Door Chantal Bax (Onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen)

2016 was het jaar van het Oekraïnereferendum, de Brexit en de uitverkiezing van Trump. Daarmee lijkt de roep om het duidelijk afbakenen van grenzen definitief luider te zijn geworden dan de wens tot het afzwakken ervan. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat 2017 een heropleving van het globaliseringsproject zal laten zien. Ook bij de aankomende Franse, Duitse en Nederlandse verkiezingen zal het – al te – vrije verkeer van personen, goederen en kapitaal één van de hoofdthema’s vormen. Na en juist vanwege een periode van steeds verdergaande internationalisering is er in al deze landen een grote groep die zich nu liever naar binnen wil keren.

In weerwil van Hegels bekende citaat dat de uil van Minerva pas in het duister uitvliegt, zijn er filosofische teksten waarin al vooruitgelopen wordt op deze ontwikkelingen, of die bij herlezing in ieder geval weer uiterst relevant worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor Richard Rorty’s boek uit 1988 over de Amerikaanse democratie en Hannah Arendts werk over fascistische propaganda. Maar er is ook een minder bekende tekst van Emmanuel Levinas die hij in 1934 schreef en bij herlezing net zo goed over 2017 had kunnen gaan.
Nu heb ik het niet over Levinas (of wat dat betreft over Arendt) omdat ik wil suggereren dat mensen als Trump en Wilders exact gelijk zijn aan Hitler – ook al kunnen we de titel van Levinas’s artikel vertalen als “Enkele beschouwingen over de filosofie van het hitlerisme”. Zijn stuk is interessant omdat het een analyse geeft van eenzelfde dynamiek als die ik hierboven beschreef: een nadruk op onbegrensd- en ongebondenheid die juist de wil tot het sluiten van de rijen bevordert.

Deze dynamiek is niet voorbehouden aan globalisering en de recente reactie daarop, zo leert Levinas. Het idee dat de mens ongehinderd is, of zou moeten zijn, door profane zaken als de plaats en tijd waarin je geboren bent, is volgens hem een bij uitstek Westers idee dat ook het hart van het christendom vormt. De notie van een onsterflijke ziel maakt de mens namelijk onafhankelijk van het concrete aardse bestaan. Volgens het christendom doet het er, zoals Levinas het hier althans uitlegt, uiteindelijk niet toe dat wij ons in het dagelijks leven aan alle kanten verbonden en gebonden zijn: in een bepaald land wonen, tot een specifieke etnische groep behoren of in een bepaald tijdsgewricht leven. In de kern is de christelijke mens onbevlekt door gemeenschap en geschiedenis, of in elk geval altijd in staat zich daarvan los te maken. In het hiernamaals doen dergelijke onderscheidingen er niet meer toe.

Hoe diep het idee van de feitelijk ontwortelde mens in het westerse denken verankerd is, blijkt volgens Levinas wel uit het feit dat het eveneens de basis van het liberalisme vormt, dat in veel opzichten toch de tegenpool van het christelijke denken is. Het liberalisme mag dan geen verhaal van hemelse verlossing bieden, het weekt de mens op vergelijkbare wijze los van de betrekkingen die in het dagelijks leven zo bepalend zijn. Volgens de liberale filosofie moeten wij ons niet laten leiden door irrationele zaken als gevoelens van nabijheid en verbondenheid. Het liberale individu behoort ten alle tijde haar eigen lot te kiezen, onafhankelijk van de sociale en historische situatie waarin zij zich bevindt.

Pas met het marxisme, vervolgt Levinas, werd er een poging gedaan om met het diepgewortelde idee van de losgezongen mens te breken. Marx zag de mens niet langer als een pure ziel of ratio, maar plaatste deze tot aan de knieën terug in materiële en sociale condities. Toch is ook de marxistische breuk met het Westerse denken nog niet definitief, aldus Levinas, want uiteindelijk is ook de communistische zaak erop gericht te zorgen dat deze condities niet allesbepalend blijven. Van een echte kentering is pas sprake wanneer gebondenheid niet langer iets is dat overwonnen moet worden, maar juist de essentie van het leven zelf vormt.

