Door Jenny Slatman (Hoogleraar Tilburg University)

Het nieuwe boek van dr. Monica Meijsing (Tilburg University) draagt de titel Waar was ik toen ik er niet was? Een filosofie van persoon en identiteit. Exclusief op Bij Nader Inzien verschijnt er deze week een symposium over dit boek, met vier commentaren (door Jenny Slatman, Leon de Bruin, Katrien Schaubroeck en Sanneke de Haan) en een repliek door de auteur. Vandaag deel 2: een commentaar door Prof. dr. Jenny Slatman. 

Reactie op hoofdstuk 4 van Waar was ik toen ik er niet was? (‘Cartesiaanse mensen 1’)

In hoofdstuk 4, het hoofdstuk over Cartesiaanse mensen, bespreekt Monica het pathologische geval van Ian Waterman om aan te tonen dat Descartes’ opvatting over menselijke wezens niet klopt. Ian Waterman, zo zouden we kunnen zeggen, belichaamt in feite de Cartesiaanse mens, want Ian bestuurt zijn lichaam door het expliciet te monitoren. Vanwege het verlies van proprioceptie – een gevolg van specifieke neurologische schade – is Ian niet in staat zijn eigen lichaam te voelen. Hij is niet in staat te voelen waar zijn lichaam (zijn ledematen) zijn, hoe zijn lichaam beweegt, of zijn knie gebogen is of niet etc. In niet-pathologische gevallen functioneert proprioceptie als een soort netwerk van sensoren dat ons voortdurend informatie verschaft over de houding en beweging van ons eigen lichaam.

Het komt zelden voor dat mensen enkel deze specifieke vorm van waarneming verliezen. Het geval van Ian Waterman toont aan dat het, als dit interne netwerk van sensoren niet functioneert, vrijwel onmogelijk wordt om te bewegen en te handelen. Handelen wordt dan het product van expliciet nadenken en monitoren. Het is interessant te zien dat deze nogal onhandige en zeer zeldzame vorm van menselijk handelen juist overeenkomt met het cartesiaanse idee van lichaam-geest interactie: volgens Descartes is het de geest die het lichaam aanstuurt.

Wat Monica beargumenteert in dit hoofdstuk is dat, als we het geval van Ian Waterman bezien, waarin het normale handelen ernstig verstoord is door het verlies van proprioceptie, proprioceptie cruciaal is voor normaal menselijk handelen. En aangezien proprioceptie een onmiddellijke en onbetwijfelbare kennis van ons eigen lichaam impliceert, stelt het de mogelijkheid om daadwerkelijk het lichaam van de geest te onderscheiden ter discussie.

Het eerste punt dat ik te berde zou willen brengen betreft dit specifieke karakter van proprioceptieve sensaties/informatie. Zoals we weten, bereikte Descartes zijn claim dat geest en lichaam als twee verschillende en onderscheiden substanties beschouwd moeten worden nadat hij zijn methodologische twijfel voltrokken had. Heel in het kort: Descartes beweert dat alles in twijfel getrokken kan worden, behalve het feit dat ik aan het twijfelen ben en dat ik derhalve een denkende substantie (res cogitans) ben. Dit onderscheid tussen lichaam en geest valt dus samen met het onderscheid tussen wat betwijfeld kan worden en wat niet betwijfeld kan worden.

In een uitwerking van Shoemakers zoektocht naar wat immuun is voor vergissing door misidentificatie, beweert Evans dat niet alleen mentale zelftoeschrijvingen immuun zijn voor vergissing, maar dat er bepaalde fysieke kenmerken zijn die ook zonder vergissing aan onszelf kunnen worden toegeschreven. Een voorbeeld: als ik met mijn benen over elkaar zit voel ik (door proprioceptie) mijn benen en voel ik dat ze over elkaar geslagen zijn. Het zijn onmiskenbaar mijn benen. Evans zou zeggen dat deze zelf-identificatie immuun voor vergissing is. Ik denk evenwel niet dat Descartes hiervan onder de indruk zou zijn.

