Door Veronica Vasterling (Universitair hoofddocent Radboud Universiteit Nijmegen)

Als zelfs de EO een programma uitzendt over transmannen en –vrouwen op zoek naar liefde, dan zal het weinigen ontgaan zijn dat transgenders steeds meer geaccepteerd worden in Nederland. In het licht van de toenemende acceptatie van transgenders roept het debat rond Rachel Dolezal in de VS veel vragen op. Twee jaar geleden werd Dolezal, woordvoerder van een lokaal ‘chapter’ van de zwarte burgerrechtenbeweging NAACP, door haar witte ouders ‘ge-out’ als wit.

Waarom koos Dolezal ervoor om als zwart door het leven te gaan? Ze zegt dat ze zich altijd zwart gevoeld heeft en haar biografie geeft ook aanwijzingen in die richting. In haar jeugd heeft ze, als oudste, de vier zwarte kinderen bemoederd die haar ouders geadopteerd hadden. Ze heeft gestudeerd aan een zwart college, heeft zich altijd voor de zwarte politieke zaak ingezet, is met een zwarte man getrouwd geweest en heeft met hem een, volgens Amerikaanse maatstaven, zwart kind gekregen. Na haar scheiding is ze langzamerhand haar verschijning gaan veranderen – het haar in dreadlocks, haar huid wat donkerder – en is ze zich gaan presenteren als zwart. Toen haar ouders haar publiekelijk ontmaskerden als wit brak er een storm van verontwaardiging los, met hier en daar stemmen die haar verdedigden of die opriepen tot reflectie.

In de VS wordt er momenteel een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan dit debat met de controverse over het artikel “In Defense of Transracialism”, gepubliceerd in april 2017 in het feministisch filosofisch tijdschrift Hypatia. De auteur, Rebecca Tuvel, trekt een parallel tussen transgender en transras om te onderzoeken of de redenen voor acceptatie van transgender identificaties ook kunnen gelden voor de acceptatie van transraciale identificaties. Ze komt tot de conclusie dat dit het geval is en dat er dus geen goede argumenten zijn om transraciale identificaties te verwerpen. In een open brief hebben meer dan 800 academici, waaronder associate editors van Hypatia, de terugtrekking van het artikel geëist maar de editor-in-chief, Sally Scholz, heeft het artikel niettemin gehandhaafd. De Wikipedia pagina over deze zaak geeft een overzicht van de beweegredenen van beide partijen en van verdere achtergronden van deze zaak.

Dat Tuvel transgender en transraciale identificaties heeft vergeleken begrijp ik heel goed. Op het eerste gezicht lijkt er namelijk sprake van een raadselachtige paradox. Aangezien biologie met onveranderlijkheid geassocieerd wordt en alles wat sociaal is met maakbaarheid, is het paradoxaal dat biologisch gender veranderlijk blijkt te zijn en ras – al decennialang als sociale categorie beschouwd – niet. Na eeuwenlang een biologische categorie te zijn geweest, is ras na WOII getransformeerd tot een sociale categorie, bezegeld door een Unesco verklaring in 1951. Natuurlijk betekent dat niet dat de oude biologische connotaties van ras op slag verdwenen zijn, maar ik ga ervan uit dat de academici die het debat in de VS domineren zich terdege bewust zijn van deze transformatie. De paradox is dus dat transras op verzet stuit terwijl transgender op toenemende acceptatie kan rekenen in Europa en Noord Amerika.

De oplossing van de paradox is gelegen in de tegenstelling van biologisch-onveranderlijk en sociaal-maakbaar. Die tegenstelling is schijn. Niet ondanks maar dankzij de veronderstelde biologische basis van gender wordt transgender steeds breder geaccepteerd. Net als bij de biologisering en medicalisering van homoseksualiteit, is de toenemende acceptatie grotendeels toe te schrijven aan de diagnose van transgender als een foutje van de natuur, een mismatch tussen genitaliën en hersenen, een foutje dat de medische technologie kan verhelpen. Afgezien van het feit dat de wetenschappelijke basis van deze diagnose wankelt (zie bijvoorbeeld Jordan-Young (2010), Fine et al. (2013), Joel (2012)) is het niet onwaarschijnlijk dat het transgender gevoel ook een andere oorzaak kan hebben.

