Door Leen Verheyen (Universiteit Antwerpen)

De afgelopen maanden vloeide er al heel wat inkt over het machtsmisbruik in de kunstensector. In de nasleep van #metoo deden heel wat podiumkunstenaars een boekje open over allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik in hun werkomgeving. Zo verschenen in het tijdschrift Rektoversoverschillende getuigenissen van danseressen over seksisme in de danswereld, kwamen er de afgelopen maanden een aantal mannen uit de theater-, film- en televisiesector in opspraak na getuigenissen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en werden enkele dirigenten de laan uitgestuurd na beschuldigingen van ongewenste intimiteiten.

In discussies hierover wordt vaak gefocust op de heersende man/vrouw verhoudingen, maar die focus geeft niet meteen een antwoord op de vraag waarom precies de uitvoerende kunsten zo vatbaar zijn voor dit soort wantoestanden. Eén mogelijk antwoord op die vraag is dat lichamelijkheid in grote mate eigen is aan die kunstvormen en grenzen dus al snel vager worden. Een ander antwoord, dat tot op vandaag eigenlijk weinig aandacht gekregen heeft, is dat de kwetsbaarheid van uitvoerende kunstenaars in zekere mate voortkomt uit een conceptueel onderscheid.


Uitvoeren of creëren

Wanneer we over kunstenaars spreken maken we van oudsher immers een onderscheid tussen enerzijds creërende en anderzijds uitvoerende kunstenaars. De creërende kunstenaars begrijpen we daarbij doorgaans in lijn met het beeld van het genie uit de Romantiek, als iemand die originele en nieuwe dingen schept die vervolgens weer als model kunnen dienen voor andere kunstenaars. De uitvoerende kunstenaar zien we daarentegen in regel als iemand die een ambacht beoefent. De uitvoerende kunstenaar heeft jarenlang geoefend om een muziekinstrument onder de knie te krijgen, heeft zijn of haar lichaam getraind om een bepaalde dansstijl te beheersen of is in staat andermans teksten uit te spreken alsof ze op het moment zelf worden bedacht. Hoewel er enkelingen zijn die opvallen door hun virtuositeit of persoonlijkheid en daardoor de beschrijving van ambachtslui overstijgen, geldt voor het gros van de uitvoerende kunstenaars dat ze schijnbaar niets creëren, maar slechts uitvoeren wat door een ander is bedacht.

Door dit onderscheid tussen creëren en uitvoeren belanden uitvoerende kunstenaars in een heel precaire situatie. Eén van de redenen waarom zoveel performers zo lang gezwegen hebben over wat hen was overkomen, is immers dat ze zich vaak in een situatie van afhankelijkheid bevinden. Doordat ze als louter uitvoerders gezien worden, worden ze ook als vervangbaar beschouwd. Voldoe je als uitvoerend kunstenaar niet aan de verwachtingen dan staan er genoeg concurrenten klaar om je plaats in te nemen. Die situatie van afhankelijkheid is in grote mate echter het gevolg van een conceptueel misverstand.

Kunst als ervaring

Ook zogenaamde uitvoerende kunstenaars creëren immers iets nieuws. Dat een uitvoerende kunstenaar geen marionet is, wordt al duidelijk als je verschillende uitvoeringen van eenzelfde muziekstuk naast elkaar legt en hoort hoe verschillend de interpretaties soms zijn. Het is zelfs nog duidelijker bij acteurs die onvermijdelijk steeds hun eigen fysieke verschijning en persoonlijkheid meenemen in de rol die ze spelen. Laat twee acteurs dezelfde tekst spelen en je kan niet anders dan opmerken dat de intonatiepatronen verschillen, dat de ene iets beklemtoont wat de ander links laat liggen of dat bijvoorbeeld de timing anders is. En het kan niet anders of die verschillen in uitvoering maken ook dat je als toeschouwer iets anders ervaart. Misschien dat hetzelfde muziekstuk je als luisteraar bij de ene uitvoerder tot rust doet komen, terwijl een andere uitvoering, waarbij het tempo hoger ligt, een heel ander effect heeft. Of misschien weet de ene acteur je te raken met een gevoelige monoloog, terwijl een andere acteur je verveelt of misschien zelfs, met dezelfde tekst, aan het lachen brengt.