Enter het nationaalsocialisme en zijn preoccupatie met de biologie. Zoals Levinas uitlegt, vormt het lichaam namelijk precies zo’n verankering waar het traditionele Europese denken geen plaats voor biedt. Want dat wij een lichaam hebben is niet een toevalligheid waar we naar believen afstand van kunnen nemen; het lijf is geen jas die we aan en uit kunnen doen. Dit verklaart waarom het lichaam–geest dualisme altijd zo’n probleem is geweest in de westerse filosofie. Met het hitlerisme echter (zoals Levinas de filosofie van het nationaalsocialisme noemt) is onze lichamelijkheid niet meer iets dat achteraf verklaard of weggeredeneerd hoeft te worden. Het wordt daarentegen de kern van het mens-zijn.

Daarmee ligt het wezen van de mens niet langer in vrijheid, maar juist in een vorm van gebondenheid. Bovendien is deze gebondenheid niet lichamelijk in de enge zin van het woord. Voor het hitlerisme is bijvoorbeeld bloed geen puur fysiologische notie, maar datgene wat ons verbindt met de mensen met wie we een geschiedenis en cultuur delen – en ons juist (onder)scheidt van degenen voor wie dat niet geldt.

Middels zijn nadruk op het lichaam verbindt het nationaalsocialisme de mens dus onlosmakelijk met zijn sociale, culturele en historische omgeving. Zo zorgt het voor het warme bad van saamhorigheid dat de eerdere westerse denkstromen niet konden bieden. Volgens Levinas verklaart dit echter ook de politieke voorkeuren van Hitler en de zijnen. Vanuit dit perspectief van gebondenheid wordt een maatschappelijke ordening gericht op emancipatie verdacht, en een bestel dat streeft naar een rationele afstemming tussen autonome geesten verwerpelijk. Niet democratie maar alleen een samenleving gebaseerd op bloedverwantschap kan tegemoet komen aan het ideaal van de werkelijk gewortelde mens.

Ook voor kennis en waarheid heeft dit nieuwe mensbeeld gevolgen, ziet Levinas. Hoewel zijn formuleringen af en toe suggereren dat het juist anything goes is volgens het traditionele westerse denken, bedoelt hij een contrast te schetsen tussen een perspectief waarbij de mens vrij is om zelf waarheidsvinding te doen en kritisch te staan ten opzichte van overgeleverde waarheden, met een perspectief waarbij iemand niet hoeft te luisteren naar objectieve argumenten omdat hij bij voorbaat al deel uitmaakt van een zelfgenoegzame gemeenschap van gelijkgestemden.

De belangrijkste boodschap van Levinas’ artikel is dat het precies de westerse veronachtzaming van menselijke verhoudingen is die van de weeromstuit hiertoe heeft geleid. En hoe wrang het ook is voor iemand die zelf oorlogsgevangene zou worden en meerdere familieleden zou gaan verliezen in de Holocaust, Levinas toont begrip voor de aantrekkingskracht die de filosofie van het nationaalsocialisme heeft. Het hitlerisme heeft namelijk gelijk wanneer het stelt dat de mens geen losgezongen wezen is zonder relevante relaties tot de mensen om hem of haar heen. Levinas zou uiteindelijk zijn hele loopbaan wijden aan een filosofie waarin de relatie tussen zelf en ander centraal staat – waarbij hij deze relatie echter uitlegt in termen van een één-op-één verhouding van verantwoordelijkheid, niet in termen van een gesloten gemeenschap die vijandig staat ten opzichte van wie anders is.

Zoals ik eerder heb uitgelegd, is Levinas’ eigen theorie ook niet geheel zonder problemen, maar dat neemt niet weg dat zijn analyse in “Enkele beschouwingen over de filosofie van het hitlerisme” bijzonder leerzaam is, ook in 2017. Want zoals uit deze tekst blijkt, is de recente roep om het weer sluiten van grenzen, de hernieuwde voorkeur voor ondemocratische politici en zelfs de zogenaamde filter bubble waar na de Amerikaanse verkiezingen zo vaak sprake van is, niet alleen iets van onze geglobaliseerde tijden. Het is een heel menselijke reactie op het voorbij gaan aan een heel wezenlijk onderdeel van het mens-zijn. Ook al zijn de gevolgen ervan niet altijd heel menselijk te noemen.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

Comments are closed.