Door Elselijn Kingma (Associate professor University of Southampton en bijzonder hoogleraar Technische Universiteit Eindhoven)

Bij mij vielen de schellen van de ogen toen ik begin december 2010 terugkwam uit de Verenigde Staten, net op tijd voor Sinterklaas. Vlak na aankomst liep ik langs vier Zwarte Pieten die een vrolijk blaasorkestje vormden – een ‘warm welkom thuis’ van Schiphol.

Maar even – heel even – zag ik dat niet; zag ik niet het geliefde figuur uit mijn jeugd; voelde ik geen sinterklaasvoorpret; was het geen vertrouwd thuiskomen. Heel even zag ik wat een Amerikaan zou zien: vier witte mannen in ongegeneerde ‘blackface’ en een soort  infantiel aandoend circusapenpakje, midden op een grote internationale luchthaven. Ik schrok me lens.

Mijn plotselinge inzicht was omineus; ongeveer vier jaar na mijn aankomst op Schiphol barstte het maatschappelijke debat in volle hevigheid los. Racistisch of niet racistisch? Afschaffen, houden of veranderen? Het Zwarte Pieten debat is inmiddels een jaarlijks terugkerend fenomeen.

Een groot deel van dit debat betwist de betekenis van Zwarte Piet. Wat zegt deze figuur, of beeldt het uit? Is het een racistische negerkarikatuur met expliciete verwijzingen naar slavernij? Of een mythologisch figuur – een boeman – die veel ouder is dan het imperialistische West Europa? De emoties, argumenten, en – in toenemende mate – beschuldigingen, vliegen over en weer.

In dit polariserende en, inmiddels, gewelddadige debat heeft de filosofie een hoop bij te dragen. Die laat ten eerste zien dat er geen eenduidig antwoord kan zijn op de vraag ‘wat is de betekenis van Zwarte Piet?’. Zoals elk cultureel symbool heeft Zwarte Piet meerdere betekenissen, afhankelijk van context en ontvanger. Ten tweede, en nog belangrijker, leert het ons dat een waardevolle maatschappelijke discussie hierover niet gericht moet zijn op het (be)halen van het eigen gelijk, maar op het erkennen, en kweken van begrip voor, de ander. Alleen op die manier kunnen we als maatschappij op een zinvolle manier verder.

Taalfilosofen Over Betekenis

Maar laten we beginnen met betekenis, in de vorm van een heel gewoon, maar zeker niet gemakkelijk, voorbeeld: taal. Wat geeft een woord – een serie letters of klanken – haar betekenis?

Neem het woord ‘hond’. Zo’’n woord, zeiden Frege en Russell aan het begin van de vorige eeuw, heeft twee soorten betekenis: een omschrijving, en een referent. De omschrijvende betekenis van ‘hond’ is zoiets als ‘kwispelend, vierpotig, blaffend beest’. De referent van ‘hond’ is datgene wat ‘hond’ in de wereld aanduidt; alle honden.

Frege dacht dat de referent bepaald werd door de omschrijvende betekenis: de referent is datgene in de wereld dat aan de omschrijving voldoet. Maar dat klopt niet. Want het kan best voorkomen dat onze allerbeste omschrijving toch niet de juiste referent in de wereld vindt. Socrates, bijvoorbeeld, is ‘de stompneuzige filosoof die zich een horzel noemde en daarvoor stierf’. Maar misschien klopt, na 2500 jaar overlevering, alles wat we van Socrates denken te weten wel helemaal niet; dan nog verwijst ‘Socrates’ met succes naar iemand die ooit leefde. Iemand die misschien wel helemaal niet stompneuzig was, iets over horzels zei, of vergif dronk.

Betekenissen zitten niet in ons hoofd; de referent van een woord wordt bepaald door de wereld. Bijvoorbeeld door een historische serie oorzakelijke verbanden die de naam ‘Socrates’ terugleidt tot een ooit bestaan hebbende persoon – zelfs al we niets meer over hem weten. Deze referent, de ‘uit-pikkende betekenis’ van een woord, hebben wij dus niet volledig onder controle; zij wordt niet bepaald door wat wij denken met deze term aan te duiden, maar hoe de term historisch vorm heeft gekregen.