We leven in een cultuur die het man-vrouw verschil op karikaturale wijze dichotomiseert, alsof mannen een heel ander soort mensen zijn dan vrouwen, terwijl wetenschappelijk onderzoek telkens weer aantoont dat mannen en vrouwen vooral erg op elkaar lijken in gedrag en eigenschappen (zie bijvoorbeeld de meta-analyses van Hyde (2005) en (2014)). Het verbaast mij helemaal niet dat steeds meer jongeren het gevoel hebben dat ze niet in hun genderhokje passen. Transgender wordt zo een uitweg voor een ander probleem dat weinig met biologie te maken heeft.

De biologisering van transgender mag deels een schijnoplossing zijn, voor het probleem van transraciale identificaties lijkt deze uitweg nagenoeg afgesloten om zowel wetenschappelijke als politieke redenen. Dat brengt ons terug bij de vraag: waarom stuit een transraciale identificatie als die van Dolezal op zoveel verzet in de VS? En waarom is een artikel dat transraciale identificaties verdedigt op grond van argumenten kennelijk onacceptabel voor veel mensen, in het bijzonder voor de feministische academici die gevraagd hebben om terugtrekking van het artikel? Er zijn twee samenhangende redenen die vaak genoemd worden: ten eerste, in haar verdediging van transraciale identificatie doet Tuvel heel weinig beroep op zwarte stemmen in het debat; dat is, ten tweede, een belangrijke omissie omdat zij, als wit persoon, geen geleefde ervaring van racisme heeft.

Het privilege van wit-zijn beschermt ontegenzeggelijk tegen racisme en zorgt voor een sociaal-economische voorsprong die geheel onverdiend is. Maar betekent het ook dat je de pijn en frustratie van racisme niet kunt ervaren, zoals een veel gebruikt argument zegt? Ja en nee. Wanneer je zwarte (adoptief)kinderen of je zwarte (schoon)familie of je zwarte vrienden mikpunt zijn van racisme zul je als wit persoon vaak met hen meevoelen en meeleven. Het probleem is niet zozeer dat je als wit persoon niet mee kunt voelen en ervaren, maar wat je met die ervaring doet. Geeft die je het recht om op eigen houtje en publiekelijk te beoordelen of transraciale identificaties al dan niet acceptabel zijn? Nee, zegt een deel van de feministische academische gemeenschap in de VS en daarbuiten.

De sleutel tot deze ingewikkelde en beladen discussie is, denk ik, gelegen in de verhouding van het persoonlijke en het politieke. De oude feministische leus dat het persoonlijke politiek is roept op tot solidariteit: wat vrouwen als hun persoonlijke probleem zagen, bijvoorbeeld seksueel geweld, blijkt een systemisch probleem. In het huidige feminisme, en overigens niet alleen daar, wordt de verhouding vaak omgedraaid: het politieke wordt persoonlijk gemaakt door het te moraliseren. Wat is het politieke hier? Ik zou zeggen het virulente racisme van wit tegenover zwart in de VS. Zonder dat politieke probleem zou Dolezals transraciale identificatie weinig tot geen ophef veroorzaakt hebben. Dat politieke probleem wordt persoonlijk gemaakt door witte individuen als Dolezal en Tuvel het morele recht te ontzeggen om transraciale identificaties te voltrekken en te verdedigen.

Deze afwijzende positie wordt vaak aangevallen en geridiculiseerd. Ook ik vind het moeilijk om deze positie te begrijpen. Maar een vergelijking met een analoge situatie helpt misschien om in te zien dat hier toch een wezenlijk punt aan de orde is. Stel, het publieke feministische debat zou gedomineerd worden door mannen die in goed beargumenteerde artikelen tot de slotsom komen dat het patriarchaat verkeerd is. Hoewel ik een groot voorstander ben van een inclusief feminisme, zou ik zo’n situatie beoordelen als een voortzetting van het patriarchaat.

Een essentieel onderdeel van het patriarchaat zijn immers seksenverhoudingen waarin mannen optreden als, in dit geval welwillende, beschermers en woordvoerders van vrouwen die door deze stand van zaken feitelijk onmondig gemaakt worden. Die paternalistische situatie lijkt ten minste ten dele van toepassing op het debat rond transracialiteit in de VS. De namen waarop je het eerste stuit wanneer je literatuur zoekt zijn allemaal van witte academici. Ik kan me goed voorstellen dat deze stand van zaken zwarte betrokkenen niet alleen steekt maar ook als een onteigening wordt gevoeld die de lange geschiedenis van het racisme voortzet. Dat gevoel van onteigening motiveert het verwijt, gericht aan witte mensen, van morele ongevoeligheid.

