Door Olivier Lemeira ()

Winnaar van de OZSW/BNI Essaywedstrijd 

Zowat elke nieuwsredactie heeft de voorbije jaren een factchecker in dienst genomen. Die moet de publieke uitspraken van politici testen op hun waarheid. Zo publiceerde de website PolitiFact in 2016 een factcheck over de Amerikaanse politicus Tim Kaine, die in een toespraak zei dat Donald Trump alle Mexicaanse immigranten verkrachters had genoemd. Maar dat had Trump nooit beweerd volgens PolitiFact. Toen Trump zijn presidentskandidatuur in 2015 bekend maakte zei hij wel dat Mexicaanse immigranten verkrachters zijn, maar hij zei niet expliciet dat alle Mexicaanse immigranten verkrachters zijn. Volgens PolitiFact had Tim Kaine dus gelogen en Trump woorden in de mond gelegd. 

De meeste factcheckers richtten hun pijlen natuurlijk niet op foutieve interpretaties van wat Trump had gezegd, maar eerder op zijn bewering dat Mexicaanse immigranten verkrachters zijn. Bijna alle grote kranten publiceerden een weerlegging van die uitspraak (hier, hier, hier). Maar om de feitelijkheid van Trumps uitspraak te checken volstaat het niet om te weten wat hij niet heeft beweerd, je moet ook weten wat hij eigenlijk wel heeft beweerd. Het is dus geen wonder dat geen enkele factcheck die werd gepubliceerd een succesvolle repliek bevatte. Geen van de auteurs had immers echt begrepen wat Trumps opmerking over Mexicaanse immigranten betekende. 

Het is best normaal dat niemand wist hoe Trumps uitspraak te interpreteren. Hij zei immers niet expliciet over hoeveel Mexicaanse immigranten hij het had. Dat is niet toevallig. Stereotypes worden vaak op zo’n manier geformuleerd dat een negatieve eigenschap wordt toegeschreven aan een groep zonder dat echt wordt gezegd over hoeveel mensen het gaat. Het resultaat zijn veralgemeningen die moeilijk te weerleggen zijn. Op welke feiten zou je moeten wijzen om aan te tonen dat stereotypes als “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters” of “Moslims zijn terroristen” niet waar zijn? Geen factchecker die het weet.

Toch begrijpt iedereen die Nederlands praat intuïtief wel wat zulke veralgemeningen betekenen. Al heel vroeg in onze taalontwikkeling leren we wat het betekent wanneer een eigenschap wordt toegeschreven aan een groep zonder dat expliciet wordt gezegd over hoeveel leden van de groep het gaat. Zelfs vierjarige kinderen begrijpen wat we hen zeggen met veralgemeningen als ‘katten miauwen’ en ‘honden blaffen’. Het is pas wanneer we onder woorden proberen te brengen wat we met die veralgemeningen precies beweren dat we vastlopen. Niet elke taalgebruiker is ook een taalfilosoof of taalwetenschapper. Maar als men niet kan expliciteren wat er met zo’n veralgemening wordt beweerd kan men de feitelijkheid er ook niet van controleren. Hoe zou je immers weten op welke feiten je moet wijzen om die te bevestigen of weerleggen?

Puzzelen met zinnen

PolitiFact heeft waarschijnlijk wel gelijk dat Trump met de zin “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters” niets heeft beweerd over alle Mexicaanse immigranten.1 Maar hoe kunnen we dat zeker weten? Dat weten we door meer onschuldige veralgemeningen als de volgende: “Zebra’s zijn wit met zwarte strepen”. Er bestaan uitzonderingen op deze veralgemening want op de Afrikaanse steppe draaft er ook wel eens een albino zebra voorbij. Toch is zo goed als iedereen het er over eens dat die zin waar is. Met “Zebra’s zijn wit met zwarte strepen” zeggen we dus niet zoiets als “Alle zebra’s zijn wit met zwarte strepen”. De eerste zin is waar, de tweede zin is niet waar. Trump is niet bepaald een taalvirtuoos maar ook hij wist dat zijn uitspraak over Mexicaanse immigranten compatibel is met het bestaan van een aantal uitzonderingen. Of zoals hij het zei: “And some, I assume, are good people”.