Maar dat geldt niet alleen voor de referent; zelfs omschrijvende betekenissen onttrekken zich aan onze individuele controle. Wittgenstein leerde ons dat een ‘privétaal’ niet kon bestaan; we kunnen symbolen geen betekenis geven in isolatie. De betekenis van taal komt alleen tot stand in een gemeenschap van taalgebruikers – en is afhankelijk van hoe die gemeenschap haar gebruikt. Dit hoeft niet altijd – en zal zelden – eenduidig zijn. Ook kan het met de tijd veranderen. In ieder geval is de omschrijvende betekenis niet alleen wat de spreker of schrijver wil of denkt te zeggen.

Tot slot hebben woorden niet alleen betekenis(sen), maar kunnen we er ook dingen mee doen. Zeg ik ‘trut’ – dan zeg ik de betekenis ‘vervelend mens’. Maar ik doe ook iets: ik scheld iemand uit. Tot slot heb ik een effect; waarschijnlijk beledig ik iemand.

Ook wat ik met taal doe en kan doen ligt deels buiten mijzelf. Ik kan alleen schelden of beledigen onder bepaalde omstandigheden. In een subcultuur of tijdens een cabaret kan ‘trut’ juist ironisch, als compliment of grapje gebruikt worden. En voor effecten heb je ‘uptake’ nodig; als je me niet begrijpt of ongevoelig bent voor mijn woorden, dan kan ik je met het woord ‘trut’ niet beledigen.

Tot zoverre onze korte introductie taalfilosofie. Samengevat: betekenis is (1) niet eenduidig; (2) van de wereld en de gemeenschap, niet het individu; en (3) deels in gebruik, ontvangst en interpretatie, en niet in bedoelingen alleen.

De Betekenis van Zwarte Piet

Maar – wat betekent dit nu voor het woord ‘Zwarte Piet’? Wat is haar omschrijving? Wat is haar referent? Wat doen we hiermee?

Hier begint de ellende. Voor mij – een witte Nederlander – verwijst Zwarte Piet naar een fictief karakter. Net zoals Sherlock Holmes, Smurfen en de Eenhoorn, bestaat Zwarte Piet niet echt – maar alleen maar in verhalen.

Al dacht ik daar tot een jaar of acht natuurlijk anders over 😉

Fictieve karakters zijn filosofisch interessant en ingewikkeld. Want ze hebben geen referent, althans niet in de materiële wereld: eenhoorns en smurfen bestaan niet. Toch hebben de namen van fictieve karakters hebben wel degelijk een omschrijvende betekenis: een eenhoorn is een wit paard. En er zijn dingen waar en onwaar over fictieve karakters, ondanks het gebrek aan een referent: Smurfen zijn blauw en niet rood, en Sherlock is detective die in Baker Street woont, en geen loodgieter uit Amsterdam.

Wat is – binnen de fictie – waar over Zwarte Piet? Hij komt uit Spanje, strooit pepernoten, en is de knecht van Sinterklaas – daarover is iedereen het eens. Maar waarom is hij zwart? In de verhalen waar ik mee op gegroeid ben, is hij zwart omdat hij door de schoorsteen klimt. Maar in de verhalen waar mijn (net zo witte) vriendinnetje mee is opgegroeid, was Piet zwart omdat hij afstamt van twee slavenkinderen die Sinterklaas bevrijd zou hebben. Het ene verhaal heeft niets met zwarte slavernij te maken – het andere alles. Zelfs binnen de fictie is er geen eenduidige omschrijving, of waarheid, over Piet.

Maar de betekenis van fictieve karakters beperkt zich natuurlijk niet alleen tot hun omschrijving binnen de fictie. Fictieve karakters zijn onderdeel van verhalen, gedichten, films, liedjes en schilderijen. Dit zijn cultuuruitingen die zelf ook weer betekenissen hebben; die expressief zijn.

Wat communiceert het culturele symbool ‘Zwarte Piet’? Wat dragen de beelden, verhalen, liedjes, etc. uit? Voor culturele uitingen geldt, net zoals voor taal, dat er geen eenduidig antwoord is, en dat het antwoord deels bepaald wordt door de ontvanger en de culturele context.

De Tegenstelling Voorbij

En dat is nou precies wat er misgaat in het maatschappelijk debat: dit lijkt er veelal vanuit te gaan dat er wel een eenduidig antwoord is over de betekenis van Zwarte Piet.

