Door Bij Nader Inzien (redactie)

door Gijs van Oenen, universitair hoofddocent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

In de aanloop naar de recente verkiezingen vielen me drie uitspraken op die te denken geven over de huidige politieke conditie. De eerste kennen we allemaal, van onze minister-president: ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert’. Eigenlijk moet ik zeggen onze demissionaire minister-president, maar getuige dit citaat was deze regeringsleider eigenlijk altijd al zonder missie. Als neoliberaal is zijn politieke missie om geen politieke missie te hebben, of het moest zoiets zijn als ‘het land er weer bovenop helpen’. De tweede hoorde ik op een winterse discussiebijeenkomst in Zwolle, afkomstig van een bezoeker die zichzelf als PVV-georiënteerd beschreef, maar in zijn impromptu beschouwing over het verdeelde politieke spectrum niet zonder zelfinzicht concludeerde: ‘Maar de beste partij, dat ben ik zelf’. De derde komt van een dergelijke avond over politiek in Rotterdam. Een lerares in het publiek meldde namens haar leerlingen dat die, als ze stemrecht zouden hebben, zeiden ofwel daarvan gebruik te willen maken om partijen te straffen voor verbroken beloften, ofwel daarvan af te zien omdat er toch niet naar hen werd geluisterd.

Ideologie

De eerste uitspraak zegt iets over het verdwijnen van ideologie. Die trend was al krachtig ingezet een kleine twintig jaar geleden onder ‘paars’, toen premier Kok (geïnspireerd door partij-(non)ideoloog Bram Peper) wat er nog over was van het socialisme vaarwel zei en het ‘afschudden van ideologische veren’ een pijnlijk, maar bevrijdend proces noemde. Zulke veren zijn nodig om warm te blijven, of om te kunnen vliegen. Dat hoeft of kan tegenwoordig allemaal niet meer. In plaats van het warm blijven bij de politieke familie is er de koude, maar bevrijdende, onzichtbare hand van de vrije markt. Of een of andere theory of justice. En in plaats van het vliegen in vaste partijformatie is er het onbestemd fladderen van de zwevende kiezer, of erger nog, de helikopterblik van de interim-manager, de controller, of de Trumpiaanse deal maker. Zulke figuren zijn overigens symptomen, eerder dan oorzaken, want het vervliegen van de ideologie is een min of meer autonoom proces. Ook ik zelf beken: ik heb geen nieuwe ideologie in mijn achterzak, of op mijn harde schijf.

Ik heb dat proces zelf beschreven in mijn boek Nu even niet! uit 2011, zij het niet in termen van verdwijnende ideologie maar van voltooide emancipatie. Dat zijn namelijk twee kanten van dezelfde medaille. De politieke partij, die bestaat bij de gratie van de ideologie die zij uitdraagt, heeft als doelstelling de emancipatie van haar achterban – of dat nu arbeiders zijn, of vrouwen, of mensen met een migratie-achtergrond, of wat dan ook. Als die emancipatie is voltooid, is de partij overbodig: ten onder gegaan aan haar eigen succes. Maar ook de ideologie is overbodig geworden. Daarin zien we de (psycho)analytische waarheid van Mark Ruttes schijnbaar schandaleuze uitspraak: op dat moment is die ideologie inderdaad een olifant geworden die het uitzicht belemmert, een blokkade in het onderbewustzijn die uit de weg geruimd moet worden om vooruit te kunnen.

‘Maar die emancipatie is toch nog niet voltooid?’ – zo werpen critici mij nogal eens tegen. Mijn antwoord is dan een tegenvraag: ‘Wie van jullie hier beschouwt zichzelf als niet geëmancipeerd?’ Dat zijn er meestal niet veel! Maar wat dan met bijvoorbeeld de migrantenvrouwen uit de slechte wijken die nauwelijks Nederlands spreken? Respectievelijk met al die mensen die niet naar dit soort discussieavonden komen, juist omdat ze niet geëmancipeerd zijn. Dan zeg ik: juist deze tegenwerping geeft aan dat de emancipatie in normatief opzicht wél is voltooid – kennelijk wordt algemeen wenselijk geacht dat zulke groepen wel emanciperen.

Problematischer, zou ik zeggen, zijn de groepen die wel degelijk geëmancipeerd zijn, maar zich openlijk of zelfs fanatiek bekennen tot autoritaire regimes, zoals Nederlandse Turken die de Turkse president Erdogan toejuichen of Nederlandse journalisten bedreigen – in naam van een regime dat hen de vrijheid tot het uiten van dit soort kritiek beslist niet zou geven. Dat zijn de personen waartoe Rutte zijn welgemeende advies ‘Pleur dan op’ richtte. Ik ben geneigd het hierin met Rutte eens te zijn, omdat ik denk dat de inhoud van het advies niet zozeer als een autoritair concilium abeundi moet worden beschouwd, maar eerder als een oproep aan de doelgroep om nog even goed na te denken voordat men een enkele reis Turkije boekt.

