Door Leon de Bruin (Universitair docent Radboud Universiteit Nijmegen)

Ik sprak laatst met een aantal psychologen over de status van de psychologie als wetenschap. “Waarom is het zo moeilijk om fatsoenlijke voorspellingen en verklaringen te geven van menselijk gedrag?”, vroeg een van hen vertwijfeld. “Wanneer wordt de psychologie nu eindelijk eens een echte wetenschap, zoals de natuurkunde?”

Self-interpreting Animals licht een tipje van de sluier op. Charles Taylor stelt dat mensen van nature zelfinterpreterende wezens zijn, die voortdurend proberen te duiden wat hen beweegt en waarom dit van belang is. Dit proces van ‘articulatie’ is nooit ten einde – het is altijd mogelijk om bestaande interpretaties van de mens en van menselijk gedrag te bekritiseren als onvolledig, ongeschikt of onjuist. Er is geen absolute onbewistbare maatstaf die ons de definitieve interpretatie geeft van wat het betekent mens te zijn. “In an important sense, this question once opened can never be closed”, aldus Taylor.

De onbepaaldheid van ons gedrag vormt een ware nachtmerrie voor de psycholoog die denkt de mysteries van de menselijke geest voor eens en altijd te kunnen ontrafelen. Het laatste woord is namelijk nooit gezegd. Zelfs als de psychologie compleet is, dan zijn we nog niet uitgepraat over de mens.

Dit is een aflevering uit de rubriek ‘Een Kleine Ode Aan’. In ongeveer 250 woorden looft een Nederlandse of Vlaamse auteur een al dan niet vergeten filosofisch pareltje.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

  1. Leon, ik denk dat er, naast wat je schreef, meer valt te zeggen over deze verzuchting. De psychologie werkt met een ‘black box’ model wanneer het gaat over de psychische status van mensen. Psychologen, als ik dat zo mag zeggen, kijken naar wat erin gaat en wat eruit komt. Het brein waarin alles gebeurt kan niet zomaar worden bekeken.
    Hier zit m.i. het probleem, in ieder geval ten dele. Er blijft dus een groot grijs (of zwart) gebied waarover niet met zekerheid iets te zeggen valt. Dat mag in de natuurwetenschap best, maar alleen als dat voor alle betrokkenen duidelijk is. Ik kan me voorstellen dat niet altijd bevredigend is, je zou een meer ‘natuurkundige’ grip op de materie willen hebben…
    Iets anders dat wellicht speelt is dat psychologen (ik noem hierbij Harald Merckelbach en Jan Derksen) m.i. sterk de neiging hebben tegenover de ‘hardere’ neurowetenschappen een erg verdedigende houding aan te nemen. De teksten die Derksen enkele jaren geleden schreef n.a.v. van ‘Wij zijn ons brein’ leken mij toch met name te wijzen op een soort broodnijd. Swaab weerlegde zijn verhaal in de NRC, dat zul je hebben gelezen, op overtuigende wijze. Het is ook mogelijk, bedenk ik nu, dat hij dezelfde verlegenheid ervoer die jouw psycholoog overkwam.
    Je schreef een tijdje geleden nogal kritisch in de Volkskrant over neurowetenschappelijk onderzoek. Ik heb daarover al contact met je gehad indertijd. Ik wil toch nog eens benadrukken dat daar m.i. ook iets speelde dat voor de goede waarnemer (?) duidde op enige ergernis. Aan de ene kant wel begrijpelijk, want de belangstelling voor de huidige vorderingen in de neurowetenschappen is groot, en dat leidt tot verhalen die te ver van de waarheid afwijken. Aan de andere kant vond ik het artikel een soort dooddoener; we weten wel dat ook in de neurowetenschappen, net als in de overige natuurwetenschappen, fouten worden gemaakt en dat we daarop moeten letten.
    De psychologie kan volgens mij dit dilemma vermijden door alle (correcte) vooruitgang in de neurowetenschappen te incorporeren in de psychologie. Ik begrijp dat dat niet makkelijk is, de neurowetenschap werkt op een heel ander, niveau van ons denken en handelen – maar uiteindelijk gaat het over hetzelfde.

Comments are closed.