Grosso modo contrasteert dit debat twee soorten algemene claims. Enerzijds de claim dat Zwarte Piet niet racistisch is. Bijvoorbeeld omdat er geen racistische bedoeling is; of omdat het karakter Zwarte Piet juist positieve associaties oproept; of omdat Zwarte Piet haar historische oorsprong – en dus betekenis – heeft in een middeleeuwse boeman. Anderzijds de algemene claim dat Zwarte Piet wel racistisch is – bijvoorbeeld omdat niet-witte Nederlanders racisme ervaren waar Zwarte Piet een rol in speelt; of omdat de relatie Sinterklaas/Zwarte Piet teveel aan slavernij doet denken; of omdat Zwarte Piet overeenkomsten heeft met, en historisch verankerd is in, expliciet racistische stereotypen, etc.

De oplettende lezer herkent, na de korte introductie taalfilosofie, allerlei verschillende soorten betekenissen in bovenstaande argumenten: waarheden binnen de fictie; claims over historische verwijzing; effecten, etc. In het steeds feller wordende maatschappelijk debat worden deze zelden zorgvuldig gescheiden. Als gevolg daarvan worden er vaak specifieke uitspraken over betekenissen tegenover elkaar gezet, die elkaar helemaal niet uitsluiten; een uitspraak over een racistische historische verwijzing, bijvoorbeeld, en een positief huidig effect – of vice versa. De beoogde tegenstelling is slechts schijn; meerdere verschillende uitspraken over betekenissen van Zwarte Piet kunnen tegelijkertijd waar zijn.

Een discussie over de betekenis van Zwarte Piet is per definitie gedoemd tot falen. Zoals elk cultureel symbool staat Zwarte Piet in een moeras van meerdere betekenissen waarin voor alle kanten wel onderbouwing te vinden is.

Racisme op Twee Niveaus

Voor hen die willen beweren dat Zwarte Piet niet racistisch is, betekent dit dat het niet voldoende is om een of enkele argumenten voor die interpretatie te noemen. In plaats daarvan moet aangetoond worden dat elke redelijke vorm van betekenisgeven aan Zwarte Piet vrij is van racistische problemen. En als het maatschappelijke debat één ding duidelijk heeft gemaakt, dan is het dat niet zo is. Er is inmiddels een stapel bewijs voor historische associaties met, kruisbestuiving door, en het op dit moment ervaren van, racistische stereotypen.

Maar ook zonder al die bewijslast hadden we daar al van overtuigd moeten zijn; de herhaalde en oprechte claim van niet-witte medelanders dat zij in Zwarte Piet een racistisch stereotype herkennen dat hen denigreert is sec al genoeg om dat duidelijk te maken. Taalfilosofie ondersteunt dit: het leert dat we met betekenis-dragers, zoals woorden, dingen doen. Wat we doen hebben we niet altijd in de hand. Zwarte Piet denigreert, blijkbaar. Of hij denigreert in ieder geval voor een aantal van ons – en dat is genoeg.

Of – dat had genoeg moeten zijn. Dat dat niet genoeg was maakte het hele debat ook zo verhit. Want intuïtief weten we dat betekenis in en van de gemeenschap is. De ontkenning dat jouw perceptie, vanuit jouw culturele achtergrond en interpretatiestructuren, ‘echte’ betekenis is, impliceert dat jij geen onderdeel bent van de gemeenschap die cultureel erfgoed mag maken en beheren. Jij hoort er niet bij.

En dat hebben (veelal) zwarte Nederlanders, die zich al direct ergerde aan de, voor hen, racistische betekenissen van Zwarte Piet, haarfijn aangevoeld. Het maakt voor hen niet alleen Zwarte Piet zelf racistisch; het hele debat erover – waarin hun interpretatie met regelmaat elke legitimiteit ontzegd wordt – is daarmee zelf ook racistisch.

De klacht over racisme ligt daarmee, terecht, op twee niveaus.

Steun voor de Andere Kant

Maar het moeras van meerdere betekenissen geeft ook enige steun aan de andere kant. Want dat er allerlei racistische betekenissen van Zwarte Piet zijn, betekent niet dat het hele – of zelfs maar het halve verhaal is over de betekenis van Zwarte Piet. Het betekent zeker niet zomaar dat niet-racistische interpretaties van Zwarte Piet simpelweg ‘onwaar’, ‘dom’ of zelfs ‘schijnheilig’ zijn. In het moeras van meerdere betekenissen, hebben ook deze betekenissen een plaats.