Representatie

Waar emancipatie slaagt en ideologie verdwijnt, wordt representatie een probleem. Want wat kan er dan eigenlijk nog worden gerepresenteerd? Daarop hebben verschillende auteurs al gewezen, bijvoorbeeld Sjaak Koenis in De Januskop van de democratie en Frank Ankersmit in een opiniestuk in NRC Handelsblad van 27 januari. Vandaar de versplintering die we tegenwoordig zien in het partijenlandschap, respectievelijk de opkomst van het populisme. Arjen Lubach zag het goed toen hij in Zondag met Lubach een grafiek toonde waarin vijftien partijen allemaal tien zetels halen; behalve de PvdA, die heeft er nul. Dat is de afspiegeling van de toekomst van de Haagse politiek: een steeds groter aantal partijen met een steeds gelijker, steeds kleiner aantal zetels. En de logische conclusie daarvan is de observatie van de Zwolse bezoeker: ‘De beste partij, dat ben ik’. In MijnPartij ben ik perfect gerepresenteerd! Vijftien miljoen parlementsleden zal niet gaan lukken; maar we tenderen onmiskenbaar naar een parlement met evenveel partijen als zetels.

Met als uitzondering inderdaad de PvdA, die storende herinnering aan een partij met een ideologie, of een missie. Maar ook met uitzondering van populistische partijen – de partijen die menen dat de representatieve democratie zelf de olifant is die in de weg staat. De enige grote partij in de toekomstige constellatie à la Lubach is de populistische partij, de partij dus die in weerwil van de proliferatie van andere partijen volhoudt dat zijzelf als enige de volkswil vertegenwoordigt. Een lastige keuze daarom voor de kiezer die het ideaal van perfecte vertegenwoordiging deelt: ofwel stemmen voor de splinterpartij die het beste past bij jouw unieke persoon (MijnPartij), ofwel stemmen op de non-partij (‘beweging’) die iedereen vertegenwoordigt, althans iedereen die wordt geacht bij het volk te horen (de WijPartij).

Afstraffing

Laatste probleem: men stemt vaak niet uit positieve, maar uit negatieve overwegingen. Politici luisteren niet, en het beste wat we nog met ons stembiljet kunnen doen, is hen straffen. Of zoals Pierre Rosanvallon het tien jaar geleden in La contre-démocratie al treffend uitdrukte: we leven in een cultuur van politieke défiance, in het Nederlands misschien nog het best uitgedrukt met het ouderwetse ‘logenstraffen’ (daar zit zelfs het element van ‘straffen’ in). Burgers dromen er niet meer van de macht te veroveren om die vervolgens uit te oefenen, aldus Rosanvallon; eerder zijn zij erop uit die macht te verzwakken, haar ‘transparant’ te maken. Dat past als volgt op onze situatie: een deel van de kiezers stemt op populistische partijen, in de hoop zo de macht transparant te maken. De rest stemt op fragmenterende partijen, om zodoende de macht te verzwakken; of in ieder geval is dat het effect van hun stemgedrag. Dat tezamen constitueert na de verzuiling onze nieuwe machtsbalans – of beter gezegd, onze nieuwe onmachtsbalans. Misschien is dat wel de reden waarom de zonderling Baudet oproept tot een zakenkabinet: in theorie is dat een van de weinige manieren om gegeven zo’n onmachtsbalans toch te kunnen besturen. In theorie, want datzelfde idee wordt in de Verenigde Staten uitgeprobeerd door Donald Trump, tot dusverre zonder enig succes maar wel heel veel schade.

Wat te doen? Moeilijke vraag, maar in zekere zin moeten er inderdaad ‘zaken’ worden gedaan en zijn we voorbij de ideologie: de bijzonder urgente kwesties van milieu en vluchtelingen moeten worden geadresseerd. Daar kunnen we die elf miljard overschot, of wat het is, alvast goed voor gebruiken. En in de huidige politieke constellatie is de enige coalitie die daarvoor in aanmerking komt, dat wil zeggen nog enige plausibele vorm van representatie kan claimen, GroenRechts. Geen fraaie combinatie, al is het maar omdat dit bij uitstek een nonpopulistische combine is, gevormd door partijen met hoog opgeleide aanhang. Voorspelbaar is dus dat een eventueel GroenRechts kabinet de nieuwe machtsbalans richting populisme zal doen verschuiven. Zij het niet: doen doorslaan, want ook de versplintering zal doorzetten, zodat een populistische coalitie buiten bereik blijft. Misschien dat deze geruststelling, dat zij niet per se worden afgestraft, Mark en Jesse over de streep kan trekken.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Een werkelijk uitstekende beschouwing. Wel is het sombermans troef. Het einde van de ideologie …, het einde van representatie …, politici die afgestraft moeten worden … En toch moet er maar zaken gedaan worden? Door Groenrechts? Zal het milieubeleid écht in veilige handen zijn? Zal de zorg uit de klauwen van de commercie gered gaan worden? Zal er meer dan een halfzacht compromis voor een vluchtelingenbeleid komen? Zullen de zwakken van onze samenleving weer bij het peloton getrokken worden? Viermaal denk ik van niet. Opnieuw zal een linkse partij deskundig gepiepeld worden ten faveure van opportunistisch rechts.
    Ik zou willen pleiten voor een moderne variant van de Verelendungstheorie: als het volk rechts wil, dan moet het rechts krijgen – en liefst zo onverhuld mogelijk. Dan ziet men wat er van komt. Wellicht wordt men dan, juist zoals in Amerika in reactie op Trump gebeurt, ook hier wakker.

Comments are closed.