Sommige commentatoren interpreteerden Trump daarom alsof die had beweerd dat de meeste Mexicaanse immigranten verkrachters zijn (hier, hier, en hier). In dat geval zou zijn uitspraak ontkracht kunnen worden door aan te tonen dat de meeste Mexicaanse immigranten natuurlijk geen verkrachters zijn.2 Maar ook deze interpretatie vat niet echt de betekenis van wat hij zei. Er zijn immers veel voorbeelden van veralgemeningen die waar zijn ondanks het feit dat slechts een minderheid van de leden van de groep de eigenschap heeft. Denk maar aan zinnen als “Vogels leggen eieren”. Iedereen weet eigenlijk wel dat slechts de minderheid van de vogels eieren legt, want enkel de volwassen vrouwtjes doen dat. Niettemin is die zin waar. Met die zin kan men dus niet letterlijk hebben gezegd dat de meeste vogels eieren leggen. 

“Zowat negentig procent van onze soort is inderdaad rechtshandig. Toch is de veralgemening ‘Mensen zijn rechtshandig’ niet waar.”

Omgekeerd zijn er ook veralgemeningen die niet waar zijn ondanks het feit dat ze wel opgaan voor de meeste leden van de groep. Een voorbeeld is de zin “Boeken zijn paperbacks”. Als men met die zin had beweerd dat de meerderheid van de boeken paperbacks zijn, dan hadden we die zin als waar beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de zin “Mensen zijn rechtshandig”. Zowat negentig procent van onze soort is inderdaad rechtshandig. Toch is de veralgemening niet waar. Trump heeft dus ook niet beweerd dat de meeste Mexicaanse immigranten verkrachters zijn, want dat komt niet overeen met hoe we zulke veralgemeningen in andere gevallen interpreteren.

De overgrote meerderheid van de factcheckers die Trumps uitspraak op de korrel namen dachten echter dat die had beweerd dat je onder Mexicaanse immigranten veel meer verkrachters vindt dan onder de autochtone bevolking (hier, hier, hier, en hier). Die stelling werd dan vervolgens vakkundig weerlegd door erop te wijzen dat onderzoek heeft aangetoond dat van alle gedocumenteerde aanrandingen, 71% gepleegd werd door blanke Amerikanen en slechts 9% door mensen met een Latino afkomst. Dat terwijl blanke Amerikanen ‘slechts’ 63% van de bevolking uitmaken en mensen met een Latino achtergrond wel 17% (zie hier).

Maar ook zulke statistieken zijn niet voldoende om Trumps uitspraak te weerleggen. Er zijn veel veralgemeningen die waar zijn ondanks het feit dat de leden van de groep waarover het gaat de eigenschap niet vaker hebben dan de leden van een relevante andere groep. “Katten hebben een staart” is bijvoorbeeld een ware veralgemening. Maar er zijn natuurlijk heel veel dierensoorten waarvan bijna alle leden een staart hebben. Niemand gaat er echter aan twijfelen dat die zin waar is als die er op wordt gewezen dat katten niet vaker een staart hebben dan honden. Om dezelfde reden kan je Trumps ongelijk niet bewijzen door erop te wijzen dat Mexicaanse immigranten niet vaker veroordeeld worden voor aanrandingen dan autochtone Amerikaanse burgers.

“De uitdaging is om te expliciteren onder welke voorwaarden een eigenschap echt karakteristiek is voor een bepaalde groep.”

De drievoudige strategie

Toch is de letterlijke betekenis van Trumps uitspraak volgens mij betrekkelijk eenvoudig. Trump zei niet dat alle, de meeste, of voornamelijk Mexicaanse immigranten verkrachters zijn. Wat hij beweerde met zijn veralgemening is dat het karakteristiek is voor Mexicaanse immigranten om verkrachters te zijn. De uitdaging is om te expliciteren onder welke voorwaarden een eigenschap echt karakteristiek is voor een bepaalde groep. Het zijn die voorwaarden die je moet kennen om de feitelijkheid van een stereotype veralgemening te kunnen controleren.

Als we nadenken over de veralgemeningen die we tot nu toe zagen, blijkt dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan die moeten voldoen om waar te zijn. Een eerste voorwaarde is dat aan ten minste één van de volgende drie criteria moet voldaan zijn. Ofwel 

a) hebben de meeste leden van de groep de eigenschap
b) behoren de meeste individuen die de eigenschap hebben tot de groep
c) hebben sommige leden van de groep de eigenschap omdat ze tot die groep behoren.

