Door Bij Nader Inzien (redactie)

– Door Guy Van Heeswijck, professor filosofie aan de Universiteit Antwerpen –

Twee jaar geleden schreef David Van Reybrouck zijn controversiële pamflet, Tegen verkiezingen. In verkiezingen zag hij eerder een rem dan een hulpmiddel voor de uitbouw van een heuse democratie en daarom bepleitte hij alternatieve procedures om het democratische proces een nieuw elan te geven. Want we lijden aan een ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’, noteerde hij, en verkiezing fungeert veeleer als verzieking van de democratie.

Van Reybroucks interpretatie van verkiezingen wordt bevestigd door de uitspraak die vandaag nagenoeg als een politiek dogma fungeert: “de huidige regeringen moeten – voor begin 2017 – belangrijke beslissingen forceren; binnen twee jaren zijn verkiezingen en in die periode kunnen politici niet tegen de haren van de kiezer strijken”. De stilzwijgende evidentie van een dergelijke uitspraak is de grootste bedreiging voor de democratie. Politici en politieke analisten noemen haar ‘realistisch’, maar ze blokkeert de werking van de democratie.

Is ook de verkiezing van Donald Trump die deze week als nieuwe Amerikaanse president de eed aflegt een illustratie van het democratisch failliet? Op het eerste gezicht lijkt het antwoord negatief. Het Amerikaanse volk heeft zijn stem laten horen tegen het zogenaamde ‘establishment’, de opkomst was zelfs hoger dan de vorige keer, het ‘democratisch vermoeidheidssyndroom’ lijkt dus bezworen. Maar de formalistische schijn verbergt een dieper probleem. Ja, de procedures verliepen correct, maar de campagne was laag-bij-de-grond: een hoog showgehalte, smeuïge verhalen en een door allerlei schandalen geplaagde verkozene die zich voortdurend tegensprak en excelleerde in racistische, xenofobe, vrouwonvriendelijke uitspraken. De dag van zijn verkiezing schreef Bas Heijne in NRC-Handelsblad dat de Verlichting het had afgelegd tegen de contra-Verlichting. Dit voorjaar komen Frankrijk en Nederland aan de beurt: zullen ze ook daar de contra-Verlichting verkiezen en het klimaat verzieken?

Hoe hierop een antwoord formuleren? Over het procedurele aspect van de democratie is al geruime tijd een discussie gaande betreffende de overgang van een representatieve naar een deliberatieve democratie. Voorstellen over herwaardering van referenda, invoering van gestuurde loting van burgers in plaats van algemene verkiezingen om de zoveel jaren doen daarbij de ronde. Hoe controversieel deze voorstellen ook mogen zijn, de vraag die Van Reybrouck met zijn gedachtenexperiment oproept blijft het overwegen waard: indien we vandaag de democratie als uitdrukking van de algemene volkswil uitvinden, zouden we dan als de meest geëigende procedure elke burger om de zoveel jaar een bolletje zwart laten kleuren?

En dan het inhoudelijk aspect. Het vandaag eindeloos herhaalde refrein van ‘onze’ Verlichting versus ‘hun’ contra-Verlichting vervalst mijn inziens de echte tegenstelling. Dat onderscheid is ontleend aan de bekende filosoof Isaiah Berlin. Met het begrip contra-Verlichting verwees hij naar de Romantiek die de Verlichting niet wilde afschaffen, maar haar wenste te corrigeren. Zoals de Verlichting, beklemtoont ook de Romantiek de rol van de menselijke autonomie. Maar romantici leggen andere accenten. Niet alleen de afstandelijke houding, verbonden met wetenschappelijke en economische rationaliteit, maar ook de betrokken houding, verweven met menselijke gevoeligheid en inlevingsvermogen, vormen een  basisvoorwaarde voor een eerlijke confrontatie over ethische principes. Daarenboven plaatst de romantiek de kracht van het rationele denken niet tegenover de traditie, zoals de verlichting dat doet, maar gaat zij ervan uit dat je nooit volledig de traditie met haar verworvenheden buitenspel kan zetten.

Hoe de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid verwezenlijken? Dàt blijft de kernvraag. Omdat de Franse revolutionairen daarin niet slaagden, keerden de Duitse romantici Beethoven en Schiller zich uiteindelijk van hen af. Zij zagen hoe de afschaffing van de oude adel plaats maakte voor de opkomst van de geldadel. En zij geloofden dat de oorspronkelijke republikeinse idealen slechts werkelijkheid kunnen worden in verwevenheid met een diepe, morele gevoeligheid, een ‘adel van de geest’.

Donald Trump is onmiskenbaar een lid van de nieuwe geldadel, het ‘establishment’. Zoals veel (ook Europese) leiders, deelt hij immers het paradigma van een postkapitalistische managerial society, waarin koele en efficiënte topmanagers de lakens mogen uitdelen. Hij is er alleen de boertige, ongekuiste, ‘populistische’ versie van. Zolang we dit paradigma niet doorbreken, blijft er een kloof gapen tussen democratische verkiezingen en dure republikeinse idealen.

Deze column verschijnt ook in het januari-nummer van het tijdschrift Streven.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Mooi stuk, dank daarvoor. Overigens hebben we in Nederland al een tijdje geleden ervaring opgedaan met een moderne variant van geldadel. Wijlen Pim Fortuyn liet zich graag omringen door allerlei “nieuwe rijken”. De LPF zat vol met ruziënde rijke mensen. Managerial georiënteerd, maar allerminst koel en efficiënt. Wel ontwrichtend heet en ultra destructief. De PVV zette daarna het braakliggende terrein af met hekken. Maar er wordt op dit moment nog steeds niets gebouwd door de PVV. Vraag is of dit paradigma een democratisch gelegitimeerd fundament van rancune heeft en zo ja, of en wanneer je op rancune verder kunt bouwen. We weten allemaal best wat goed en wat fout is, maar diepe morele gevoeligheid ontbreekt. Hoe krijgen we ‘de adel van de geest’ terug in de fles?

Comments are closed.