Door Marc Davidson (Radboud Universiteit Nijmegen)

Het hoeft weinig betoog dat we momenteel teveel van onze planeet vragen: we veranderen het klimaat, verminderen de biodiversiteit en putten natuurlijke hulpbronnen uit. Volgens een beroemde formule is de druk die we met zijn allen op het milieu uitoefenen het product van drie factoren: bevolkingsomvang, consumptie per hoofd van de bevolking en milieudruk per eenheid consumptie. Nemen bevolking en welvaart toe, dan stijgt ook de milieudruk; produceren we schoner en efficiënter, dan daalt deze juist.

Elk van deze factoren is daarom een sleutel om de milieudruk te verminderen. Toch richt het beleid zich in praktijk vrijwel alleen op het stimuleren van schonere technologie. Dat blijft echter dweilen met de kraan open zolang de mondiale bevolking en welvaart blijven groeien. Nut en noodzaak van steeds verdergaande economische groei zijn heilige huisjes, maar worden gelukkig in toenemende mate ter discussie gesteld. Op het probleem van overbevolking lijkt echter een taboe te rusten. Dat kan verklaren waarom er regelmatig artikelen verschijnen die de noodzaak van bevolkingsbeleid bagatelliseren.

Ten eerste zou overbevolking zich vanzelf goedschiks oplossen. De wereld wordt steeds welvarender en de geschiedenis leert dat naarmate het welvaartsniveau stijgt gezinnen minder kinderen nemen. Op zich heeft deze zogenoemde demografische transitie zich in grote delen van de wereld daadwerkelijk voltrokken. Hoewel de wereldbevolking de afgelopen vijftig jaar tot meer dan zeven miljard mensen is verdubbeld, is het gemiddelde aantal kinderen per gezin gedaald. Een veel geciteerde verwachting van de Verenigde Naties is dat de wereldbevolking zich zal stabiliseren op rond de elf miljard mensen in het jaar 2100. Men vergeet daarbij echter altijd de bijsluiter te vermelden dat deze verwachting alleen uitkomt wanneer toegang tot geboortebeperking zich uitbreidt, met name in ontwikkelingslanden. In het business-as-usual scenario, waarin het huidige gemiddelde aantal kinderen per gezin onveranderd blijft, groeit de wereldbevolking door tot bijna dertig miljard in 2100. Daarbij is het onzeker of de economische groei van de afgelopen decennia zich deze eeuw nog wel voortzet. Al onze kaarten op de demografische transitie zetten, is daarom wishful thinking. Ongeveer hetzelfde als duimen dat het klimaatprobleem zich vanzelf oplost doordat de vrije markt gratis hernieuwbare energie zal bieden.

Ten tweede zou de bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden geen probleem zijn, omdat de werkelijke bron van ellende juist zou liggen in de hoge consumptie in de Westerse wereld. De gemiddelde Amerikaan is tientallen keren rijker dan de gemiddelde Indiër en vervuilt de wereld dan ook navenant. Zoals Jelmer Mommers het in De Correspondent uitdrukt: “de consumptie van honderden miljoenen arme Indiërs en Chinezen is het grootste probleem niet. Die van tientallen miljoenen Amerikanen en Europeanen wél.” Maar die conclusie is kortzichtig. Want als wij naast de oplossing van de milieucrisis ook nog een wereld nastreven zonder armoede, dan kunnen we enkel hopen dat de welvaart in ontwikkelingslanden nog flink zal stijgen. Natuurlijk hoeft dat geen mondiale verspreiding van terrasverwarmers in te houden, maar ook in ontwikkelingslanden hebben gezinnen graag een ijskast, airconditioning en televisie. Technologische ontwikkeling zal ervoor zorgen dat dat met minder milieuvervuiling kan, maar ook hier geldt dat de bevolkingsgroei dit probleem niet makkelijker maakt. Hoe meer mensen er op deze planeet rondlopen en hoe meer kansen en mogelijkheden we ieder mens willen bieden, hoe onmogelijker de opgave wordt om de milieuproblematiek met enkel technologie op te lossen.