Dat neemt niet weg dat de eis om het artikel terug te trekken mij een overreactie lijkt die niets oplost. De strijd tegen het racisme is een politieke strijd die nooit gewonnen kan worden als potentiële bondgenoten tot vijand worden gemaakt. Toch denk ik, als witte Nederlandse feminist, een belangrijke les te kunnen leren uit deze controverse. Net als seksueel geweld is racisme traumatisch, het is een onderhuidse pijn waar voorzichtig mee omgesprongen moet worden. Maar hoe genuanceerd het debat ook gevoerd wordt, voor de slachtoffers zal het altijd pijnlijk zijn.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

3 Comments

  1. Gender activisten hebben een onderscheid gemaakt tussen geslacht en gender, wat is het ‘gender’ dat bij ras past? Als gender gaat over hoe je je presenteert dan moet de ras-analoog dat ook doen en niet gaan om achtergrond maar om presentatie. Ofwel, als je door kunt gaan voor iemand van een ander ras dan ben je succesvol trans-raciaal.
    Volgens mij is een van de grote problemen voor bepaalde soorten feministen hiervoor dat het in de knel komt met radicale kyriarchie- en patriarchie-theorieën omdat trans-identiteiten het moeilijker maken om een heldere scheiding te maken tussen op-persoonlijke-identiteits-gebaseerde groepen (man-vrouw, wit-blank, hetero-queer) en zulke scheidingen heb je wel nodig voor de conflict-theorieën waar grote delen van feministisch gedachtengoed gebruik van maakt.
    Immers, als een zwarte man een blanke man kan worden, is hij dan vriend of vijand? Moet je een trans-vrouw die zich verkiesbaar stelt voor een officiële functie binnen een feministische organisatie uitsluiten op basis van vermeend mannelijk privilege? Volgens mij komt het neer op een praktisch probleem van wie je dan nog kunt uitsluiten omdat gender geen essentieel kenmerk kan leveren voor wanneer iemand een man of vrouw is. Ofwel; iedereen kan op hun eigen manier ’trans’ zijn en ineens onder de ‘onderdrukte groepen’ paraplu vallen en recht op steun en hulp verkrijgen.
    NB: Ge-CTRL+C & ge-CTRL-V’d van mijn reactie op fb.

    1. De reactie van Matthias gaat niet alleen op voor mensen die “transraciaal” zijn, maar geldt ook voor mensen met een gemengde achtergrond — die passen maar moeilijk in de theorie, en je merkt dan ook dat in de radicale theorien geen ruimte is voor dergelijke personen, en gemengde relaties vaak worden verkettert als een soort van dubbele onderdrukking of verraad aan de zwarte gemeenschap. In de VS zien we daarnaast ook dat men vaak uitgaat van de “one drop of blood” stelling, een oorspronkelijk wit-racisitisch en verwerpelijk idee, dat de zuiverheid van het blanke ras zou moeten bewaren.

      1. De tegenhanger van “gender” op categoraal niveau bestaat al, in de vorm van culturele uitingen en gebruiken die zijn ontstaan binnen de subcultuur van de zwarte gemeenschap. Ik denk personen die zich daarmee verbonden voelen, deze moeten kunnen aannemen, ongeacht de tint van hun huid. Gezien de haat die witte mensen over zich heen krijgen als zij zoiets als een rasta-kapsel willen dragen, is die vrijheid verder dan ooit.

        Merk op dat dit artikel spreekt van virulent racisme van wit jegens zwart. Dat zulk racisme bestaat, ontken ik niet, maar waar de vroegere burgerrechtenbeweging racisme wilde bestrijden en naar een gelijkwaardig bestaan voor allen streefden, richt identiteitspolitiek zich op het complementeren van wit-racisme met zwart-racisme. Zij vergroten en persisteren zij daarmee het probleem, en bouwen op deze manier aan de nieuwe apartheid (of iets milder gezegd, verzuiling op basis van raciale categorieen).

Comments are closed.