Het klopt dus bijvoorbeeld dat het karakteristiek is voor katten om te miauwen. Die veralgemening voldoet in ieder geval aan de voorwaarde dat ten minste een van de bovenstaande criteria waar is. Eigenlijk gaan zelfs alle drie de criteria op voor deze veralgemening. De meeste katten miauwen. De meeste dieren die miauwen zijn katten. En katten die miauwen doen dat omdat ze katten zijn. Het zit in de natuur van katten om te miauwen. 

Bij het eerste criterium moeten we wel nog twee voetnoten plaatsen. Om te bepalen of de meerderheid van een groep een eigenschap heeft mag men enkel rekening houden met die leden van de groep die óf de eigenschap in kwestie hebben óf een relevant alternatief, als dat er is. In het geval van katten betekent dat dus dat we enkel rekening houden met katten die een of ander geluid maken. Als de meeste daarvan miauwen, is aan het eerste criterium voldaan. Dit verklaart ook waarom de zin “Vogels leggen eieren” waar is. De meeste vogels die jongen op de wereld zetten óf door eieren te leggen óf op een andere manier, doen dat door eieren te leggen. Het gaat in dit geval dus enkel over de vrouwelijke vogels. De tweede voetnoot is dat het steeds om een stabiele meerderheid moet gaan. Als het gewoon een tijdelijke toevalligheid is dat de meerderheid van een bepaalde groep een eigenschap heeft is dat niet voldoende.

“Een succesvolle weerlegging van Trumps uitspraak moet drie dingen aantonen”

Op basis van deze eerste voorwaarde kunnen we nu ook een eerste strategie afleiden om stereotype veralgemeningen te weerleggen. Zo’n veralgemening kan je ontkrachten door aan te tonen dat  geen van de drie bovenstaande criteria erop van toepassing is. Ik noem dit de drievoudige strategie. Een succesvolle weerlegging van Trumps uitspraak toont bijvoorbeeld drie dingen aan: dat het niet zo is dat de meeste Mexicaanse immigranten zich bezondigen aan verkrachtingen; dat de meeste aanrandingen op Amerikaanse bodem niet door deze bevolkingsgroep worden gepleegd; en dat wanneer het wel gebeurt dat niets te maken heeft met het feit dat de dader een immigrant is. 

Geen van de stukken die werden geschreven naar aanleiding van Trumps uitspraak deed echter alle drie. Elke factchecker trachtte aan te tonen dat aan één van de drie criteria niet is voldaan, afhankelijk van hoe die de woorden van Trump precies interpreteerde. Maar zelfs als je aantoont dat een eigenschap niet karakteristiek is voor een groep op basis van één van de criteria, kan dat nog altijd wel zo zijn op basis van een van de andere criteria. Geen enkele factchecker dacht er bijvoorbeeld aan ook te bewijzen dat het derde criterium niet opgaat. Maar dat was wel wat volgens verschillende Trump sympathisanten zijn uitspraak waar maakte (bijvoorbeeld hier). Volgens hen is het immers zo dat de Mexicaanse overheid haar criminele burgers de grens overstuurt, in het ergste geval intentioneel in het beste geval faciliterend. In die zin zou het volgens Trump aanhangers dus kloppen dat er onder Mexicaanse immigranten ook verkrachters zijn omdat het Mexicaanse immigranten zijn.

Een succesvolle weerlegging van een stereotype veralgemening volgens de drievoudige strategie voorziet dus bewijs dat geen van de drie criteria opgaat. Dat vraagt om een uitgebreide reactie, maar voorkomt ook dat de veralgemening alsnog overeind blijft in een debat op basis van een van de drie criteria.

De enkelvoudige strategie

De oplettende lezer zal echter opgemerkt hebben dat er ook nog andere voorwaarden moeten zijn die bepalen of een karakteriserende veralgemening waar is. Op basis van de eerste voorwaarde kunnen we nog niet uitleggen waarom zinnen als “Boeken zijn paperbacks” en “Mensen zijn rechtshandig” niet waar zijn. In beide gevallen is het zo dat een stabiele meerderheid de eigenschap in kwestie heeft.

Een tweede voorwaarde waaraan een eigenschap moet voldoen om karakteristiek te zijn voor een groep is de volgende. Het mag niet zo zijn dat alle individuen die de tegenovergestelde eigenschap hebben ook tot de groep behoren. Zo kan het bijvoorbeeld niet karakteristiek zijn voor boeken om paperbacks te zijn, omdat ook alle hardcovers tot de groep ‘boeken’ behoren. Een harde kaft hebben is in dit geval de tegenovergestelde eigenschap. Hetzelfde geldt voor de zin “Natuurlijke getallen zijn even”, wat ook geen ware veralgemening is. Ook alle oneven getallen zijn immers natuurlijke getallen.