Waarom ligt bevolkingsbeleid zo gevoelig? Ten eerste omdat sommige vormen uit verleden en heden verwerpelijk zijn, zoals gedwongen sterilisatie. Maar bevolkingsbeleid kan ook op manieren die meer vrijheid openlaten, zoals met voorlichting, gratis voorbehoedsmiddelen en financiële prikkels. Ten tweede omdat velen denken dat bevolkingsbeleid een onrechtmatige inbreuk vormt op de persoonlijke vrijheid om zelf invulling te kunnen geven aan het leven. En wat is persoonlijker dan de keuze van de eigen gezinsgrootte? Maar de vrijheid van de één stopt bij die van de ander en tot die vrijheid behoort ook toegang tot een leefbare wereld. Op een eindige planeet laat bevolkingsgroei voor iedereen minder ruimte over. Hoewel ieder mens het recht behoort te hebben een kind op de wereld te zetten, oftewel twee kinderen per gezin, kan méér daarom nooit een onvervreemdbaar recht zijn.

Natuurlijk hebben inwoners van de meer welvarende landen een dubbele verantwoordelijkheid om de milieuproblematiek aan te pakken: ten eerste omdat zij per hoofd van de bevolking veel meer vervuilen en hebben vervuild dan inwoners van ontwikkelingslanden en ten tweede omdat zij ook veel meer financiële en technologische middelen hebben. Maar dat neemt het belang niet weg van het zoeken naar manieren om de bevolkingsgroei te beperken, met name in ontwikkelingslanden. Hoe die groei te beperken, is een ingewikkelde zaak. Dat zal democratisering vragen, tegengaan van armoede, versterken van vrouwenrechten, goedkope toegang tot voorbehoedsmiddelen, het wegnemen van financiële prikkels voor grotere gezinnen, et cetera. Maar dat de aanpak van overbevolking ingewikkeld is, is geen reden om het onderwerp taboe te verklaren.

Dit artikel verscheen op 3 december j.l. in de Volkskrant.

Save


Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

6 Comments

  1. Beste Marc,
    goed stuk, dat mooi ingaat op onder andere het taboe rondom ‘het recht op kinderen’. Ik vraag me alleen wel af, waarom twee kinderen per gezin? Als je een koppel vormt met je partner, en dus een gezin wilt zijn, dan zet je als ouder toch geen half kind op de wereld wanneer je ‘slechts’ één kind neemt? Anders gezegd, twee ouders met twee kinderen (gelukkig nog de meest voorkomende situatie), is in die vorm zeg maar niet de minimale hoeveelheid kinderen die je kunt hebben. Dat is één kind. Het getal van twee kinderen komt hierdoor meer arbitrair op mij over.
    Groeten, Jeroen.

    1. Beste Jeroen,
      Goed en lastig punt. Het recht op een kind per gezin is inderdaad een hardere ondergrens dan twee kinderen. Ik zou zeggen dat ieder mens de vrijheid behoort te hebben voort te leven via zijn/haar nageslacht. Aan de ene kant zou je kunnen zeggen dat dat inderdaad met een kind per gezin al is gewaarborgd. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen dat ieder kind (gemiddeld) maar voor de helft jouw DNA heeft. Vandaar de vrijheid twee kinderen op de wereld te zetten. Bij twee kinderen blijf je met hetzelfde aantal mensen.
      Vraag me niet hoe het zit wanneer een van de ouders wat dominantere genen heeft …
      Of de vraag of mensen ook het positieve recht op kinderen hebben (dat wil zeggen dat ze recht op (medisch-technologische) hulp hebben wanneer ze kinderloos zijn)…
      Of vraag het wel. Ben benieuwd wat de gedachten van Ingrid Robeyns hierover zijn die hier al wat langer over denkt.
      Zie ook: Ethiek van de voortplanting/

  2. Beste Marc,
    dank voor je uitgebreide reactie.
    Het is inderdaad een lastig punt. De ‘vrijheid om voort te leven via zijn of haar nageslacht’, alleen daarover zou je al een boek kunnen volschrijven (is misschien al over geschreven over deze vorm van vrijheid, ik weet het niet).
    Het punt van DNA, daar had ik nog niet aan gedacht. Maar ook daar kan je over discussiëren: waarom zou de vrijheid om voort te leven via je nageslacht zich moeten vertalen in twee keer pak-em-beet 50% DNA overdracht? Daarnaast, dat voortleven via DNA, dat rekensommetje komt dan alleen maar één generatie verder op één uit. Daarna sterf je langzaam uit. Maar misschien zie ik het verkeerd, ik heb weinig kaas gegeten van genetica.
    Wellicht dat Ingrid zich inderdaad geroepen voelt aan te vullen? 🙂
    Groeten,
    Jeroen.