Dat we de uitvoerende kunstenaar in het traditionele conceptuele onderscheid doorgaans niet begrijpen als iemand die werkelijk iets nieuws creëert, heeft te maken met het feit dat we kunstwerken vaak te vanzelfsprekend als objecten beschouwen. Wanneer we voorbeelden moeten geven van kunstwerken, denken we automatisch in termen van ‘schilderijen’, ‘composities’ of ‘romans’. Maar misschien is denken in termen van objecten niet de interessantste manier om over kunstwerken te spreken. Filosofen als Dewey of Gadamer stellen bijvoorbeeld de ervaring van een kunstwerk centraal. In plaats van te focussen op de vraag wat een kunstwerkis, focussen ze op de vraag wat een kunstwerk doet. En wanneer we in het spreken over kunst vooral die ervaring centraal stellen, wordt duidelijk dat zogenaamde uitvoerende kunstenaars net zo zeer een nieuwe kunstervaring creëren als de zogenaamde creërende kunstenaars.

Macht en machtsmisbruik

Terugkerend naar het probleem van het machtsmisbruik binnen de uitvoerende kunsten, is het van belang op te merken dat het conceptuele onderscheid tussen uitvoeren en creëren aan de basis ligt van een bepaalde machtsverhouding binnen de podiumkunsten. De uitvoerders zijn immers niet alleen vervangbaar en afhankelijk, de creërende kunstenaar wordt als vanzelfsprekend als hun natuurlijke leider beschouwd. Het geïdealiseerde beeld van de kunstenaar dat we vaak hebben, dat van de perfectionist die alles overheeft voor de kunst, kan dan overslaan in een realiteit waarbij oogluikend wordt toegestaan dat in naam van de kunst ethische grenzen overschreden worden. Het onderscheid tussen uitvoeren en creëren legitimeert op die manier een bepaalde hiërarchie die niet noodzakelijk misbruik insluit, maar er wel mee de basis voor vormt in veel van de situaties waarin het zich voordoet.

Het conceptuele onderscheid tussen creëren en uitvoeren zit bovendien niet enkel ingebakken in de machtsstructuren binnen de kunstensector, ook in de  financieringssystemen speelt dit een rol. Zo kunnen creërende kunstenaars bijvoorbeeld aanspraak maken op creatiebeurzen of subsidies, terwijl dat als zelfstandig acteur, danser of uitvoerend muzikant zo goed als onmogelijk is. Dat maakt uitvoerende kunstenaars uiteraard extra afhankelijk van degenen die wel over financiële middelen beschikken. Net die situatie van afhankelijkheid maakt misbruik mogelijk en maakt dat er vaak over wordt gezwegen.

Gelukkig is er in de praktijkgaandeweg een conceptuele verschuiving aan de gang. Zo zijn acteurscollectieven die zonder regisseur theater maken al enkele decennia een gangbaar fenomeen. Of zo maken sommige choreografen of regisseurs voorstellingen door samen met hun performers aan de slag te gaan zonder op voorhand de voorstelling volledig uit te denken. Of zo zijn theateropleidingen zich de afgelopen jaren steeds meer gaan richten op het afleveren van ‘makers’ in plaats van ‘louter’ spelers. De vraag dringt zich vandaag dus meer en meer op of het onderscheid tussen creëren en uitvoeren wel zo helder te maken is en bovendien wel zinvol is. Als een conceptueel onderscheid mede aan de basis ligt van de vaak precaire situatie van uitvoerende kunstenaars, rijst niet alleen de vraag of dat onderscheid wel zinvol is, maar ook of dat onderscheid niet beter op de schop kan.

(Op 23 november 2018 organiseert Alumniwijs, de alumniverenging Wijsbegeerte van de Universiteit Antwerpen, een filosofische debatavond over machtsmisbruik in de kunsten. Alle info hierover vind je op hun website.)
 


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

1 Comment

Comments are closed.