Er is bovendien ook nog een derde en laatste voorwaarde waar karakteriserende veralgemeningen aan moeten voldoen om waar te zijn. Het mag niet zo zijn dat sommige leden van de groep de tegenovergestelde eigenschap hebben omdat ze tot die groep behoren. Hoe kan het immers karakteristiek zijn voor een groep om een bepaalde eigenschap te hebben, als tot die groep behoren bij sommige leden ook het tegendeel van die eigenschap veroorzaakt? Het is omwille van deze voorwaarde dat het bijvoorbeeld niet karakteristiek is voor mensen om rechtshandig te zijn. Het is niet toevallig dat tien procent van onze soort linkshandig is en dat dat cijfer redelijk stabiel blijft. Mensen zijn competitieve dieren en in een competitieve omgeving is het evolutionair voordelig om verrassend uit de hoek te komen. Sommige mensen zijn dus linkshandig net omdat het mensen zijn, en dus kan het niet karakteristiek zijn voor mensen om rechtshandig te zijn.

Het is vooral deze laatste voorwaarde die van belang is voor factcheckers van stereotype veralgemeningen. Deze voorwaarde leidt immers tot een extra strategie om zulke veralgemeningen te weerleggen. Je kan dat ook doen door aan te tonen dat aan deze laatste voorwaarde niet is voldaan. Daarvoor moet je bewijzen dat sommige leden van de groep net de tegenovergestelde eigenschap hebben doordat ze tot die groep behoren. Ik noem dit de enkelvoudige strategie, omdat je in dat geval slechts bewijs voor een enkel feit moet aanbrengen om een veralgemening te weerleggen.

“Taalfilosofen zijn zich steeds meer bewust van de politieke impact van veralgemeniseringen.”

Zo kan men Trumps stereotype uitspraak dus ook weerleggen als men op basis van psychologische of sociologische studies kan aantonen dat in sommige gevallen Mexicaanse immigranten net vredelievend zijn omdat het Mexicaanse immigranten zijn. Als nieuwkomer lijkt het in ieder geval wel slim om je hoofd niet meteen boven het maaiveld uit te steken. Deze strategie is waarschijnlijk ook de eenvoudigste manier om de stereotype veralgemening te ontkrachten dat moslims terroristen zijn. Het is immers voldoende dat sommige moslims vredelievend zijn door te geloven in Islam, opdat het niet karakteristiek kan zijn voor moslims om terroristen te zijn.

Op die manier leidt een filosofische analyse van de waarheidsvoorwaarden van karakteriserende veralgemeningen tot een handleiding factchecken van stereotypes. Wie ondertussen geïntrigeerd is geraakt door de moeilijkheid om de betekenis van veralgemeningen te expliciteren, is niet alleen. De laatste decennia is er onder taalfilosofen steeds meer aandacht voor dit type veralgemeningen. Taalfilosofen zijn zich ook steeds meer bewust van de politieke impact ervan. Omdat het zo moeilijk is hun precieze betekenis te expliciteren, is diegene die stereotype uitspraken doet in een debat strategisch altijd in het voordeel. Maar door de betekenis van deze zinnen te analyseren kennen we nu in ieder geval twee strategieën om te repliceren: de drievoudige en de enkelvoudige strategie.

Noten

[1] Trump zei letterlijk “They’re rapists”. Aangezien ‘They’ hier volgens mij verwijst naar Mexicaanse immigranten gebruik ik de volledige formulering. Trumps eigen woorden zijn deze: “When Mexico, meaning the Mexican government, sends its people … They’re sending people that have lots of problems, and they’re bringing those problems to us. They’re bringing drugs. They’re bringing crime. They’re rapists. And some, I assume, are good people.”

[2] Dat de meeste Mexicaanse immigranten geen verkrachters zijn is evident (voor data zie hier), al is het maar omdat de meerderheid vrouwelijk is (zie census data hier).