  3. Er zijn verschillende antwoorden denkbaar (en verdedigbaar) op het antwoord “hoeveel kinderen zou iedereen, moreel gezien, op de wereld mogen zetten?” In principe hangt het antwoord van die vraag ook af van een hoop andere parameters, zoals hoeveel natuurlijke hulpbronnen hebben we nog, en emissie-capaciteit (vb. CO2 budget) willen we nog verbruiken, en hoeveel verwachten we dat elk lid van het nageslacht daarvan zal verbruiken? Indien er geen schaarste is aan natuurlijke hulpbronnen (waaronder ook leefbaar land) en aan de mogelijkheden van de ecosystemen om onze vervuiling op te nemen, zou het kinderaantal er vanuit ecologisch perspectief niet toe doen. Er zijn natuurlijk ook andere perspectieven, waaronder stabiliteit in de arbeidsmarkt, of de financiële duurzaamheid van sociale verzekeringssystemen (vb. pensioenstelsel) die afhangen van een bepaalde structuur in de bevolkingsopbouw.
    Indien we vinden dat ecologische schaarste nijpender is dan andere problemen, en indien we iedereen een levensstandaard toewensen die we onszelf ook toewensen (en nemen), en indien er geen miraculeuze technologische innovaties zullen ontstaan op korte termijn, is het ook ethisch verdedigbaar dat het prudent is om te pleiten voor een afname van de totale wereldbevolking. Een kindertal van 1 kind per persoon (of 2 per koppel) zou tot een zeer lichte afname leiden op lange termijn (maar eerst moet de op wereldschaal grote generatie die nu nog tieners zijn hun kinderen nog krijgen). Het is natuurlijk zo dat hele grote delen van de wereld al fertiliteitscijfers van rond de 2 hebben, en dat het vooral grote delen van Afrika en het Indische subcontinent zijn waar die cijfers hoger liggen. Dat maakt ook dat er (onder linkse denkers, tenminste) zo’n taboe op het nadenken over bevolking ligt: het wordt direct geassocieerd met racisme, neokolonialisme, etc. Maar dat hoeft helemaal niet: als je alle vrouwen die op dit moment geen kinderwens hebben, effectieve toegang geeft tot de vorm van anticonceptie die ze zelf verkiezen (en dus niet de vorm die de overheid of hun man kiest), dan zou dat al tot een vermindering van de bevolkingsgroei leiden (er zijn mensen bij de VN die denken dat deze maatregel alleen al voldoende zou zijn; maar of dat ook echt zo is, durf ik niet te zeggen; ook bij de VN zijn er, net als in de wetenschap en de journalistiek, toch nog taboes te beslechten, vrees ik).
    Wat de filosofische argumentaties betreft over waarom iemand eigen nageslacht op de wereld zou moeten mogen zetten (in plaats van vb. het recht op een kind dat geen ouders heeft te adopteren): daarover zijn filosofen zwaar verdeeld. De meesten vinden dat de waarde van het hebben van kinderen in de ouder-kind relatie ligt (die uniek zou zijn en niet vergelijkbaar met andere interpersoonlijke of inter-dierlijke relaties), maar dat zich dat niet beperkt tot genetisch-gerelateerde kinderen (vb. Harry Brighouse en Adam Swift, Family Values, Princeton cfr. http://press.princeton.edu/titles/10385.html); voor een verdediging van een argument dat wel beroep doet op genen, zie het hoofdstuk van Elizabeth Brake in dit boek: https://global.oup.com/academic/product/permissible-progeny-9780199378128?cc=nl&lang=en& )
    Dit is een heel lastig filosofisch terrein, omdat als je “all things considered” uitspraken wilt doen (wat je voor handelen in de praktijk toch zou moeten willen, lijkt me), er zo ontzettend veel factoren spelen. En het is een onderzoeksonderwerp waar mensen vaak heel sterke emoties of gutfeelings over hebben, en het voor velen erg lastig blijkt om er op een filosofische manier over na te denken (want die manier van denken kan tot conclusies leiden die pijnlijk zijn).

  4. Ingrid, dank voor je doordachte reactie! Het is inderdaad gevoelig terrein, want als ik mijn verdere argumenten wil geven voor de vrijheid zelf kinderen op de wereld te zetten, merk ik dat ik begin te aarzelen of ik die argumenten wel zo snel op een blog wil zetten!

Comments are closed.