Zeker de positie dat Zwarte Piet alleen maar een gevalletje Amerikaanse ‘black-face’ is gaat voorbij aan de rijke verscheidenheid aan betekenissen en interpretaties die specifiek zijn aan de Nederlands cultuur. Juist omdat symbolen betekenis hebben binnen een historische en huidige context en cultuur is deze Amerikaanse traditie niet zomaar en één-op-één te projecteren op de Nederlandse. Natuurlijk is er kruisbestuiving, maar de positie dat dit het hele of enige verhaal zou zijn is net zo beperkt als het idee dat de enige legitieme betekenis van Zwarte Piet die van middeleeuwse boeman is.

En ook hier geldt: betekenis is van de gemeenschap. Net zoals het ontkennen van de perceptie van Zwarte Piet als racistisch tegen sommige medelanders zegt: ‘jullie horen er niet bij’ – zo zegt het ontkennen van de betekenis die Zwarte Piet voor veel anderen heeft, precies hetzelfde: jouw betekenis, jouw beeld van Zwarte Piet als roetig fantasie-figuur, telt niet. Als deze ontkenning van buiten komt – vanuit bijvoorbeeld een VN of de Amerikaanse pers, die de connectie met black-face wel, maar die met de schoorsteen niet, begrijpt – kan dit terecht voelen als een stukje cultureel imperialisme. Zelfs van binnenuit Nederland kan het nog steeds voelen als een ontkenning of bedreiging van wat voor velen een cultureel anker is.

Conclusie

De discussie over de echte betekenis van Zwarte Piet is volstrekt zinloos. Ik heb de afgelopen jaren met veel plezier de explosie van artikelen in de populaire media gelezen, en zo geleerd over de interessante en veelzijdige historische ontstaansgeschiedenis, culturele invloeden op, en geleidelijke verandering in de figuur ‘Zwarte Piet’. Maar wat al deze artikelen nooit kunnen doen is wat ze vaak willen claimen of waar ze voor gebruikt worden: namelijk bepalen of ‘de’ betekenis van Zwarte Piet wel of niet racistisch is. Dat gaat er immers vanuit dat er één betekenis is; en we hebben geleerd dat dat niet klopt.

Wat we juist wel kunnen, en moeten, leren uit deze literatuur en de maatschappelijke discussie, is dat de eigen betekenis niet de enige is, en dat het erkennen van het beeld van de ander dus ook niet het eigen beeld hoeft ontkennen of ondermijnen. Een symbool kan tegelijkertijd meerdere betekenissen hebben.
Niet alleen kan dit ons bevrijden van een onnodig fel en gepolariseerd debat; het is vooral ook essentieel voor de klacht over racisme/ cultureel imperialisme op het tweede niveau. Want dit is uiteindelijk de veel grotere bedreiging voor onze maatschappij, en verklaart de grote woede en diepe culturele angst die het Zwarte Pieten-debat zo fel op doen laaien: mensen (aan alle kanten van het debat) hebben het gevoel hebben dat hun het lidmaatschap van de Nederlandse maatschappij ontzegd wordt.

We doen dingen met taal. We kunnen mensen erkennen of negeren; uitsluiten of verwelkomen. Juist in het pietendebat is het erkennen van het beeld van de ander niet alleen de erkenning van een gezichtspunt, maar het erkennen van een persoon: als hebbende een legitieme plek in de Nederlandse samenleving, en als mede-eigenaar van onze culturele erfgoed. Uiteindelijk is het pietendebat daarmee een test op microniveau – het gaat hier, per slot van rekening, over een kinderfeestje – of we als cultureel diverse maatschappij gezamenlijk de toekomst in kunnen, of in een loopgravenoorlog ten onder zullen gaan. Als maatschappij hebben we geen andere keuze dan deze test succesvol te doorstaan, en een collectieve verantwoordelijkheid om daar naar toe te werken.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend

8 Comments

  1. Ik schrok me rot toen ik na een maand werken in Malawi in the middle of nowhere landde voor een tussenstop op Heathrow. Ik liep de hal van het vliegveld in en het eerste waar ik langs liep was een oester- en kaviaarbar. Ik kan dat moment maar niet van mijn netvlies afkrijgen. Dat woord ‘oester- en kaviaarbar’……. En het was geen kleintje ook!

  2. De kern van het Sinterklaasfeest is dat het een kinderfeest is. Logischerwijs zou daarom de aandacht naar het kind behoren te gaan. Bij een werkelijk liefdevolle focus op het kind, past geen dualisme over de hoofden van de kinderen die, maar een Sint en Piet die uit liefde voor het kind in gesprek gaat partijen.
    Bijgaand filmpje in het artikel is m.i. een voorbeeld wat de focus op het kind én de ander doet…: https://denk-wijzer.nu/sinterklaas-lage-landen/

  3. “Mijn plotselinge inzicht was omineus; ongeveer vier jaar na mijn aankomst op Schiphol [2010] barstte het maatschappelijke debat in volle hevigheid los”. Nou nee. Vooreerst is het huidige debat niet ‘losgebarsten’ in 2014, maar in 2011. Beginpunt is de gewelddadige, onrechtmatige arrestatie in Dordrecht van Quinsy Gario en Jerry Afriyie. Vanwege hun T-shirt dat zei: “Zwarte piet is racisme”.
    “In dit polariserende en, inmiddels, gewelddadige debat”. Jammer dat je gemist hebt dat het geweld van één kant komt.

  4. Ik denk dat de zaken nog complexer liggen dan een blik op de taalfilosofie doet vermoeden. We komen Zwarte Piet namelijk grofweg in twee gedaanten tegen: afbeeldingen en uitbeeldingen. Als we ons afvragen wat afbeeldingen en uitbeeldingen van Zwarte Piet moeten voorstellen (een zwarte man, of iemand die zwart is van roet), dan moeten we ons waarschijnlijk eerst verdiepen in afbeeldingstheorieën (https://stanford.io/2A0SZHo).

    1. Dank je, Luke!! Daar had ik idd ook nog iets over willen schrijven – maar woordlimieten, he! 😉 Misschien werk ik het nog eens langer uit en dan neem ik dit zeker mee.

  5. Of we met Zwarte Piet gezamenlijk de toekomst in kunnen of als cultureel diverse maatschappij ten onder zullen gaan is als afsluitende vraag wel erg overdreven aangezet. In het verleden werden katholieken, arbeiders en vrouwen heel wat meer begrip ontzegd dan onze anti-zwartepieten medeburgers. En zie: zelfs daardoor zijn we niet in een loopgravenoorlog terecht gekomen.

  6. Bedankt voor je taalfilosofische analyse van een onderwerp waarin het politieke en persoonlijke elkaar zo diep (kunnen) raken. Het is dit diep persoonlijke in relatie tot gemeenschap wat me vooral interesseert. Afgelopen week las ik een artikel (van Drucilla Cornell and Sara Murphy) over anti-racisme, muliticulturaliteit en een ‘identificatie ethiek’. Het punt van de auteurs komt overeen met het jouwe: omdat betekenis niet vast ligt, moeten individuen en groepen de vrijheid hebben om zowel zeggenschap te hebben over de betekenis die ze geven aan identiteiten die hen gegeven worden, als strijd te voeren over opgelegde identiteiten en betekenissen die hen onderdrukken of waarin ze zich niet herkennen of erkend voelen. Een taalgemeenschap is dan een gemeenschap van voortdurende strijd of onderhandeling over de relatie tussen identiteit en betekenis, die ten alle tijden veranderbaar (onderhandelbaar, bestrijdbaar) moet blijven voor iedereen. Wat ik me echter afvraag als het over het diep persoonlijke gaat en de erkenning door anderen van het hebben van een legitieme plek in de gemeenschap, is of dit niet juist het erkennen (en dit erkennen heeft een iets andere betekenis dan de eerste, het is eerder acknowledgment dan recognition) van machtsongelijkheid belemmert en van degenen die structureel de meeste klappen opvangen onevenredig veel vraagt. Het is waar dat we allemaal personen zijn die erkenning verlangen en nodig hebben voor ons bestaan binnen de/een gemeenschap, maar juist op momenten dat het debat een diep gevoelde kwestie van bestaansrecht wordt, is misschien niet zozeer erkenning nodig van iemand als persoon, maar aandacht voor bestaansvoorwaarden en het creëren van een ruimte om onpersoonlijk samen te zijn. Dit vergt het actief tegengaan van ongelijkheid, het actief stimuleren van gelijkwaardig contact en het actief modereren van affectieve relaties. Van daaruit en daarbinnen kunnen we dan zo persoonlijk worden als we willen. Ik zou dat niet zozeer een test willen noemen als een opgave en een voortdurende oefening.

    1. Dank je, Sanne – ik geloof dat ik me daarbij wel kan aansluiten – idd een voortdurende oefening.

Comments are closed.