iemand kan leveren: kerngezonde mensen kunnen meestal op meer manieren bijdragen dan chronisch zieke mensen.

Dan het objectieve criterium. Dat benadrukt dat het doel waar we ons aan toewijden een waardevol doel moet zijn. De zware levens maken ons duidelijk dat dit criterium om contextualisering vraagt. Wanneer we ons afvragen of wat we doen wel de moeite waard is, moet deze vraag gesteld worden in het licht van de omstandigheden waarin we ons bevinden. Onder gunstige omstandigheden is dag in dag uit rokend rondhangen met dezelfde mensen waarschijnlijk een behoorlijk doelloze besteding van onze tijd. Maar wanneer de omstandigheden zwaar zijn en samen rondhangen en roken eraan bijdragen dat we het leven onder die zware omstandigheden uithouden, dan heeft het op die manier toch zin. Hieruit blijkt ook dat dit criterium nooit puur objectief zal zijn. Het gaat hier eerder om een intersubjectieve discussie over welke activiteiten in het licht van de omstandigheden waardevol zijn.

Als laatste relativeren de zware levens de rol van enthousiasme bij het leiden van een zinvol leven (het subjectieve criterium). Het is natuurlijk zo dat het leven zinvoller is wanneer je fundamenteel geïnteresseerd bent in wat je doet en er met ziel en zaligheid bij betrokken kunt zijn. Soms is het leven echter een aaneenschakeling van taken die we liever niet zouden doen, hadden we een keuze gehad. Voor veel mensen in deze wereld is het dat doorgaans. Dat wil niet zeggen dat het leven dan automatisch zinloos is. Er loopt namelijk tweerichtingsverkeer tussen ervaringen van tevredenheid en ervaringen van zin. Wanneer we binnen de beperkingen van onze omstandigheden toch iets kunnen bijdragen, helpt dat om ons in ieder geval tevreden te kunnen voelen over onszelf en ons leven.

Mijn gecontextualiseerde criteria zijn van toepassing op levens in gunstige omstandigheden maar ook op levens onder zware omstandigheden. Uiteraard leiden ze ook tot nieuwe vragen. De structurele criteria voor zin vereisen nu een structurele inschatting van de omstandigheden. Wat is er eigenlijk allemaal mogelijk binnen de omstandigheden zoals die zijn? Vallen de omstandigheden te verbeteren zodat er meer mogelijkheden ontstaan? Ik denk dat zulk soort inschattingen inderdaad aan de basis liggen van oordelen en ervaringen van zin en zinloosheid. De gecontextualiseerde criteria geven mijns inziens een realistischer beeld van die basis dan Wolfs criteria doen.

Wanneer we willen proberen van relatief zinloze situaties iets zinvollers te maken, dienen zich nu twee extra vragen aan die we kunnen stellen. Met behulp van Wolfs criteria kunnen we ons drie dingen afvragen: hoe kan ik, in vergelijking met mijn huidige situatie, (1) actiever aan (2) een waardevoller doel bijdragen waar ik (3) enthousiaster over kan zijn? De gecontextualiseerde criteria maken duidelijk dat daar nog een vraag aan vooraf gaat: kan ik mijn omstandigheden veranderen zodat ik meer mogelijkheid heb actief aan een waardevol doel bij te dragen waar ik enthousiast over kan zijn? Uiteraard kunnen wij ook proberen de omstandigheden van anderen op deze manier te verbeteren, zoals we in de vorige bijdrage zagen voor het geval van de vluchtelingen in de noodopvang.

Wanneer de omstandigheden zich niet laten verbeteren, en we niet zien hoe we actief kunnen bijdragen aan het waardevolle doel waar we enthousiast over zijn, dan rest ons alsnog een vraag. Aan welk waardevol doel valt nu nog iets bij te dragen? Of in Frankls woorden: nu ik niet het leven leid waarop ik had gehoopt en niet de bijdragen kan leveren die ik had verwacht te leveren, wat verwacht het leven nu van mij? Welke positieve bijdrage kan ik nog wel leveren?

Om zulke vragen te kunnen beantwoorden is een flinke dosis voorstellingsvermogen nodig en de moed om oude perspectieven los te laten. Wanneer de omstandigheden van je leven drastisch verslechteren, bijvoorbeeld doordat je moet vluchten voor oorlog of doordat je langdurig ziek wordt, vergt dat bovenop het omgaan met de zware omstandigheden ook nog eens het loslaten van oude manieren van leven. Het is niet vreemd wanneer mensen in zulke situaties zinloosheid ervaren. Het is bewonderenswaardig wanneer ze er toch iets van maken. Het minste dat de mensen die onder gelukkigere omstandigheden leven kunnen doen, is erkennen dat dit mogelijk is. Het minste dat filosofen kunnen doen is erover nadenken wat ons dit te zeggen heeft over zin en zinloosheid. Ook onder zware omstandigheden kunnen mensen soms iets van hun leven maken dat verre van zinloos is.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Ik moest bij het eerste stuk meteen aan Frankl denken, maar dacht maar eerst op je tweede stuk te wachten voor te reageren. Terecht dus. Twee mooie stukken!

Comments are closed.