Afbeelding hoofdpagina: ‘The wall ending in the Pacific Ocean’ © Tomas Castelazo, www.tomascastelazo.com / Wikimedia Commons


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

4 Comments

  1. Bedankt voor de zin: “Omdat het zo moeilijk is hun precieze betekenis te expliciteren, is diegene die stereotype uitspraken doet in een debat strategisch altijd in het voordeel.”. VRT’s ‘DE ZEVENDE DAG’ heeft haast wekelijks een politiek debat. Veralgemeningen komen veelvuldig voor. Er wordt erg zelden tegen geprotesteerd. Dat treft me. Ik stoor me nogal aan veralgemeningen en vind dat ze te gretig worden aanvaard. Het debat primeert; de tijd loopt. Wat is nu belangrijk voor mij? Ik streef en blijf streven naar een taalgebruik met minimale veralgemeningen. Dat is echter NIET de bon ton. Cheers. Bert

  2. “Met “Zebra’s zijn wit met zwarte strepen” zeggen we dus niet zoiets als “Alle zebra’s zijn wit met zwarte strepen”. De eerste zin is waar, de tweede zin is niet waar.”
    Als u het dan toch over factchecken heeft, dienen uw eigen beweringen wel juist te zijn. Geen van de twee bovenstaande zinnen is waar, want zebra’s zijn zwart met witte strepen (D.R. Prothero, R.M. Schoch (2003), “Horns, Tusks, and Flippers: The Evolution of Hoofed Mammals”, The Johns Hopkins University Press.)
    Verder zeer amusant en informatief.

  3. Kritiek op een winnaar geven is nogal tricky.
    Vooral voor factcheckers dan, niet voor taalfilosofen. Of toch niet voor taalfilosofen in de traditie van Wittgenstein.
    “The idea that in order to get clear about the meaning of a general term one had to find the common element in all its applications has shackled philosophical investigation; for it has not only led to no result, but also made the philosopher dismiss as irrelevant the concrete cases, which alone could have helped him understand the usage of the general term.”
    Bij deze een concreet geval.
    Ik heb van 1985 tot 2010 in de gevangenis gezeten voor verkrachting. Sindsdien leid ik een vrij ordinair leven als taalfilosoof.

  4. Uitstekend en waardevol stuk waarmee inderdaad goed de waarde van de (analytische/taal)filosofie getoond wordt. Ik zou graag zien dat het ook gepubliceerd wordt door grotere en bekendere kanalen (zou One World hier niet in geïnteresseerd zijn?). De prijs is in ieder geval zeker verdiend.
    Complimenten terzijde; ik denk dat deze analyse van de ‘betekenis’ van Trumps uitspraak een bepaalde visie veronderstelt op de aard van betekenis die de bedoeling van de spreker – speaker-meaning? –loslaat. Als we Trump hadden gevraagd wat hij nou eigenlijk bedoelde dan had hij waarschijnlijk niet het antwoord gegeven waar u nu mee gekomen bent. Je kunt je dan afvragen of zijn uitspraak werkelijk betekent wat u nu zegt dat het betekent wanneer Trump zelf het niet zo bedoelde.
    Nu is er uiteraard een verschil tussen bedoeling en betekenis, en daardoor is het mogelijk dat mensen (per ongeluk) iets anders zeggen dat wat ze bedoelen. Maar als we uitgaan van een Griceaanse opvatting van betekenis – sentence-meaning –, dan moet betekenis uiteindelijk toch te herleiden zijn tot de bedoeling van een groep sprekers. Ik denk dat de Griceaanse opvatting van betekenis daarom wellicht toch een dilemma oplevert voor uw betoog: er lijken drie grote groepen te onderscheiden zijn in onze samenleving waarbinnen veralgemeningen zoals die van Trump op andere manieren worden geïnterpreteerd. Neem de eerste interpretatie die u aanhaalt volgens welke “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters” betekent “Alle Mexicaanse immigranten zijn verkrachters.” Het feit dat veel mensen deze uitspraak zo interpreteren toont dat er een aanzienlijke groep mensen bestaat waarbinnen dergelijke uitspraken op deze manier functioneren, maw: voor een grote groep mensen geldt dat als zij zouden zeggen “Mexicaanse immigranten zijn verkrachters” dat ze dan bedoelen: “Alle Mexicaanse immigranten zijn verkrachters.”
    In conclusie: ik vraag me af of uw betoog samengaat met een Griceaanse opvatting van betekenis, zo ja: hoe? En zo niet: welke opvatting van betekenis veronderstelt u dan?

Comments are closed.