Descartes mag dan wel niet bekend geweest zijn met iets dat proprioceptie heet, hij mediteert in zijn eerste meditatie over de mogelijkheid of hij kan betwijfelen dat hij bij het vuur zit, een stuk papier vasthoudt en zijn eigen lichaam voelt. Eerst zegt hij dat het waarschijnlijk alleen gekken zijn die hun eigen belichaamde bestaan betwijfelen. Maar dan gaat hij verder en beweert dat zelfs als hij daadwerkelijk zijn lichaam voelt, voelt dat hij zijn hand uitstrekt, het toch mogelijk is dat dit niet waar is omdat het allemaal een droom kan zijn. In die zin vormt proprioceptie geen echt onbetwijfelbare kennis, zou Descartes zeggen, omdat het mogelijk is dat ik droom. Descartes’ methodische twijfel is echt een heel strikt analytisch gereedschap. Het lijkt me dat wat immuun is voor vergissing door zelf-toeschrijving minder strikt is. Zou je iets kunnen zeggen over de overeenkomsten en verschillen tussen Descartes’ benadering en de eigentijdse?

Een ander punt dat ik ter sprake zou willen brengen is je focus op proprioceptie. Het is duidelijk dat proprioceptie zeer typische informatie/sensaties levert – sensaties die de ervaring geven een belichaamd subject te zijn. Zoals je misschien weet is in de fenomenologische traditie – het werk van Husserl en Merleau Ponty – het belang van proprioceptie ook naar voren gebracht. Maar voor Husserl is het niet alleen proprioceptie die zo belangrijk is.

Voor Husserl wordt het Leib, de ervaring een belichaamd subject te zijn, een belichaamd nulpunt van handelen en waarnemen, geconstitueerd door alle sensaties die gelokaliseerd zijn. Gelokaliseerde sensaties – Empfindnisse, of sensings – zijn sensaties die gevoeld worden in het zintuigelijke orgaan zelf. Een typisch voorbeeld voor Husserl is de tastzin, maar ook sensaties van warmte en kou en pijnsensaties, en kinesthetische sensaties. Het lijkt mij dat al deze soorten gelokaliseerde sensaties, die ook niet-intentioneel zijn (aangezien ze niet een bepaald object constitueren), immuun zijn voor vergissing door misidentificatie. Mijn vraag is dus waarom Monica zo veel nadruk legt op proprioceptie?

Een laatste punt dat ik naar voren zou willen brengen is Monica’s claim dat Ian Waterman het gevoel van eigenaarschap van zijn lichaam verloor vanwege zijn verlies van proprioceptie. Ik denk dat dat zo is. Maar om te onderzoeken hoe belangrijk proprioceptie werkelijk is voor het gevoel van eigenaarschap van het lichaam, moeten we ook kijken naar gevallen waar het gevoel van eigenaarschap ernstig verstoord is terwijl de proprioceptie intact is. Twee nogal extreme gevallen: Clint Hallam, die een handtransplantatie gehad heeft, kon zich, zelfs nadat de getransplanteerde hand goed functioneerde en proprioceptie hersteld was, niet identificeren met die hand. Het voelde niet alsof de hand van hem was. Na een tijd liet hij hem weer amputeren.

Een ander voorbeeld is het geval van BIID (Body identity integrity disorder). In deze gevallen voelen mensen dat een van hun ledematen niet bij hen hoort – deze mensen zijn niet gek, ze zijn volledig competent, en ze kunnen je de precieze lijn aangeven waar het lid geamputeerd moet worden. Neurologisch is er niets mis met hun ledematen en de proprioceptie is intact. Deze gevallen doen me denken dat er meer nodig is dan proprioceptie (en gelokaliseerde sensaties) om je met succes te kunnen identificeren met lichaamsdelen.

Zou het niet beter zijn om het gevoel van eigenaarschap van het lichaam te begrijpen in een breder raamwerk, een raamwerk dat ook de manier omvat waarop mensen hun lichamelijke zijn integreren in hun levensverhaal. Dus mijn vraag is of het gevoel van eigenaarschap van het lichaam niet herzien moet worden in termen van narratieve identiteit?


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend