Door Bij Nader Inzien (redactie)

Open Access van wetenschappelijke publicaties kan rekenen op brede steun onder wetenschappers. Onmiddellijke en volledige invoering van Open Access volgens ‘Plan S’ op 1.1.2020 ondermijnt echter het bestaande wetenschappelijke kwaliteitsbeleid, heeft problematische gevolgen voor jonge wetenschappers en kan duur worden: ook vanuit het perspectief van de geesteswetenschappen redenen tot grote zorgen. Een reactie richting NWO en KNAW vanuit de decanen verenigd in de geesteswetenschappelijke discipline-overleggen van de VSNU: het Disciplineoverleg Letteren en Geesteswetenschappen (DLG), het Disciplineoverleg Wijsbegeerte (DWB) en het Disciplineoverleg Godgeleerdheid (DGO).

Het is een goede ontwikkeling dat wetenschappelijke publicaties in toenemende mate door middel van Open Access (OA) algemeen toegankelijk worden. Maar het voornemen van NWO om, in lijn met Plan S, voor alle onderzoeksresultaten van NWO-projecten OA vanaf 1 januari 2020 verplicht te stellen kan de wetenschap schaden. De wijze waarop Plan S, vooralsnog gevolgd door NWO, dit beleid radicaal, zonder uitzonderingen en vrijwel on-getemporiseerd wil inzetten zonder noemenswaardig overleg met het veld en zonder serieuze discussie over de gevolgen van deze verplichting, getuigt niet van veel vertrouwen in de wetenschap en de manier waarop deze zichzelf heeft georganiseerd. In deze notitie noemen wij eerst drie implicaties die in het bijzonder relevant zijn vanuit het perspectief van de geesteswetenschappen ([1]-[3]), en adresseren daarna enkele meer algemene punten.

1.

Ten eerste is het problematisch dat voor wetenschappers met NWO- en EU-projecten door dit beleid in beginsel een heel domein van relevante tijdschriften – o.a. van learned societies– en uitgeverijen niet meer toegankelijk zijn. Voor de geesteswetenschappen geldt dat alleen al op het gebied van de tijdschriften 88% door Plan S wordt uitgesloten, en van de toptijdschriften zelfs 98%, en dan hebben we het nog niet over boekpublicaties en artikelen in bundels.[i]Dat zal met name een probleem vormen voor jongere wetenschappers die in sterke mate op NWO-onderzoeksgeld (VENI-VIDI-VICI, toptalent) aangewezen zijn. Voor de opbouw van een internationaal gangbaar cv en van een goede uitgangspositie voor internationale fondsenwerving is een publicatielijst met artikelen in erkende internationale tijdschriften en boeken bij internationale uitgevers in de geesteswetenschappen nog steeds van groot belang. Niet voor niets is in het domein van OA-publiceren de populariteit van de variant ‘hybride Open Access’, waarbij OA gepubliceerd wordt in gevestigde abonnementstijdschriften met de normale kwaliteitscontrole, sterk gestegen. Volgens het implementatieplan van Plan S mag dit alleen nog maar als die tijdschriften zich binnen drie jaar zullen bekeren tot de volledige (Gold) OA-status, en dat is dan nog een concessie ten opzichte van de eerdere plannen die ‘hybride OA’ gewoon uitsloten. Het is echter niet te verwachten dat de rest van de wereld Plan S op korte termijn zal volgen – de instituties achter Plan S dekken slechts een klein deel van de mondiale productie aan wetenschappelijke artikelen[ii]– en zelfs binnen Europa wordt Plan S in buurlanden als Duitsland en Denemarken niet onderschreven. Het is daarom een illusie te denken dat al die gevestigde internationale tijdschriften op korte termijn zullen verdwijnen of geheel overgaan op OA langs de lijnen van Plan S. Nieuw te verschijnen OA-tijdschriften blijven dan voor wetenschappers onder Plan S het enige alternatief, maar die zullen tijd nodig hebben om zich te bewijzen en een reputatie op te bouwen, en in een aantal gebieden zijn ze er hoe dan ook nog niet. Het implementatieplan (Guidance on the Implementation of Plan S) laat  vergeleken met het oorspronkelijke plan enige ruimte door onder voorwaarden vormen van ‘green’ OA – d.w.z. beschikbaar stellen van de ‘Version of Record’ (VoR) of de ‘Author’s Accepted Mansucript’ (AAM) publicatie in een repository – als een vorm van compliancemet Plan S toe te laten, maar daarmee is vooralsnog maar een deel van de betreffende tijdschriften (en een klein deel van de betreffende uitgeverijen van monografieën) afgedekt, nl. alleen voor zover zij de archiving policy‘groen’ resp. ‘blauw’ in Sherpa/Romeo volgen. Richtlijnen voor OA monografieën en boekhoofdstukken worden in het implementatieplan overigens nog in het vooruitzicht gesteld, dus hier is nog veel onduidelijk. De British Academy wijst er terecht op dat de situatie hier wezenlijk anders is dan in het geval van de tijdschriften en dat een snelle overgang naar OA voor dit type publicaties een illusie is.[iii]

2.

Ten tweede, de Geesteswetenschappen hebben, zeker in Nederland, maar ook elders, in de afgelopen jaren veel gedaan om hun beleid van kwaliteitsbewaking te standaardiseren en te verbeteren. Nederlandse wetenschappers hebben hiervoor instrumenten ontwikkeld (KNAW-rapport Kwaliteitsindicatoren in de Geesteswetenschappen(2011) en het daarop gebaseerde systeem Quality and Relevance in the Humanities) die breed draagvlak hebben en waarmee  binnen Europa vooropgelopen wordt. Deze instrumenten zijn op dit moment slechts voor een deel compatibel met OA, omdat rankings van uitgeverijen en tijdschriften in dit instrumentarium een belangrijke rol spelen. Zulke indicatoren liggen natuurlijk niet voor de eeuwigheid vast, en volgens de San Francisco Declaration on Research Assessment(DORA) moet men dit soort indicatoren bovendien met voorzichtigheid gebruiken en kunnen zij directe peer review van publicaties niet vervangen. Fair enough, dat is ook de teneur van het genoemde KNAW-rapport. Maar zeker in een gebied als de Geesteswetenschappen waar bibliometrische indicatoren notoir onbruikbaar zijn, vormen deze gegevens in veel contexten nu nog een onmisbare proxy indicatorvoor de kwaliteit en relevantie van publicaties. Plan S maakt het hanteren van deze indicatoren zo goed als onmogelijk, terwijl een bruikbaar alternatief voorlopig niet in zicht is. De stelling, verdedigd door sommigen in de discussie rond OA, dat het eigenlijk niet uitmaakt waar een wetenschapper zijn of haar bijdragen heeft gepubliceerd, lijkt om meerdere redenen aanvechtbaar, maar gaat in elk geval voorbij aan deze recente ontwikkelingen rond kwaliteitsindicatoren in de geesteswetenschappen in Nederland en aan de inspanningen van KNAW en universiteiten (inclusief de geesteswetenschappelijke discipline-overleggen van de VSNU) op dit gebied.

3.

Ten derde, de geesteswetenschappen kennen publicatievormen (denk aan breed toegankelijke historische studies, geannoteerde vertalingen van klassieke teksten, tentoonstellingscatalogi) die het resultaat zijn van wetenschappelijk onderzoek, maar die tegelijkertijd een breder publiek buiten de academie bereiken. Deze zogenoemde ‘hybride’ publicatievormen worden doorgaans op de markt gebracht door een ander type uitgeverijen dan de puur wetenschappelijke, het publiek wil ze kopen als fraai uitgegeven fysiek boek, en doorgaans is niet in te zien hoe ze OA-toegankelijk gemaakt zouden kunnen worden, in elk geval niet binnen afzienbare termijn. De overgang naar OA volgens Plan S maakt het voor wetenschappers binnen NWO-projecten onmogelijk om voor deze publicatievormen te kiezen. Gezien het feit dat de keuze voor deze publicatievormen juist een geaccepteerde en voor de hand liggende strategie is om een breder publiek te bereiken is de eis van Open Access in deze gevallen problematisch en paradoxaal.

Tot zover enkele observaties over onwenselijke implicaties van Plan S vanuit het perspectief van de Geesteswetenschappen. Maar ook in meer algemene zin lijken de implicaties van Plan S onvoldoende doordacht en zijn ook tenminste de volgende bedenkingen relevant:

4.

Het implementatieplan voor Plan S stelt dat Open Access tijdschriften ‘must have a solid system in place for review according to the standards within the relevant discipline, and according to the standards of the Committee on Publication Ethics (COPE). Details on this must be openly available through the website’. Dat is op zichzelf goed nieuws, maar het kost veel tijd en energie om zo’n systeem op te zetten voor de hele reeks nieuwe OA-tijdschriften die voor de geesteswetenschappen nodig zal zijn, waar het onrealistisch lijkt dat veel bestaande internationale toptijdschriften, die zo’n systeem al kennen, zomaar zullen overgaan tot OA. Bovendien zal een restrictief publicatiebeleid van die nieuwe tijdschriften leiden tot relatief hoge Article Processing Charges (APC’s), wat op gespannen voet kan staan met de wens van Plan S daar een ‘cap’ op te gaan zetten. Het business-model van OA bevat bovendien van nature een incentivevoor het publiceren van zo veel mogelijk artikelen. In het verleden zijn er binnen redacties van enkele Gold-OA-tijdschriften al behoorlijke conflicten geweest, waarbij redactieleden die zich geconfronteerd zagen met in hun ogen te liberale of zelfs onethische publicatie-praktijken al dan niet gedwongen aftraden.[iv]Hoe deze spanningen opgelost gaan worden, valt nog te bezien. In het implementatieplan wordt het probleem niet geadresseerd. Men kan alleen maar hopen dat het niet op termijn opgelost gaat worden (een niet denkbeeldig risico) langs de weg die in sommige kringen wel bepleit wordt, nl. door peer reviewgewoon maar af te schaffen, en het kwaliteitsoordeel aan de lezer te laten. In tijden waarin fake newsen minachting van wetenschap (o.a. ontkenning van klimaatverandering) voortdurend worden geëtaleerd is betrouwbare wetenschappelijke kennis van cruciaal belang en is de eventuele ontwikkeling naar een publicatiecultuur zonder kwaliteitstoetsing potentieel zeer schadelijk voor het vertrouwen in de wetenschap, en in politiek, epistemologisch en ethisch opzicht diep problematisch.

5.

In het implementatieplan staat verder dat de binnen Plan S toegestane OA-tijdschriften ‘must provide automatic APC waivers for authors from low-income countries and discounts for authors from middle-income countries’. Ook dit klinkt mooi, want hiermee wordt tegemoetgekomen aan eerdere kritiek op de negatieve effecten van OA voor onderzoekers in deze landen, maar ook hier blijft onduidelijk hoe dit in de praktijk gaat uitwerken. Het zal in elk geval leiden tot hogere APC’s voor Europese wetenschappers – in feite op termijn een subsidie vanuit Europese fondsen en universiteiten aan onderzoekers in een groot deel van de wereld, waarvan de omvang nog onduidelijk is, en die noch in de wetenschappelijke wereld noch in de politiek is doorgesproken.

6.

Ook de verdere financiële implicaties van het invoeren van OA volgens Plan S lijken nog steeds niet goed doordacht en geanticipeerd. Het valt niet te voorzien dat de internationale toptijdschriften op korte termijn zullen verdwijnen of en massezullen overgaan op OA. Universiteiten en bibliotheken zullen hun abonnementen niet zomaar kunnen opzeggen. In de tussentijd zullen de kosten voor APC’s aanzienlijk stijgen. Een onderzoek naar een redelijke omvang – en denkelijk: een maximum – van APC’s wordt in het implementatieplan van Plan S in het vooruitzicht gesteld. Maar iets van een redelijke schatting of calculatie ontbreekt vooralsnog. Op vrijwel ieder ander beleidsterrein zou een dergelijke ‘sprong in het duister’ ondenkbaar zijn.

Ons pleidooi is er met name op gericht om de invoering van OA zorgvuldig en in grondig overleg met alle betrokkenen te organiseren, in het volle besef van de mogelijke implicaties. Dat NWO door Plan S onder druk staat valt nog wel te begrijpen, maar de universiteiten en de KNAW hebben op dit terrein een eigen verantwoordelijkheid. Wetenschappers in de Geesteswetenschappen verzetten zich niet tegen een overgang naar steeds meer open acces. Maar de eis dat 100% hoe dan ook het doel moet zijn is dwaas, net zoals een ‘shock-therapie’ omdat het anders allemaal te lang duurt. Het is van wezenlijk belang dat dit proces op een zodanige manier vorm krijgt dat andere kernwaarden, zoals de bestaande kwaliteitsstandaarden, niet geschaad worden door een verabsolutering van de waarde van OA, dat de bedoelde en mogelijke onbedoelde implicaties voor het wetenschappelijke veld in zicht zijn en worden geëvalueerd, en dat nagedacht wordt over ‘noodrem’-procedures voor het geval er zaken significant misgaan. Het moet ook mogelijk zijn om waar dat nodig is te temporiseren of bepaalde publicatievormen, al dan niet tijdelijk, buiten schot te laten – zeker voor een gebied als de geesteswetenschappen waar het probleem van de mega-winsten van uitgeverijen nauwelijks een rol speelt en juist het radicaal omgooien van de huidige publicatiecultuur, langs de lijnen van Plan S, tot grote problemen leidt.  Al met al is verdere discussie – in NWO, VSNU en KNAW – noodzakelijk, niet alleen over het implementatieplan (dat nog veel onuitgewerkt en onopgelost laat), maar ook over de principes van Plan S zelf.[v]Wetenschappelijke kwaliteit en betrouwbaarheid dient daarbij een centraal uitgangspunt te blijven.

In afwachting van deze verdere discussie zouden onze aanbevelingen richting NWO vooralsnog de volgende zijn:

  • Sta voorlopig hybride OA toe, in elk geval voor de geesteswetenschappen (de voorwaarden die het implementatieplan geeft zijn onrealistisch).
  • Sta, in elk geval voor de geesteswetenschappen, ‘green’ OA ongeclausuleerd toe (inclusief het archiveren van preprints en inclusief het archiveren met een eventueel embargo; voor de geesteswetenschappen is dat laatste vrijwel nooit problematisch).
  • Maak expliciet ruimte voor ‘platinum’ OA (‘platinum’ OA is beter dan ‘gold’ OA!).
  • Laat bij de implementatie van Plan S boekpublicaties voorlopig buiten de OA-verplichting vallen.
  • Laat bij de implementatie van Plan S zogenoemde ‘hybride’ publicaties (wetenschappelijke publicaties die een breed publiek bereiken) principieel buiten de OA-verplichting vallen (hier werkt de praktijk van disseminatie al bevredigend en is er hier geen probleem dat opgelost moet worden met OA).

Noten

[i] Deze percentages zijn ontleend aan Table 1 van het Noorse rapport At the Crossroads of Open Access to Research. An assessment of the possible consequences of Plan S for publishing, research quality and research environments, november 2018, https://www.prio.org/Publications/Publication/?x=11146.

[ii] Het in de vorige noot genoemde Noorse rapport spreekt (p. 39) van 3, 3%. De secretaris-generaal van de LERU spreekt van ‘less than 5% of global research outputs covered by the Plan’: https://www.leru.org/news/plan-s-to-be-a-winner-plan-to-win.

[iii] Science Europe’s Plan S: making it work for all researchers, november 2018,  p. 2: https://www.thebritishacademy.ac.uk/sites/default/files/British_Academy_paper_on_Science_Europe_Plan_S.pdf. 

[iv] Zie LynnKamerlin e.a., ‘Response to Plan S from Academic Researchers: Unethical, Too Risky!’,  Betterscience.com 11 September: https://forbetterscience.com/2018/09/11/response-to-plan-s-from-academic-researchers-unethical-too-risky.

[v] Een technisch punt dat in deze notitie niet wordt gethematiseerd, maar dat wel aandacht verdient is dat het implementatieplan de Creative Commons Licentie CC BY 4.0 als default aanbeveelt. Die geeft wel erg veel vrijheden aan gebruikers, onder meer om materiaal uit OA publicaties commercieel te gebruiken, en ook om OA-teksten aan te passen of verder uit te werken zonder dit te vermelden. Een licentie van type licentie type CC BY-NC-ND 4.0 geeft deze vrijheden niet, en zou daarom te prefereren zijn. Zie hierover bijvoorbeeld het rapport Open Access and Monographs. Where are we now?

(BritishAcademy:https://www.thebritishacademy.ac.uk/sites/default/files/British_Academy_paper_on_Open_access_and_monographs-May_2018.pdf.), British Academy 2018, p.4.


Meer:

Volg ons op

TwitterInstagramFacebook

Op de hoogte blijven per mail?

Wanneer wil je een e-mail ontvangen?

Steun ons

Doneer Word vriend